38 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 Februari 1916.
jarige termijn worden ingekort, zeg tot een of twee
jaar, opdat de onbillijkheid, van de vorige uitleg-
ling een gevolg, wordt vermeden? Neemt men in
dit laatste geval 2 jaar, dan zou, daar pas in 1915
vrijwel allen op grond van het raadsbesluit van 22
December 1914 (gemeenteblad 1914 no. 31) verhoogd
zijn, de vervroegde verhooging eerst in 1917 vallen,
zulks in strijd met den aanvang van het voorstel-de
Vos, dat deze vervroeging in verband brengt met
de tijdsomstandigheden.
Wij meenen dus te mogen aanhouden op een in
korting van den gebruikelijken, thans loopenden,
drie-jarigen termijn voor de periodieke verhooging
tot een éénjarige, met dien verstande dat voor het
alleenstaande geval, waarin op 1 Januari 1916 reeds
een diensttijd van meer dan één jaar was verstre
ken, de vervroegde verhooging pas op laatstge
noemden datum ingaat. Hiermede zal een extra uit
gaaf, boven hetgeen voor jaarwedden van inspec
teurs en agenten van politie, volgno. 187 der begroo-
tiug, geraamd was, van 1300.gemoeid zijn.
Wij geven U in overweging voor het beoogde doel
Burgemeester en Wethouders ten laste van genoem
den begrootingspost een crediet tot het bovenge
melde bedrag te verleenen.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer de Vos stelt er prijs op, om alle misver
stand te voorkomen, te verklaren, dat hij wel dege
lijk heeft bedoeld de verhoogingen te doen ingaan
op 1 Januari 1916. Spreker kan zich voorstellen,
dat Burgemeester en Wethouders hij de uitvoering
van sprekers voorstel moeilijkheden hebben ont
moet, omdat hij heeft gesproken van periodieke ver
hoogingen. Burgemeester en Wethouders hebben
die woorden „periodieke verhoogingen" in de en
gere beteekenis opgevat en dat is de oorzaak dat zij
met dit voorstel zijn gekomen. Het ware dan ook
beter geweest, als spreker de woorden „periodieke
verhoogingen" niet had gebruikt en zich had gehou
den aan de bewoordingen der verordening. In de
verordening staat dat als regel geldt, dat om de zoo
veel jaren salarisverhooging plaats heeft. Spreker
heeft nu met het oog op de tijdsomstandigheden van
dien regel willen afwijken en de verhooging willen
doen ingaan op 1 Januari 1916. Hij meende ech
ter dat dit in zijn voorstel lag opgesloten, omdat
het is behandeld bij de gemeentebegrooting voor
1916. Spreker hoopt dan ook dat Burgemeester en
Wethouders zullen kunnen meegaan en alsnog zul
len bepalen dat de eerstvolgende verhooging zal in
gaan op 1 Januari 1916. Spreker dient het volgende
voorstel in:
De ondergeteekende stelt voor dat de eerstvol
gende verhooging der wedde van het politiecorps
wordt gerekend te zijn ingegaan op 1 Januari 1916.
De Voorzitter deelt mede dat de heer de Vos een
voorstel heeft ingediend, luidende als volgt:
„de ondergeteekende stelt voor dat de eerstvolgen
de verhooging der wedde van het politiecorps wordt
gerekend te zijn ingegaan 1 Januari 1916."
Spreker doet opmerken, dat dit niet een erg dui
delijk voorstel is. Het komt hem voor gelijk te zijn
aan dat van Burgemeester en Wethouders.
De heer de Vos ontkent dit. Hij zegt dat Burge
meester en Wethouders de 3 jaar tot 2 jaar willen
inkrimpen.
Er zijn agenten, die met 1 Januari verhoogd moe
ten worden, anderen met 1 Maart, weer anderen met
1 Juli, nog anderen met 1 October. Spreker wil nu
bewerkstelligen dat al die verhoogingen ingaan op
1 Januari en niet den termijn van 3 jaar tot 2 jaar
inkrimpen. Hij meent dat zijn voorstel duidelijk is.
De Voorzitter zegt dat het dus de bedoeling is van
den heer de Vos ten minste als spreker die goed
begrijpt om aan alle agenten, die in den loop van
1916 verhooging zouden krijgen, die verhooging toe
te kennen met ingang van 1 Januari.
De heer de Vos: „er zijn op 1 Januari 1915 ver
schillende agenten verhoogd. Die krijgen als re
gel geldt 3 jaar niet eerder weer verhooging dan
1 Januari 1918. Er zijn er onder, die op 1 Maart zijn
aangesteld, ook die op 1 Juli verhooging hebben ont
vangen en anderen die op 1 Juli 1916 daarvoor in de
termen vallenvoor allen dus ook voor die laatst
genoemde wil ik de verhooging op 1 Januari 1916
doen ingaan".
