Hl 5. Wanneer de vergunninghouder nalaat wat hem ter uitvoering van de onder 2 en 4 vermelde voorwaarden wordt opgelegd te doen of het niet 204 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 October 1915. en niet met de ter weerszijden daarvan overblijven- de strooken. Deze wenschen wij niet met eenigen publieken last te bezwaren en, ter voorkoming dat ze als openbare weg beschouwd en wellicht ge bruikt zullen worden, dient daarop eenige beplan ting en een eenvoudige afkeering te worden aange bracht. De langs dat terrein gelegen eigendommen zullen dus niet direct aan de publieke straat grenzen, maar daarvan door bovenbedoelde strooken ge scheiden zijn. Daardoor missen de eigenaren het recht daarop uit te wegen. Verlangen zij dat ge lijk adressant dan is dat van een vergunning af hankelijk, welke slechts tot wederopzeggens toe en onder verplichting tot het betalen van eene jaar- lijksche recognitie aan de gemeente verleend moet worden. Dit is niet meer dan billijk waar de gemeente een groot deel der lasten van de demping en alle kosten van den straataanleg voor hare rekening zal nemen, terwijl de aangrenzende eigendommen door de aldus verkregen verbetering niet onaanzienlijk in waarde zullen toenemen, zonder dat de eigenaren daarin naar billijkheid hebben bijgedragen. Wat het bedrag der recognitie aangaat, dit kan het best voor ieder geval afzonderlijk, al naar ge lang van de omstandigheden, worden bepaald. Voor het onderwerpelijke perceel achten wij een som van 10.— 's jaars voorshands voldoende. Op grond van het voorafgaande hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten: I. goed te vinden, dat op het door demping van de Zoutsloot verkregen terrein, voor zoover eigen dom der gemeente, alleen het middengedeelte, ter breedte van 3 M., wordt bestraat en de ter weers zijden daarvan overblijvende strooken niet voor den publieken dienst worden bestemd, en eenige be planting en een eenvoudige afkeering te doen aan brengen II. aan Thomas van der Noord, brandstoffen- handelaar te Leeuwarden, en zijne rechtverkrijgen den vergunning te verleenen, om van uit het per ceel, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, sec tie Gr no. 7261, gelegen aan het Zuidvliet, plaatselijk genummerd 390, tot wederopzeggens toe uit te we gen over de strook gemeentegrond tusschen dat perceel en het bestrate gedeelte van het door dem ping der Zoutsloot verkregen terrein, onder de vol gende voorwaarden: 1. Jaarlijks moet ten kantore van den gemeente ontvanger voor het dan loopende kalenderjaar vóór den ln Mei, voor het eerst echter vóór den In De cember 1915 voor het nog niet verstreken gedeelte van 1915, een bedrag van tien gulden worden vol daan. 2. De uitweg moet op kosten van den vergun ninghouder en ten genoegen van Burgemeester en Wethouders worden gemaakt en onderhouden. 3. Wanneer de gemeente of de vergunning bouder de vergunning wenscht te doen eindigen, moet deze ten minste één maand tevoren schriftelijk worden opgezegd. Bij opzegging door den vergun ninghouder moet deze niettemin de recognitie voor het loopende jaar voldoen en wel uiterlijk vóór dat de vergunning is geëindigd. 4. Binnen een maand nadat, de vergunning is geëindigd, moet alles, wat voor den uitweg is ge maakt, zijn weggenomen en het terrein ter plaatse in een goeden staat worden opgeleverd, een en an der door en ten koste van den vergunninghouder en ten genoegen van Burgemeester en Wethouders. naar behooren verricht, zal dit op zijne kosten zon der voorafgaande waarschuwing door of vanwege Burgemeester en Wethouders geschieden. De beraadslaging wordt geopend. De heer Lautenbaeh meent te weten "dat de in het voorstel bedoelde weg reeds bestraat is en dat het voorstel daartoe dus feitelijk overbodig is. Als spre ker zich wel herinnert behoorde de aanvrager van der Noord tot degenen, die geen uitgang hadden op de Zoutsloot. Andere eigenaren daarentegen had den dien uitgang wel en deze zullen nu door het plaatsen van een staket zich dien uitgang zien af gesneden. Zij kunnen dan wel, evenals van der Noord, een uitgang vragen, maar spreker vraagt zich af of dat wel billijk is. De eigenaren hebben de sloot aan de gemeente overgedragen, maar spreker is met de bijzonderheden dier overdracht niet be kend. De Voorzitter geeft toe dat de weg al bestraat is. Hij wipt er echter op dat de Raad thans alleen heeft te maken met van der Noord. Spreker begrijpt niet hoe er eigenaren