28(> Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 December 1915. vooruit dat de daarin gestelde vraag, om een ge neesheer-directeur te benoemen met een beperkte praktijk tot niets zou leiden, tenzij dan de Raad zegt 4000.over te hebben voor een ambtenaar, die zijn werk in een paar uur per dag gemakkelijk af kon doen. Spreker sluit zich dan ook geheel aan bij liet gevoelen der Commissie van Beheer: „dat de tegenwoordige omvang dezer inrichting, „die voldoet aan de bestaande behoefte, niet van „dien aard is, dat zij het noodig acht een Genees- „heer-IHrecteur aan te stellen, die bijna uitsluitend „voor de verpleegden in het Stadsziekenhuis en het Hulpziekenhuis werkzaam is. De te benoemen „internist zou daarbij niet voldoende werk vinden"; en later: „In verhouding tot den in het Ziekenhuis te ver dichten arbeid zou de Gemeente te veel moeten „betalen". Spreker wil echter den nadruk leggen op de woorden: „bij den tegenwoordigen omvang". Zonder terug te willen komen m zijn vroegere be schouwingen wenscht hij de mogelijkheid in het licht te stellen dat in den loop der eerstvolgende ja ren, die omvang kan toenemen, dat de noodzake lijkheid kan ontstaan om ons ziekenhuis te vergroo- fen en te moderniseeren en dat vooral het besef le vendig zal worden, dat wij niet het recht hebben onze lijders aan besmettelijke ziekten langer te doen verplegen in de middeneenwsehe inrichting op de Voorstreek. Spreker gaat daarom aecoord met de „grootst mogelijke" minderheid in het College van Burge meester en Wethouders, die tijdelijke voorziening wil. Al komt het hem in de tegenwoordige omstan digheden ongeschikt voor een geneesheer-directeur te benoemen met een beperkte praktijk, later in veranderde omstandigheden, zou dat gebiedend noodzakelijk kunnen blijken. Spreker acht het dan ook zaak een tijdelijke voorziening te treffen en den tegenwoordigen toestand niet voor een menschen- leeftijd Vast te leggen. De Voorzitter deelt mede dat door de heeren de Vos, Berghuis, Attema, Tulp en Hiemstra het vol gend voorstel is ingediend: Ondergeteekenden, door het advies van de Com missie van beheer over het Stadsziekenhuis, en het tegenwoordige voorstel van Burgemeester en Wet houders, waarin h.i. hoegenaamd geene motieven van belang voorkomen, niet overtuigd, dat de com binatie stadsarts-geneesheer-directeur met particu liere praktijk geen bezwaar oplevert ten nadeele van den dienst in het Stadsziekenhuis en bij de be hoef tigen. stellen voor de benoeming van een geneesheer-di recteur op te schorten en verzoeken Burgemeester en Wethouders, na advies eener door hen te benoemen commissie van deskundigen, te komen met voorstellen, waarbij o 1' de armenpraktijk inbegrepen het directeurschap van het ziekenhuis) en alle andere geneeskundige gemeentediensten wordt opgedragen aan een of meer doktoren, uitsluitend als ambtenaar of ambte naren in dienst der gemeente, zij het ook uitgezon derd consultatieve en gedeeltelijk specialistische of chirurgische praktijk- o f de armenpraktijk wordt ondergebracht bij de ziekenfondsen hier ter stede, waardoor de zoogenaamde vrije artsen-keuze wordt gewaarborgd, in dit geval met nadere regeling der overige geneeskundige gemeentediensten. De heer Schoondermark wethouder) verklaart zich tegen de motie cm de eenvoudige reden dat ze hem veel te geleerd is. Wij kunnen niet zeggen: zoo willen wij het hebben, want wij weten er allen niets van. Spreker is uitgegaan van de veronderstelling dat hij van deze zaken niets weet en hij wil zijn tem niet geven alvorens volledig te zijn ingelicht. Spreker wil niet worden ingelicht in eene bepaalde richting, maar hij wil door deskundigen worden in gelicht ten opzichte van wat hier met het Zieken huis moet gebeuren, nu het niet meer voldoet aan de eischen, die men mag en moet stellen. Leeuwarden groeit en nu is spreker bang dat wij met het Ziekenhuis morgen zullen zijn in de positie van een grooten jongen met een korte broek, ten minste als de stadsregeering er niet voor zorgt clat de broek meegroeit. Het Ziekenhuis is al in een te korte broek en nu moet de broek niet nog korter worden als wij daarmee niet een bespottelijk figuur willen slaan. Spreker behoort daarom tot de min derheid in het College van Burgemeester en Wet houders. In de vorige vergadering heeft spreker zijn spijt uitgedrukt en hij wil die betuiging van spijt nog wat aandikken, omdat hij te algemeen