212 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 October 1915. ren uiten en hij leeft in de meening dat de dienst tegenwoordig goed georganiseerd is. Hij wijst erop dat men wel voorzichtig mag zijn met het trekken van conclusiën uit toestanden in grooter gemeenten dan Leeuwarden. Leeuwarden b.v. verkeert in heel andere omstandigheden dan Utrecht. Voor eene gemeente als de onze, meent spreker, bestaat er geen reden om een dergelijken dienst in te voeren. Spreker wil echter wel toezeg gen dat hij het denkbeeld van den heer Tulp in ge dachten zal houden. Maar al wordt een dienst als de heer Tulp bedoelt ingevoerd, dan zal daarin nog wel plaats zijn voor een directeur van het zieken huis. Daarom behoeft men dan ook niet met de be noeming van een geneesheer-directeur te wachten. De lieer Vonck heeft uitgeweid over het hulp ziekenhuis. Spreker heeft de hoop nog niet opge geven dat het Diaconessenhuis ons van de besmet telijke zieken afhelpt. Op grond van mondelinge mededeelingen meent spreker dit te kunnen zeggen, maar al gebeurt dit dan moeten wij toch een ge- neesheer-directeur hebben. De heer Vonck heeft uit de verzoeken aan Diaco nessenhuis en Bonifaciusgesticht de gevolgtrek king gemaakt, dat Burgemeester en Wethouders erkennen, dat de toestand niet is zooals het behoort. Spreker begrijpt heusch niet hoe de heer ATonck aan die gevolgtrekking komt. Er ware zeker veel te zeggen voor meerdere centralisatie en nu er een nieuwe Directeur en wellicht eerlang een nieuwe Directrice moet benoemd worden, was het oogen- blik daar om te trachten een regeling met de zoo even genoemde instellingen te treffen. Maar dat wil nog niet zeggen dat het ziekenhuis niet deugt. De heer Vonck beroept zich verder op het inwer king treden der Ziektewet. Als deze wet dezelfde uitwerking heeft als de Ongevallenwet, komen er minder patiënten. Dan komt er toch bij de betrok kenen meer geld voor verpleging beschikbaar en is de liefhebberij om in het Stads Ziekenhuis te gaan niet zoo groot. De mensehen willen dan liever niet te midden der behoeftige patiënten worden ver pleegd. Dat argument van den heer Vonck pleit er derhalve eerder voor om met uitbreiding van het ziekenhuis voorzichtig te zijn. De bedoeling van den heer Vonck is spreker niet recht duidelijk. Hij heeft een beeld opgehangen van een ziekenhuis zooals het moet zijn, met een tuin, een reconvalescenten-zaal enz. en zegt dat de zusters nu, als ze een brief willen schrijven, dit op de slaap kamer doen. Spreker doet opmerken dat de zusters een zitkamer hebben. Maar wat heeft dit toekomst- beeld met de oproeping voor Directeur te maken? Verder wil spreker er den nadruk op leggen dat de voorstelling van den heer Hiemstra ook abso luut onjuist is. Vroeger is er spreker meent door den heer Beekhuis ook al eens iets dergelijks ge zegd. Het is gemakkelijk te schelden op iets wat men heeft, maar spreker ontkent ten stelligste de juistheid van die voorstellingen. De ruimte in het ziekenhuis toch is voldoende, want nog nooit be hoefde, voorzoover spreker bekend, er iemand we gens plaatsgebrek te worden afgewezen. Het is er bovendien keurig netjes. Indertijd zijn, naar aanleiding van dergelijke smalende uitlatingen, alle leden van den Raad uitgenoodigd om het ziekenhuis te bekijken. De heer van Eden heeft er twee middagen voor gezeten en van de 25 leden zijn er 5 geweest. Als men zich dus ongerust had gemaakt zouden er wel meer raadsleden gekomen zijn. Ook de heer Vonck is er niet geweest. De heer Vonck: „ik ken het ziekenhuis wel". De Voorzitter vervolgt en zegt dat het zieken