kunnen zijn, die uitgang had den op de Zoutsloot. De heer Lautenbaeh: „die hadden uitgang op de strook grond langs de sloot". De Voorzitter weet niet hoe het zit met de andere perceelen. Voor het perceel van van der Noord wordt uitgang gevraagd. Als de andere eigenaars aanvragen zullen zij het ook kunnen krijgen. De heer Lautenbaeh is misschien onjuist inge licht, maar als het staket wordt geplaatst is den eigenaars der perceelen de uitgang afgesneden. Spreker kent de voorwaarden van afstand niet, maar als overeenkomstig het voorstel wordt beslo ten, is de weg naar het Vliet versperd. Het is wen- schelijk dit te bedenken. Er was één onwillige en die heeft een open terrein voor zich gehouden. Die is nu de gelukkige, hoewel hij de gemeente veel last heeft veroorzaakt. De Voorzitter kan den Raad niet inlichten om trent den vroegeren toestand. Hij neemt aan dat er een strook grond naast de sloot lag, waarop de ei genaren der panden uitgang hadden. Het bezwaar van den heer Lautenbaeh is nu, dat die uitgang wordt afgesneden door het plaatsen van het staket. Als zich dergelijke gevallen voordoen en er klach ten komen, zullen deze kunnen worden onderzocht. De aanvrager is er gekomen, toen de grond al ge meente-eigendom was, zijn reehtsvoorganger had de overdracht bewerkstelligd, en hij vraagt nu uit gang. Het is niet onbillijk, dat daarvoor eene kleine vergoeding wordt gevraagd. De heer Lautenbaeh meent dat deze aanvrager geen uitgang had. De andere eigenaars hadden dat wel en dat zijn mensehen, die niet ten volle kunnen beoordeelen, welk zwaard hun boven het hoofd hangt. Spreker voelt zich dan ook bezwaard mee te werken om hun een uitgang te ontnemen, dien zij vroeger bezaten. Als de Voorzitter echter den weg opent, dat ook zij op billijke wijze uitgang kunnen krijgen, zal spreker zich niet verzetten. De Voorzitter geeft de toezegging dat hij, afge scheiden van alles, de zaak zal onderzoeken. Hij blijft er echter bij, dat in dit geval geen onbil lijkheid wordt begaan. De beraadslaging wordt gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten over- Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 October 1915. 205 eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders. 5. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het adres van Dr. A. A. Eecen alhier e.a., houdende verzoek hunne landerijen in den omtrek van het Kalver- dijkje wederom van gemeentewege te doen bemalen enz. Dit prae-advies luidt als volgt: Ingevolge de bij raadsbesluit van 9 Februari 1915 'Handelingen blz. 16) aan Burgemeester en Wet houders verleende machtiging hebben dezen aan F. H. van Setten alhier e.a. en aan Mr. H. J. Ladenius te Almelo e.a. bericht, dat hunne landerijen nabij het Kalverdijkje met ingang van 1 Mei 1915 niet meer bemalen zullen worden door den molen der ge meente, staande aldaar op het perceel, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, sectie Gr no. 238. Thans hebben de heeren dr. A. A. Eecen alhier (gedeeltelijk rechtsopvolger van den heer Van Set ten), mr. H. J. Ladenius voornoemd en N. Th. La denius te Arnhem zich tot ons gewend met het ver zoek hunne landerijen weder in de bemaling door dien molen op te nemen gedurende één, liefst twee jaren. Zij zijn bereid een vergoeding van 2. (vroeger 1.per pondemaat (363/4 A.) en per jaar te betalen. Van de vroeger bemalen perceelen land (14), met eene gezamenlijke oppervlakte van 17.64.79 H.A. zullen, bij inwilliging van het verzoek, niet meer dan acht, te samen groot 11.58.39 H.A., door den molen bediend worden. Waar de te bemalen opper vlakte dus met ruim 34% verminderd is, schijnt de capaciteit van den molen niet meer onvoldoende. De huurder van de gemeentelijke landerijen aldaar heeft thans geen bezwaren, mits eenige, hieronder vermelde, voorwaarden worden gesteld. Ook de Directeur der gemeentewerken oppert geen bedenking en mede naar ons gevoelen is er geen reden om adressanten niet tegemoet te komen. De geboden vergoeding van 2.is voldoende. Evenwel achten wij het gewenscht niet dadelijk voor een tweejarig tijdvak de bemaling toe te staan, noch om de vergunning alleen voor dat tijdperk te verleenen. Het lijkt het meest geschikt de bemaling voorshands voor één jaar toe te laten, met de moge lijkheid die telken jare te verlengen. Blijkt dan in de praktijk dat de molen voor het oppervlak te klein is, dan kan aan de vergunning zonder bezwaar bij eenvoudige opzegging een