De Voorzitter doet opmerken dat Burgemeester
en Wethouders den driejarigen termijn niet tot 2,
maar tot 1 jaar willen inkrimpen. Spreker wijst er
verder op dat het voorstel-de Vos tot onbillijkheden
aanleiding geeft. Agenten toch, die in December
1935 verhooging hebben ontvangen zullen op 1 Ja
nuari 1916 nogmaals worden verhoogd. Door alle
diensttijden zal door het voorstel-de os een streep
worden gehaald. Bij het voorstel van Burgemeester
en Wethouders wordt er nog onderscheid gemaakt
of de laatste verhooging in het begin of het laatst
van het jaar is toegekend.
De heer de Vos hoort den Voorzitter zeggen dat
agenten, die in December 1915 zijn verhoogd, bij aan
neming van het voorstel-de Vos in Januari 1916
weer zullen worden verhoogd. Spreker geeft dit toe.
Er zijn echter ook menschen die in 1914 zijn ver
hoogd en door aanneming van het voorstel schade
lijden. Men krijgt die grensgevallen toch nooit goed
en nooit een zuiver rechtvaardige regeling.
De heer Hiemstra doet opmerken, dat in het sv-
steem-de Vos van periodieke verhoogingen geen
sprake is. Hij had beter kunnen voorstellen aan el-
ken agent op 1 Januari 50.of 25.verhoo
ging te geven. Vervroegde periodieke verhooging
beteekent dat verhoogingen, die over 2 jaar moeten
worden toegekend, nu ingaan. Dat ligt in de lijn van
den heer de Vos, die nu echter met iets nieuws komt.
Spreker gelooft dan ook dat de heer de Vos ver
standiger doet zijn voorstel in te trekken en geen
nieuwe zaak aan te snijden.
De heer Haverschmidt zegt dat de heer de Vos
in zijn kwaliteit als „goede vriend der politie", zoo
als een courant hem betitelt, aan dat corps eenige
lostverbetering heeft toegedacht.
Nu is ook spreker van meening dat de politie een
goed salaris moet hebben en toen er in 1914 een lijst
je werd vertoond waarop Leeuwarden geen al te
goed figuur maakte, heeft hij op verbetering aange
drongen, en hij zou er ook voor te vinden zijn, wan
neer nogmaals eenige verhooging noodig mocht blij
ken, zoodat hij maar wil zeggen, dat hij in goedig
heid niet voor zijn geacht medelid onder doet.
Het neemt echter niet weg dat de wijze van uit
voering van het voorstel-de Vos aan spreker even
duister is als aan Burgemeester en Wethouders.
Spreker ziet in het voorstel niet anders dan een
uitbreiding van het voorstel-Berghuis, om boven de
30% aan allen, speciaal aan de politie, een extra
duurtetoeslag te geven, want de heer de Vos moti
veert zijn voorstel immers „met het oog op de tijds
omstandigheden".
We kunnen daar pleizier van beleven, wanneer de
anderen in gemeentedienst dit vernemen; de voor
zitter is er ook niet gerust op, als hij 9 November
zegt „nu zijn er voor één rubriek van gemeenteper-
soneel speciale periodieke verhoogingen ingesteld".
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 Februari 1916. 39
Spreker vreest dat door die vervroegde periodie
ke verhooging de heele verordening wordt ont
wricht en vraagt of er geen aanleiding is voor uit
stel van behandeling, nu men elkaar over en weer
niet goed schijnt te begrijpen.
De Voorzitter meent dat er van begripsverwar
ring geen sprake is. De zaak is eenvoudig. Ver
vroegde periodieke verhooging beteekent dat het
tijdstip der verhooging wordt vervroegd. In die ge-
dachtengang is het voorstel van Burgemeester en
Wethouders gedaan. Wat de heer de Vos voorstelt
kan geen aanspraak maken op den naam van ver
vroegde periodieke verhoogingen, maar op dien van
een gift of een fooi. Spreker acht het het best het
voorstel van Burgemeester en Wethouders aan te
nemen.
De heer de Vos zegt dat de heer Haverschmidt
niet moet denken dat hij een voorstel zal doen om
met de politie bevriend te worden. Spreker heeft
dat niet noodig en het is ook niet noodig dat de po
litie eenige consideratie met hem gebruikt. Hij ge
voelt alleen dat het noodig is dat er voor dit corps
in de tegenwoordige omstandigheden iets moet wor
den gedaan. Spreker heeft de fout begaan door te
spreken van vervroegde periodieke verhoogingen
en Burgemeester en Wethouders hebben deze uit
drukking eng uitgelegd. Dat is echter sprekers be
doeling niet geweest. Hij heeft alleen de mogelijk
heid willen scheppen van den gewonen regel af te
wijken. Dit wordt verkregen door zijn voortsel aan
te nemen en hij kan het dan ook niet intrekken.
De Voorzitter zal het voorstel-de Vos in stemming
brengen. Hij wijst er echter op dat het bepaald in
strijd is met de door den Baad aangenomen motie.
De heer Hiemstra zegt dat de motie bij de begroo
ting is behandeld. De heer de Vos zegt nu precies
het omgekeerde te hebben bedoeld. N u heeft hij een
amendement ingediend en kan over 14 dagen wel
weer zeggen dat hij precies het omgekeerde bedoeld
heeft. Spreker blijft erbij dat het beter is dat de heer
de Vos diens voorstel intrekt.
