216 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 October 1915. dezer zake te adviseeren. Spreker merkt op dat er in het geheele land geen twee gemeenten zijn die op gelijke wijze hebben voorzien in den geneeskun digen dienst, dat dan ook geen enkele gemeente een dienst heeft zooals die hier bestaat. Het zal daarom voor een buitenstaander verbazend moeilijk zijn om uit te maken wat voor Leeuwarden het bes te past. Spreker zou alleen dan met dit voorstel kunnen medegaan als een of twee Leeuwarder art sen aan de besprekingen konden deelnemen. De heer Hiemstra beeft alleen de bedoeling om de wisseling van den eerstaanwezenden geneesheer uit te schakelen. Overigens blijft het voorstel-Vonck gelijk in dier voege, dat elke arts zijn eigen patiën ten behandelt. De Voorzitter wijst erop dat wat de heer Hiem stra wil, feitelijk de toestand van thans is. In de verordening staat: een van de stadsartsen is belast met de leiding. Dit is geheel iets anders dan de behandeling der patiënten op te dragen aan de drie stadsartsen. Wat de heer Hiemstra wil, spreker herhaalt het, staat letterlijk in de verordening. De heer Tulp vraagt of het niet beter is de behan deling te schorsen. Er komen zooveel nieuwe denk beelden, dat daarover wel eens mag worden ge dacht. De Voorzitter wijst er op dat de toestand niet is zooals het moet zijn en dat het wenschelijk is een derden stadsarts te benoemen. Er is toch al eenige maanden tijd geweest om over de zaak na te den ken. De heer Tulp: toen hadden wij nog niet de denk beelden van de heeren Vonck en Hiemstra gehoord. De Voorzitter is van oordeel dat deze zaak nu van alle kanten voldoende is belicht. Tegen het voorstel-Berghuis heeft preker bezwaar, daar een nieuw onderzoek weer tijd kost. Het denkbeeld van beperking van den directeur in de particuliere praktijk is door Burgemeester en Wethouders reeds onderzocht en ook door de Commissie van Beheer. Alles wat aanleiding kan geven tot aanhouding is voor de zaak verderfelijk. Er kan nu wel een be sluit worden genomen. De heer Berghuis kan zich wel vereenigen met het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Zijn voorstel heeft dan ook alleen de bedoeling om de partijen tot elkander te brengen. Als het voorstel van Burgemeester en Wethouders kans van aan neming heeft wil spreker zijn voorstel wel intrek ken. De Voorzitter doet opmerken, dat zijn angst al leen was dat het voorstel-Berghuis tot uitstel zou leiden. De heer Berghuis: „als u het voorstel van Bur gemeester en Wethouders eerst in stemming brengt kan u het onze zoolang ter zijde leggen". De Voorzitter: „Burgemeester en Wethouders hebben geen voorstel gedaan. Er is alleen een voor stel-Vonck. Als dat wordt verworpen blijft het uwe over". De heer Hiemstra trekt zijn amendement in. De Voorzitter deelt mede dat de heer Hiemstra diens amendement heeft ingetrokken. Het maakt derhalve geen onderwerp van beraadslaging meer uit. De heer Vonck heeft gemerkt dat het grootste bezwaar de jaarlijksche wisseling is. Hij wil daar om voorstellen een van de stadsartsen te benoemen tot eerst-aanwezend geneesheer, terwijl de beide an deren belast worden met de behandeling hunner eigen patiënten. Het betreft dus alleen eene wijzi ging van punt b. De heer Koopmans zegt dat het salaris van den directeur zooveel wordt verlaagd. Hij vraagt hoe de instructie luidt en welke de verplichtingen zijn. Zal het salaris daarmee evenredig zijn! De heer Oosterhoff (wethouder) meent dat als onderdeel b van het voorstel-Vonck veranderd wordt, ook de salariëering wijziging zal moeten on dergaan. De heer Vonck meent dat dit kan blijven. De bei de stadsartsen blijven n.l. hun eigen patiënten be handelen. Dit werk wordt den eerstaanwezenden arts uit handen genomen. De Voorzitter meent dat de toestand nu geheel verandert. Er moet dan een directeur worden opgeroepen op een salaris van 1500.Deze heeft dan alleen zyn eigen patiënten te behandelen. De heer Vonck acht die betrekking met 1500. goed betaald. De heer Koopinans zegt dat door het voorstel- Vonck de keus beperkt wordt tot de stadsartsen, en dit aantal te klein is om eene benoeming hieruit te doen. De tegenwoordige doctoren kennen wij, en het zou nu misschien geen bezwaar opleveren, maar men stelt het bij verordening vast, en is daarmede voor de toekomst ook gebonden. Over de zaak zelve heeft hij niet willen spreken, omdat hij als leek daarover moeilijk kan oordeelen en dit liever aan meer bevoegden overlaat. Desniettemin wenscht hij toch te verklaren, dat hij tegen het voorstel zal stemmen, omdat het hem uit een administratief oogpunt noodzakelijk voorkomt, dat de leiding van het ziekenhuis in één hand blijft. De heer P. A. de Haan meent dat het gewenseht is, dat de Baad zich nu alléén uitspreekt of hij vóór of tegen de benoeming van een directeur is. Later kan dan worden uitgemaakt hoe die taak moet wor den opgevat. Wordt besloten