einde worden ge maakt. Met de door ons noodig geachte voorwaar den hebben verzoekers verklaard zich te kunnen vereenigen. Terwijl wij de stukken hij U ter tafel brengen, hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten: goed te vinden, dat de perceelen weiland, kada straal bekend gemeente Leeuwarden, sectie G nos. 2835, 2834, 9253, 3973, 2855, 2832, 7741 en 7742, gele gen aan het Kalverdqkje alhier, thans behoorende de eerste drie aan dr. A. A. Eecen, geneesheer, al hier en de andere aan Mr. H. J. Ladenius, kanton rechter, te Almelo en N. Th. Ladenius te Arnhem, tot wederopzeggens toe, uiterlijk tot 1 November 1916 worden bemalen door den der gemeente behoo renden molen, staande aldaar op het perceel, kada straal bekend alsvoren no. 238, onder de volgende voorwaarden 1. De bemaling zal ook na 1 November 1916 van gemeentewege geschieden telkens voor een tijdvak van één jaar, tenzij adressanten of hunne rechts opvolgers of de gemeente ten minste telkens vóór 1 Augustus te kennen geven die bemaling te willen doen ophouden. 2. De pompen voor den aanvoer van het water naar den molen moeten vóór 1 November 1915 in orde gemaakt en van dichtsluitende schuiven voor zien zijn en ten genoegen van Burgemeester en Wethouders in goeden staat onderhouden worden door en voor rekening van adressanten of hunne rechtsopvolgers. 3. De huurder van de gemeentelijke zathe en landen aan het Kalverdijkje heeft alleen het recht de onder 2 bedoelde schuiven te openen en te slui ten, waarvoor hem of iemand van zijnentwege toe gang moet worden verleend, des noodig over de onderwerpelijke landerijen. 4. De te bemalen landerijen moeten door goede waterkeeringen, welke met den bovenkant ten min ste 1 M. boven F. Z. P. moeten zijn, van de naast liggende landerijen en het boezemwater zijn afge sloten en ten genoegen van Burgemeester en Wet houders in goeden staat worden onderhouden dooi en voor rekening van adressanten of hunne rechts opvolgers. 5. Als vergoeding moet jaarlijks vóór den 12 Mei, voor het eerst vóór den 12 Mei 1916 over het dan loopende jaar 1 November 1915/16, ten kan tore van den ontvanger dezer gemeente worden vol daan een bedrag van 2.per pondemaat(363/4 A.) bemalen land of gedeelte daarvan. Met algemeene stemmen wordt besloten over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders. 6. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot ver huring van de gardenierslanden „het Hinneland"„het Blokkeland" en het gardeniersland bij „Krom en Regt" aan Oldegalïleën, alle voor den tijd van één jaar, on derscheidenlijk aan H. S. Ritman, M. Wiemers en T. Tolsma, en H. Plantenga. Dit voorstel luidt als volgt: Het perceel gardeniersland, gelegen bij Krom en Regt aan Oldegalilëen, werd krachtens raadsbesluit van 10 November 1914 tot 1 Januari 1916 verhuurd aan Hylke Plantenga en, krachtens raadsbesluit van 23 Februari 1915, de perceelen gardeniersland „het Hinneland" aan H. S. Ritman en „het Blok keland" aan M. Wiemers en T. Tolsma tot 15 No vember 1915. Nu de bovengenoemde data van beëindiging aan staande zijn, moet omtrent de al of niet wederver huring eene beslissing worden genomen. Met het oog op de nog hangende plannen in zake den aan leg van een nieuwe begraafplaats is het niet gera den de perceelen land voor langen tijd uit handen te geven. Daarom dient de nieuwe huurtijd te eindi gen op 1 Januari 1917. De huurders, door ons ge vraagd, verklaarden tot inhuring bereid te zijn op de geldende voorwaarden en tegen denzelfden huurprijs. Gelet op den korten huurtijd wordt van eene openbare verhuring geen voor de gemeente gunstiger uitkomst verwacht. Onder overlegging van die verklaringen en met bijvoeging van de loopende overeenkomsten heb ben wij de eer U derhalve voor te stellen te beslui ten: I. het perceel gardeniersland, gelegen bij Krom en Regt aan Oldegalileën, kadastraal bekend ge meente Leeuwarden sectie F no. 1786, als moestuin en boomgaard, groot 1.58.50 H.A., en no. 1877, als schuur, groot 50 c.A., alzoo in het geheel groot 1.59.00 H.A., voor den tijd van één jaar, ingaande 1 Januari 1916, ondershands te verhuren aan Hijlke Plantenga, gardenier, te Leeuwarden, tegen de som van vijf honderd vijf en zeventig gulden en op de thans geldende voorwaarden; II. voor het tijdvak van 15 November 1915 tot 1 Januari 1917 ondershands te verhuren: ■UHfr'A' j|: iè AL L l

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1915 | | pagina 3