huis is een buitengewoon nette inrichting, met centrale verwarming, goed licht, overal warm wa ter, een mooie spoelinrichting, in een woord dat het in zijn soort eene buitengewoon nette inrichting is. Dat er verouderde wantoestanden bestaan is abso luut onjuist. De heer Vonck zegt dat, als liet toekomstbeeld dat hij zich droomt gereed is, het oogenblik daar is 0111 een geneesheer-directeur te benoemen, omdat er een geheel ander man noodig is voor een modern ziekenhuis. Hij maakt om dit aan te toonen eene vergelijking met de reiniging. Die vergelijking gaat in liet geheel niet op. Gaan alle vergelijkingen mank, deze heeft dat gebrek in groote mate. Bij de reiniging toch wordt een geheel andere manier van opruiming der afval overwogen. Dit is natuurlijk een heel ander geval. Ten opzichte van het ziekenhuis bestaat voorals nog geenerlei plan om een ander te bouwen. Waar het zon moeten komen, of daar werkelijk behoefte aan is, dit zijn nog open vragen. Dat nu de heer Vonck daarom met de benoeming van een direc teur wil wachten, begrijpt spreker niet. Spreker doet opmerken dat het geen medische kwestie is. leder die eenig begrip van organisatie heeft zal moeten toegeven dat in deze inrichting, waar men de menschen uit de laagste kringen krijgt, één man moet zijn, die de baas is. Als men nu telken jare een ander neemt dan oefenen A, B en C het zelfde gezag niet uit. Zij behoeven elkaar daarom nog niet in de haren te vliegen. Onder de genees kundigen, en dit is wel bekend, heerscht soms ver schil van meening. De een wil iets op eene bepaal de manier inrichten, een ander is daar tegen. Ook op het gebied van instrumenten heerschten verschil lende opvattingen en als er nu telken jare een ander de leiding heeft zal dit niet nalaten invloed uit te oefenen en zullen er b.v. dikwijls instrumen ten worden afgekeurd. De heer Vonck heeft gezegd alle gegadigden ge schikt te achten. Het is mogelijk. Als dit evenwel heteekent dat allen even geschikt zijn om als leider op te treden, dan is dat niet waar. Voor de betrek king van geneesheer-directeur van een klein zie kenhuis zijn eigenschappen noodig, die niet ieder een bezit en die men zeker niet zoekt bij iederen stadsarts. Stadsarts zijn verschillende geneeskun digen in de gemeente een tijd geweest, maar iedere stadsarts is niet geschikt voor geneesheer-direc teur. Bovendien, dit heeft de Commissie van Be heer duidelijk doen uitkomen, is de opleiding der zusters beter, als deze in één hand blijft. De heer Hiemstra heeft gezegd dat het geen be zwaar is dat alle drie artsen tegelijk komen. Het bezwaar is echter niet dat er geen plaats is voor 3 dokters tegelijk, maar dat in die beperkte ruimte 3 dokters hun patiënten hebben. Met het oog op te nemen maatregelen is het noodig dat de leiding in één hand blijft en de Commissie van Beheer stelt daarop hoogen prijs. Een ander motief van den heer Hiemstra is de kwestie van de vrije artsenkeuze. Burgemeester en Wethouders zeggen dat de arme patiënten die vrije artsenkeuze toch niet hebben. Bij verhuizing naar een andere wijk wordt hun ook een andere stads arts aangewezen. Dan hebben zij toch ook niet de vrije artsenkeuze. In een dorp moet men ook den dokter nemen die er is en de ervaring heeft geleerd dat de minst ontwikkelden het meest los van den dokter zijn en dat zij gemakkelijk hun vertrouwen schen ken aan een anderen arts. Als spreker zich niet ver gist heeft de Maatschappij tot bevordering der ge neeskunde nooit voor de vrije artsenkeuze bij ar menpraktijk gepleit en heeft men in medische krin Verslag van de handelingen van den Gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 October 1915. 