heeft gespro ken. Spreker heeft gezegd: „het spijt spreker evenwel dat hij zijne verwon dering moet te kennen geven over de belangstel ling van heeren doktoren in deze zaak". Dat is te algemeen gezegd. Sprekers bedoeling was om te doen uitkomen dat de belangstelling van sommige doktoren zijne ver wondering wekte. Spreker heeft niet die doktoren op het oog, die in het openbaar over deze zaak ge sproken ot geschreven hebben, maar die, welke hem persoonlijk over de zaak hebben gesproken. Daar uit bleek hem het eigenbelang en hij neemt nu de gelegenheid te baat om het toen gesprokene te re- dresseeren. Spreker meent dat men liet bestaande stelsel niet moet eontinueeren. Zijne bedoeling en die van den heer Binnerts is dat er een ambtenaar komt, die de gemeente over drie jaar weer kwijt kan. Een ambte naar, geneesheer-directeur voor het Ziekenhuis der toekomst, is niet in de buurt te krijgen. De tegen woordige directeur is een der stadsartsen. Later, als er een geheel ander stelsel van een Ziekenhuis komt, moet er een geheel ander hoofd komen. Dat moet zijn een up to date man en niet iemand, die al jaren in de praktijk is of een stadsarts, die wel eens lust voor het directeurschap voelt. Voor drie jaar nu kan de toestand op deze leest geschoeid blijven en kan een der stadsartsen met het directeurschap worden belast. In dat tijdvak is er tijd voor ernstig onderzoek en niet zooals dat nu is gedaan door het vragen van advies aan de Commissie van Beheer, maar dan wil spreker den blik verder laten gaan. De heer Hiemstra zegt dat, toen het Ziekenhuis aan de orde kwam, de Raad niet alleen door deze kwestie werd beheerseht, maar ook door de genees kundige verzorging der behoef tigen. Men heeft ge voeld dat er iets niet in orde was n.l. in het systeem, en dat men moet zoeken naar een beter. Vandaar dat in de motie is gecombineerd de kwestie van het Ziekenhuis en de algemeene herziening van de ar menpraktijk. De heer Schoondermark heeft zich tegen de motie verklaard, omdat hij van deskundige zijde wil wor den ingelicht. In die motie nu is iets dergelijks voor gesteld n.l. dit dat Burgemeester en Wethouders zich door deskundigen laten voorlichten om daarna met voorstellen bij den Raad te komen. Aan eene Commissie van deskundigen zal worden gevraagd een onderzoek in te stellen naar het sys teem van behandeling der armen in het Ziekenhuis om daarna aan te geven op welke wijze daarin ver betering kan worden aangebracht. Verslag van dc handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 December 1915. 287 In de motie is uiteengezet op welke wijze de voorstellers zich de behandeling der behoeftigen voorstellen. Dat is geen technische kwestie, maar een kwestie die de Raad kan uitmaken. De wethouder nu behoort tot de minderheid, die een geneesheer-directeur voor drie jaar wil benoe men ten einde in dien tusschentijd een onderzoek in te stellen. Er moet dus een voorstel komen tot het instellen van een onderzoek en dat zit in de motie belichaamd. De heer Schoondermark kan derhalve wel met de motie meegaan. De heer Binnerts (wethouder wijst erop, dat de minderheid in het college een geneesheer-directeur wil benoemen voor drie jaar, 0111 in dien tusschen tijd een onderzoek in te stellen. Dit is door den heer de Vos bestreden, omdat hij vreest, dat de drie jaar, zes jaar zullen worden. Als dat het gevolg zal worden, dan is de bedoeling van de minderheid niet bereikt. Deze bedoelt toch na drie jaar volkomen vrij te zijn. Spreker gelooft dan ook, dat de vrees van den heer de Vos sterk overdreven is. Als de Raad tot eene benoeming voor drie jaar overgaat, behoeft hij niet bevreesd te zijn, dat de toestand zal worden be stendigd. Als tot eene tijdelijke benoeming wordt overgegaan, zal, wat ook in de motie staat, een on derzoek worden ingesteld. Er staat nu in de uiteenzetting van de minder heid: „met de daardoor opgedane kennis, kan dan na derhand tijdig een meer juiste beslissing worden „genomen enz.". Dat veronderstelt dus ook een onderzoek. Spre ker gelooft, dat zijn standpunt ten opzichte der motie anders kan zijn dan dat van den heer Schoon dermark, en dat hij er wel vóór kan stemmen, mits de kwestie van het opschorten der benoeming eruit verdwijne, en vervangen wordt door eene tijdelijke benoeming voor drie jaar. De motie ligt dan geheel in de lijn der minderheid van het College van Bur gemeester en Wethouders. De heer