De Voorzitter zal het voorstel-de Vos als een
amendement beschouwen en dit in stemming bren
gen.
Het wordt verworpen met 20 tegen 3 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: Tulp, Berghuis en de
Vos.
Tegen de heerenLautenbach, van de Vall, Hiem
stra, Tiemersma, Zandstra, P. A. de Haan, Schaaf-
sma, Beekhuis, Oosterhoff, Cohen, Fransen, Bin-
nerts, H. P. de Haan, Peletier, Haverschmidt, Me-
nalda, Koopmans, van Sloterdijck, Schoondermark
en Vonck.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders
wordt hierna met algemeene stemmen aangenomen.
Dit voorstel luidt als volgt:
Na Uw besluit van de vorige vergadering, waar
bij aan ons college de noodige credieten werden ge
geven voor straataanleg op eenige perceelen garde-
niersland aan den Oostersingel en de daardoor te
verkrijgen bouwgrond, ten behoeve van den aan
koop van arbeiderswoningen, in koop werd overge
dragen aan de „Woningvereeniging Leeuwarden",
zijn wij tot overeenstemming geraakt met den eige
naar van eenige zuidelijk daaraan grenzende ter
reinen achter de belmuwing van het Noord vliet en
de Noordvlietstraat, den heer F. H. van Setten. Het
zijn de perceelen waarover de weg is gepro
jecteerd, waarop betrekking heeft het raadsbesluit
van 26 Mei .1914 betreffende den aanleg vóór 1 Mei
3917. De heer van Setten is bereid die perceelen, te
weten de nos. 8942, 8943, 8944 en 8945, alle in sectie
G, te samen groot 1.99.80 H.A., en een gedeelte
van de nos. 6984 en 6986, beide aan den weg naar
Cambuur gelegen, groot 20 A„ in totaal alzoo
2.39.80 H.A., aan de gemeente te verkoopen tegen
een schatting door wederzijds aan te wijzen deskun
digen, die bij meeningsversehil een derde aanwijzen,
met dien verstande dat dan het gemiddelde der drie
schattingen den prijs aanwijst.
Ten einde met den bouw van kleinere woningen
kunne worden voortgegaan volgens het aan Uwe
Vergadering reeds overgelegde stratenplan over
den straataanleg zelf aldaar zal later dan nog LTwe
definitieve beslissing moeten vallen hebben wij
de eer U voor te stellen te besluiten:
in afwachting van de nadere meer nauwkeurig
omlijnde voorstellen van Burgemeester en Wethou
ders ten aanzien van den prijs enz., van den heer
van Setten op den boven aangegeven voet de ge
noemde perceelen en perceelsgedeelten aan te koo-
pen.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig liet voorstel van Burgemeester en Wethou
ders.
Dit voorstel luidt als volgt:
De bij besluit van 13 Juli 3915 door Uwe Verga
dering benoemde commissie tot stichting van een
badinrichting heeft te onzer kennis gebracht, dat
zij tot het einde van deze maand het hotel „Het
Wapen van Friesland" aan het Groot Schavernek
alhier voor de som van 30.000.in handen heeft.
Hierbij komen nog de kosten van overdracht en le
vering.
Die prijs is, als men den grond in die omgeving op
20.per vierkanten Meter schat, niet te hoog.
Voor een badinrichting is het pand gunstig en cen
traal gelegen, terwijl het voor het beoogde doel op
tamelijk eenvoudige wijze is in orde te maken. De
Commissie heeft zich de inrichting aanvankelijk
gedacht als op het hierbij overgelegde ontwerp
plan voorloopig is aangegeven.
Wij meenen dan ook dat er alle reden bestaat om
van de aanbieding gebruik te maken. De betaling
en aanvaarding kunnen nader in gemeenschappe
lijk overleg worden geregeld.
Ons voorstel strekt dus U te doen besluiten:
van Fedde Weidema Feddeszoon, logementhou
der, te Leeuwarden, voor de som van dertig duizend
gulden 30.000.aan te koopen het hotel „Het
Wapen van Friesland" aan het Groot Schavernek,
kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, sectie B
no. 2903, huis en erf, groot 7 Are, 86 centiare, te be
talen en te aanvaarden op een nader in gemeen
schappelijk overleg te bepalen datum, onder voor
waarde, dat de kosten van overdracht en levering
voor rekening der gemeente komen en wijders op de
bedingen, welke Burgemeester en Wethouders aan
nemelijk achten.
De beraadslaging wordt geopend.
De Voorzitter wil doen opmerken dat dit besluit
door Burgemeester en Wethouders niet met alge
meene stemmen is genomen. Spreker heeft zich er
12. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
aankoop van eenige perceelen land nabij den weg naar
Cambuur van F. H. van Betten.
13. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
aankoop ten behoeve der te stichten badinrichting van
het hotel „Het Wapen van Frieslandaan het Groot
Schavernek.