213 gen de onmogelijkheid ervan ingezien. Door geen enkel van de argumenten van den heer Vonck is de Commissie van Beheer teruggekomen van hare meening, dat eene regeling als de heer Vonck wenscht den dienst in het ziekenhuis desorgani seert. Die maatregelen zijn ook niet als overgangs toestand te aanvaarden. Ten slotte wil spreker nog doen opmerken dat liet wel merkwaardig is dat de menschen, die als zij klachten hebben, de burgemeesterskamer wel weten te vinden, nog nooit met klachten betreffende de behandeling in het ziekenhuis bij hem zijn geweest. Integendeel, spreker heeft een buitengewoon las tige patiënt bij zich gehad die zich verplicht gevoel de te komen bedanken voor de uitstekende behan deling in het ziekenhuis. De toestand is werkelijk goed en spreker herhaalt dat de regeling, zooals de heer Vonck die wenscht, eene zeer slechte uit werking zou hebben. De heer Binnerts heeft intusschen de vergade ring verlaten. De heer Schoondermark (wethouder) is het in veel opzichten met den Voorzitter eens. Het. spijt spreker evenwel, dat hij zijne verwondering moet te kennen geven over de belangstelling van heeren doktoren in deze zaak. Die belangstelling heeft bij hern een gevoel gewekt dat riekt naar wantrouwen, naar eigenbelang. Spreker is tot de overtuiging ge komen dat die belangstelling zeer zou afnemen, als de Raad een geneesheer-directeur kon benoe men, die totaal onafhankelijk is en geen praktijk mag uitoefenen. Spreker heeft den Voorzitter ge vraagd of zulks niet mogelijk zou zijn en de voor zitter heeft geantwoord dat de betrekking daarvoor te klein was. Spreker heeft toen een nota ingediend aan Burgemeester en Wethouders met de vraag of het niet mogelijk zou zijn iemand voor een derge lijke betrekking op te roepen en daarover in te win nen het advies der Commissie van Beheer. Spreker kan daarover niet oordeelen en het is gebleken dat ook de Commissie van Beheer daarvoor geen op lossing wist. Spreker vraagt of het nu niet beter is in deze kwestie deskundig advies te vragen, daar, hij moet het tot zijn pijt zeggen, niemand van de raadsleden ertoe in staat is, om een juist oor deel te vellen. Is het dan ook niet beter om aan de maatschappij tot bevordering* der geneeskunde te vragen of niet een of meer leden van het Hoofdbe stuur b.v. bereid zijn den Raad in deze van voor lichting te dienen. Er zijn nu drie stadsartsen en een is geneesheer-directeur. Is het b.v. nu onmo gelijk dat er twee stadsartsen worden aangesteld waarvan de een geneesheer-directeur, de andere ad junct-directeur wordt? Spreker noch een der andere leden van den Raad kan daarover oordeelen. Daar om zou spreker de hulp van de Nederlandsche maatschappij tot bevordering der geneeskunde wil len inroepen. De heer Hiemstra heeft van den Voorzitter ge hoord dat er al eens eerder aanmerkingen op het ziekenhuis zijn gemaakt en in dit verband gezegd dat het gemakkelijk is op iets te schelden. Misschien is deze opmerking gericht aan het adres van den heer Beekhuis, spreker weet dat niet, maar hij wil den bal terugkaatsen. Spreker heeft in liet geheel niet gescholden, maar alleen weergegeven wat in de stukken staat. Hij heeft dan ook gezegd: als het waar is wat daar staat, dan is de toestand onhoud baar. Spreker heeft geen enkele beschuldiging uit gesproken en als er dan ook van schelden wordt gesproken, wijst spreker dat terug naar de Com missie van Beheer, die het ziekenhuis erg heeft af getakeld. De Voorzitter heeft gezegd: het ziekenhuis is goed. Het is een nette inrichting