Tulp kan zich niet begrijpen dat de heer Schoondermark niet met de motie kan meegaan. Wat toch de wethouder wil, willen de voorstellers der motie ook. Zij willen een uitgebreid onderzoek naar den geneeskundigen dienst, hoeveel huisbezoe ken worden afgelegd, hoeveel werk de armendokto- ren hebben, naar den werkkring der schoolartsen enz. De bedoeling is den geheelen geneeskundigen dienst te brengen in handen van artsen zonder par ticuliere praktjjk en om daarnaar een onderzoek in te stellen. Spreker en zijne medevoorstellers zijn niet tevreden met de geneeskundige behandeling der behoeftigen en zij willen die behandeling zoo goed mogelijk doen worden, wel wetende, dat dit financiëele offers vraagt. De heer de Vos wil niets afdingen op het bestaan de ziekenhuis. Men zou n.l. kunnen meenen, dat het een onding is, maar dat is niet het geval. Door de welwillendheid van de directrice is 11ij in staat ge steld de inrichting te bezien en hij moet erkennen dat ervan is gemaakt, wat ervan te maken was. Hij heeft daarvoor dan ook allen lof. Men zal spreker evenwel moeten toegeven dat men met den tijd moet meegaan en dat er eene reorganisatie moet ko men. Dat alles ligt opgesloten in de ingediende mo tie. Spreker blijft erbij, dat de Raad er berouw van zal hebben als hij een geneesheer-directeur voor drie jaar benoemt. Heeft men toch iemand, een sympa thiek persoon, die goed zijn plicht doet, dan komt men er niet licht toe dien man aan den dijk te zet ten. Er is dan ook geen enkele reden waarom men den geneesheer-directeur, vooral omdat hij tevens stadsarts is, niet van maand tot maand zal benoe men. Dan is er ook alle gelegenheid om te voldoen aan het verzoek om een onderzoek in te stellen. De heer Hiemstra wijst erop dat de motie in een kort oogenblik is geboren. Spreker gelooft dat het niet verstandig is van de heeren om vast te houden aan het bestendigen van den toestand. Hij wil de voorstellers dan ook in overweging geven in de mo tie op te nemen wat de minderheid van Burgemees ter en Wethouders wil. De Voorzitter: „de heer Hiemstra heeft de motie ook geteekend". De heer Berghuis vraagt of er ook bezwaar be staat om de benoeming te doen van jaar tot jaar. Hij voelt zich te veel verplicht tegenover den be noemde door eene benoeming voor 3 jaar.Waarom die termijn van drie jaar, als Burgemeester en Wethou ders binnen dien termijn met voorstellen kunnen komen. Waarom dan een tijdelijke benoeming van één der stadsartsen niet bestendigd! De heer Schoondermark (wethouder) zegt dat de heer Binnerts en spreker daartegen zijn. Hij is bang dat een zoo gecombineerd voorstel van verschillen de fracties tot verwarring aanleiding zal geven. Als het tot stemming komt hoopt spreker dat de motie gesplitst wordt. Als dat niet gebeurt zal spreker tegen stemmen. De heer Berghuis zegt met de andere voorstel lers te kunnen goedvinden dat de opschorting der benoeming vervalt en dat daarvoor in de plaats moet worden gesteld, dat de benoeming geschiedt van jaar tot jaar. De heer Schoondermark (wethouder) met verlof der vergadering voor de derde maal het woord er langend, vraagt of het in de bedoeling ligt dat de zelfde titularis dan doorgaat. De heer Berghuis: „ja, maar de Raad is ieder jaar vrij". De heer Koopmans vraagt of er een voorstel is van de minderheid. Dat is dan ondergeschikt aan dat van de meerderheid. De Voorzitter antwoordt dat er geen voorstel der minderheid is. kir is een motie-Berghuis c.s. De heer Koopmans vraagt of de geneesheer-direc teur, die van jaar tot jaar wordt benoemd, wel par ticuliere praktijk mag uitoefenen. Hij wordt dan ambtenaar. De Voorzitter: „daarvoor zou eene principiëele uitspraak noodig zijn." De heer Koopmans vraagt of er geen bezwaar zal bestaan om sollicitanten te krijgen voor eene benoe ming voor één jaar. De heer Berghuis: „het moet toch een stadsarts zijn". De heer Vonck vraagt of indien het denkbeeld van de minderheid van het college van Burgemees ter en Wethouders wordt aanvaard de Raad ze ker is, dat Burgemeester en Wethouders in dien tijd stappen zullen doen om het geheele ziekenhuis wezen te herzien! De Voorzitter doet lecture van de motie-Berghuis e.s. en doet opmerken dat de spraakverwarring groote afmetingen aanneemt. De heer Vonck: „als Burgemeester en Wethou ders op zich nemen de zaak onder de oogen te zien

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1915 | | pagina 7