geen directeur te be noemen, dan is daarmee uitgemaakt dat de Raad zich vereenigt met het denkbeeld van den heer Vonck. De Voorzitter wijst erop dat door het denkbeeld van den heer de Haan te volgen, de geheele zaak weer op losse schroeven komt te staan. De heer P. A. de Haan heeft zijn denkbeeld geop perd om eene zuivere stemming te krijgen. Enkele leden toch, niet met den tegenwoordigen toestand tevreden, zullen daarom misschien meegaan met de voorstanders van 't plan Vonck, en zoo te zamen een meerderheid vormen. De Voorzitter doet opmerken dat van het voor stel-Vonck nu alleen c en d overblijven. De heer Vonck blijft bij zijn amendement persis- teeren en wil b lezen zooals hij zooeven heeft voor gesteld. De Voorzitter herhaalt dat, wat de heer Vonck nu wil, reeds in de verordening staat. En wat nu in eene verordenig reeds staat behoeft niet opnieuw te worden besloten. De heer Hiemstra zegt dat niemand het meer be grijpt. De heer Koopmans zegt nu dat de directeur uit de stadsartsen moet worden benoemd en dat is, naar spreker meent, onjuist. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 October 1915. 217 De Voorzitter is van oordeel dat de heer Koop mans de zaak volkomen juist heeft begrepen. Er zijn drie stadsartsen en een ervan moet directeur zijn. De heer Vonck wil alleen verandering brengen in de verdeeling van het salaris. De eerstaanwezende geneesheer 1500.en de stadsartsen, die hun eigen patiënten behandelen 1000. De heer Koopmans herhaalt dat de Raad bij aan neming van het voorstel-Vonck in de keuze van een directeur wordt beperkt tot de stadsartsen. De beraadslaging wordt gesloten. De heer Hiemstra stelt voor het voorstel-Vonck gesplitst in stemming te brengen. Dit voorstel wordt verworpen met 12 tegen 9 stemmen. Vóór stemmen de heeren: Tiemersma, Cohen, van de Vall, Schaafsma, Peletier, Zandstra, Vonck. H. P. de Haan en Hiemstra. Tegen de heeren: Menalda, P. A. de Haan, de Vos, Lautenbach, Berghuis, Tulp, Koopmans, Fransen, Oosterhoff, Sehoondermark, van Sloter- dijck en Haverschmidt. De onderdeelen c en d van het voorstel-Vonck worden verworpen met 14 tegen 7 stemmen. Vóór stemmen de heeren: Tiemersma, Cohen, Pe letier, Fransen, Vonck, H. P. de Haan en Hiemstra. Tegen de heeren: Menalda, P. A. de Haan, de Vos, van de Vall, Lautenbach, Berghuis, Schaaf sma, Tulp, Zandstra, Koopmans Oosterhoff, Sehoondermark, van Sloterdijck en Haverschmidt. Het voorstel-Berghuis-de Vos wordt aangeno men met 14 tegen 7 stemmen. Vóór stemmen de heeren: Tiemersma, Cohen, P. A. de Haan, de Vos, van de Vall, Lautenbach, Berghuis, Schaafsma, Tulp, Peletier, Zandstra, Vonck, H. P. de Haan en Sehoondermark. Tegen de heeren: Menalda, Koopmans, Fransen, Oosterhoff, Hiemstra, van Sloterdijck en Haver schmidt. VIII. De Voorzitter verleent thans het woord aan den lieer Schaafsma tot het stellen zijner vraag. De heer Schaafsma zegt dat er door enkele orga nisaties aan den burgemeester naar aanleiding van den verhoogden melkprijs adressen zijn gezonden en dat hij naar aanleiding daarvan enkele vragen wenscht te doen. Door den burgemeester is voor de melk een vrij hooge maximumprijs vastgesteld, welke onmiddel lijk den volgenden dag door de melkverkoopers als minimumprijs is aangenomen. Zij hebben direct 11 cent per Liter gevraagd. Een prijsstijging van meer dan 20 op het artikel melk lijkt spreker al te kras en waar het een bij uitstek geschikt volksvoedsel geldt is dit van zoo overwegend belang, dat deze zaak de aandacht ten volle waard is. Spreker heeft er aanleiding in gevonden den burgemeester te vra gen of deze ook gronden kan vinden den maxi mumprijs van volle melk te herzien. Verder wenscht spreker te vragen of de burgemeester ook genegen is een maximumprijs vast te stellen voor karne melk, die nu al 7 cent en ondermelk die nu al 5 cent kost. In andere gemeenten o.a. Baarderadeel zijn die prijzen respectievelijk voor volle melk 9, voor karnemelk 4, voor ondermelk S1/» cent per Liter. In verschillende gemeenten zijn de prijzen al verlaagd, in Dokkum zelfs van 15 tot 9 cent voor volle melk. Spreker meent dan ook dat eene herziening der melkprijzen een groot volksbelang is. De Voorzitter is niet van plan den maximumprijs voor volle melk te verlagen. Binnenkort evenwel staat er op dit gebied iets te gebeuren, waarover spreker in het belang der zaak echter nog geen me- dedeelingen kan doen. De heer Schaafsma vraagt, of het dan niet mo gelijk is melk tegen verminderden prijs beschik baar te stellen of zooals in Amsterdam gebeurt, dit van gemeentewege te doen voor de minder ge goeden. De Voorzitter antwoordt dat het aanbod daartoe wel is gedaan, maar dat hij het niet bij Burgemees ter en Wethouders heeft overgebracht, omdat hij het op het oogenblik niet wenschelijk acht. Niets meer te behandelen zijnde sluit de Voorzit ter de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1915 | | pagina 9