waaraan niet veel mankeert, alleen, zegt de voorzitter, is het wat klein en is het onmogelijk er drie artsen te hebben, die elk op hunne beurt geneesheer-directeur zijn. Dat is alleen een argument tegen de wisseling van den eerstaanwezenden geneesheer. Als er een vaste geneesheer-directeur wordt benoemd, is het be zwaar opgeheven. De Voorzitter heeft gezegd dat er één moet zijn die de leiding heeft, omdat de pa tiënten tot de laagste klassen der maatschappij be lmoren. Spreker heeft daarvan den indruk gekre gen dat dit iemand moet zijn met biceps. Vroeger was er ook een directeur. Was die zoo dikwijls in het ziekenhuis om voor de handhaving der orde te zorgen? Spreker gelooft niet dat dit het geval was. Wat de voorzitter w*il kan dan ook wel worden be reikt door de aanstelling van een eerstaanwezend geneesheer. De Voorzitter heeft verder gezegd dat de directrice prijs stelt op de benoeming van een directeur. Spreker gelooft wel dat dit voor de di rectrice gemakkelijker is. Het ziekenhuis is er echter niet in het belang der directrice, maar in dat van de patiënten. De Commissie van beheer heeft verschil lende dingen naar voren gebracht, waaruit spreker zijne conclusiën heeft getrokken. Spreker heeft ge vraagd waarom kan hier niet gebeuren wat in een ander ziekenhuis wel kan. Als dat onmogelijk is dan concludeert spreker daaruit, dat het zieken huis niet deugt. Burgemeester en Wethouders zeggen dat de arme patiënten de vrije artsenkeuze toch niet heb ben. Spreker is het daarmee eens. Het is evenwel toch mogelijk dat zij een bepaald vertrouwen stellen in een geneesheer en dan is het eene verslechtering als zij in een bepaald stadium weer door een ande ren dokter moeten worden behandeld. Spreker voelt zeer veel voor de vrije artsenkeuze en nu mag de Maatschappij tot bevordering der geneeskunde daar niet voor zijn, die maatschappij is er niet voor de bevordering van de belangen der patiënten, maar van die van de artsen zelf. Het is eene ge wone vakvereeniging. Als de doktoren hun zin niet kunnen krijgen laten zij de patiënten onbehandeld, gaan ze staken, evengoed als de werkman dat doet. Spreker neemt dan ook niets terug van hetgeen hij te dezen opzichte heeft gezegd, maar wil wel den middenweg bewandelen door den heer Schoon dermark aangegeven. De heer Vonck ziet zich genoopt nogmaals het woord te voeren omdat hij het met de argumenten, door den voorzitter tegen zijn beschouwingen aan gevoerd, niet eens is. De Voorzitter zegt dat de besprekingen met de beide groote ziekenhuizen over opname der gemeen te-patiënten, niet de erkenning in zich sluiten dat er wat hapert aan hun tegenwoordige verpleging. Nu is de ziekenhuisquestie in dezen Raad in de laatste 30 jaar herhaaldelijk besproken en telkens werd door alleszins bevoegden de onhoudbaarheid van den toestand in het licht gesteld, vooral ook met het oog op de verpleging der lijders aan be smettelijke ziekte maar nimmer leidden die be sprekingen tot eenig resultaat. Nu echter Burgemeester en Wethouders blijkens de gevoerde onderhandelingen zelf er naar getracht hebben de zaak tot een goede oplossing te brengen, meende spreker gerechtigd te zijn tot de bewering dat thans officiëel is erkend, dat de bestaande toe stand niet is, zooals hij behoort te zijn. Het blijkt dat hij zich toch nog heeft vergist. Dat neemt echter niet weg, dat wij niet tevreden mogen zijn en naar verbetering moeten streven en in nauw verband hiermede staat cle vraag of wij thans reeds tot de benoeming van een geneesheer-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1915 | | pagina 7