40 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 Februari 1916.
tegen verklaard en zal dat met een enkel woord dui
delijk maken. Hij zal de kwestie van den koopprijs
in het midden laten. J.l. Vrijdag hebben Burge
meester en Wethouders dit besluit moeten nemen,
en de tijd heeft ontbroken veel gegevens ter verge
lijking te verzamelen. Het komt spreker evenwel
voor dat de prijs in vergelijking met die van eenige
andere perceelen niet laag is. Het huis van den heer
Ruysch van Dugteren heeft 56.per M2. opge
bracht. I)it zal 40.kosten. Maar deze panden
zijn niet met elkander te vergelijken, daar dit per
ceel =t 750 M2. en het andere slechts 388 M2. groot
is. In vergelijking met andere groote panden is de
prijs hoog. Het Burmaniahuis is in 1912 verkocht
voor nog geen 13.per M2. Een ander groot pand,
dat spreker niet mag noemen, dat midden in de stad
aan liet water ligt, is in December 1915 door drie
deskundigen geschat op 11.per M2. Nog een
ander groot pand op de Tweebaksmarkt, dus heel
wat beter stand, is 4 jaar geleden gekocht voor ruim
31.per M2. By die prijzen vergeleken is dit een
hooge prijs. Nu is dit niet sprekers grootste bezwaar.
Het is mogelijk dat het perceel op dit oogenblik in
openbare veiling meer opbrengt. Het grootste be
zwaar is dat er geen plan bestaat en dat de gemeen
te dus nu een groot pand zal koopen waar ze niets
mee kan doen, want als hotel zal het wel niet kun
nen worden verhuurd.
Het kan nu best mogelijk zijn dat er een plan
wordt gemaakt en dat dan blijkt dat het pand totaal
ongeschikt is. Spreker is b.v. bezig zich op de hoog
te te stellen van de volks-sproeibadinriehting te
Haarlem, eene inrichting, die veel succes heeft. Die
inrichting eisclit een achtkantig gebouw, dus daar
voor is dit gebouw niet geschikt. Spreker meent dan
ook dat het niet wenschelyk is een groot gebouw te
koopen, zonder dat er een plan bestaat. Het is bo
vendien, zoolang de oorlog duurt, buitengesloten
dat tot uitvoering van het plan wordt overgegaan.
Waarom koopt de gemeente dan op een oogenblik
dat de huispryzen buitengewoon hoog zijn! De ge
meente heeft, als ze dit gebouw niet krijgt, nog wel
terreinen waar gebouwd kan worden, als aan den
Wissesdwinger, het Hulpziekenhuis, de Klokstraat.
Spreker meent aanneming van het voorstel dan ook
te moeten ontraden.
De heer Peletier had precies dezelfde bezwaren te
berde willen brengen. Spreker wil echter minder
treden in een beoordeeling van het pand en van den
prijs, doch zijn bezwaren zijn meer gericht tegen
het systeem van handelen. Door dit voorstel aan te
nemen zal een precedent worden geschapen, want
straks zal een andere commissie, die in opdracht
heeft de kwestie van de huisvesting der dakloozen
op te lossen, wel met een voorstel kunnen komen
om een huis aan te koopen. Spreker wil dan ook
eerst een plan ter beoordeeling hebben.
De heer Fransen heeft het voorstel met verbazing
gelezen. Over den prijs wil spreker zich niet uitla
ten, maar hij vindt het vreemd dat Burgemeester en
Wethouders voorstellen een gebouw aan te koopen
voor een doel, doch niet weten of het wel voor dat
doel gebruikt zal worden, wijl de Raad daarover nog
geen besluit heeft kunnen nemen. Het is reeds eeni
ge malen voorgekomen dat een pand werd aange
kocht voor een bepaald doel en dat later geheel onge
schikt of wel onnoodig bleek te zijn. Baens-ein b.v.
is gekocht met de bedoeling om een abattoir te bou
wen. Daar is niets van gekomen, de Raad heeft zelfs
later een besluit genomen het abattoir d a a r in geen
geval te bouwen. Het huis in de St. Jacobstraat is
gekocht met het doel om het te gebruiken bij de
verbouwing van het stadhuis. Ook dat is overge
gaan. Verder heeft de gemeente het gebouw op het
Hofplein gekocht met een bepaald doel. Met dit huis
is men thans zelfs zoowat verlegen. Nu zal er weer
een pand worden aangekocht met eene bepaalde be
stemming. Het kan bij de beoordeeling van het plan
der commissie, dat de Raad nog wachtende is, wel
blijken dat het te klein is. Spreker zal zich tegen
het voorstel verzetten. Hij verwacht eerst een plan.
De heer Koopmans heeft aan het reeds gespro
kene niet veel toe te voegen. Er is niet alleen geen
plan, maar ook geen kostenberekening en het lijkt
spreker absurd te koopen zonder plan of kosten
berekening'.
De heer Hiemstra wil enkele bezwaren beant
woorden. In de eerste plaats heeft de Voorzitter ge
zegd dat de koopprijs te hoog is. Hij heeft er even
wel aan toegevoegd dat dat niet het grootste be
zwaar is. Spreker zal er daarom ook niet verder op
ingaan, want ook hij kan niet precies beoordeelen of
de prijs te hoog is of niet. Tegenwoordig evenwel
zijn de gebouwen duur en hij gelooft dat de hier ge
noemde koopprijs wel niet zooveel te hoog zal zijn.
De heer Fransen, de eenige deskundige in den
Raad, spreekt er niet over en die heeft derhalve te
gen den koopprijs geen bezwaar.
De heer Fransen: „dat zit nog".
De heer Hiemstra vervolgt en zegt dat de heer
Fransen dan in gebreke is gebleven bezwaren te
berde te brengen. Het hoofdbezwaar van de leden
die hebben gesproken, is dat er geen plan bestaat.
Spreker voelt dat bezwaar ook wel. Als er echter
een badhuis moet komen in een bestaand gebouw,
dan is dat niet mogelijk als de Raad niet aan het
systeem der commissie wil. Voordat men een plan
gereed heeft zullen er wel eenige maanden verloo-
pen en dan is dit perceel niet meer te krijgen. Heeft
de gemeente dan een terrein disponibel dan is het
wat anders, maar als de commissie zich van een ge
bouw moet verzekeren gaat het niet aan dat gebouw
zoolang vast te houden. Het zal echter zelden voor
komen dat een gebouw precies past, in een gemaakt
plan.
Er is gezegd: wil men midden in de stad een bad
huis dan moet dat gemaakt worden in een bestaand
gebouw, daar de gemeente daar geen geschikt ter
rein heeft. De commissie nu heeft gedacht dat hier
eene geschikte gelegenheid werd aangeboden. Een
deskundige heeft uitgerekend dat een badhuis, dat
op een vrij terrein zou worden gesticht, even duur
komt, daar van dit gebouw heel veel kan worden
gebruikt. Als de Raad dit voorstel verwerpt is de
commissie dit gebouw kwijt en behoeft zij geen
moeite te doen een ander gebouw in handen te
krijgen. Is er een geschikt terrein, dan is het wat
anders. Als men echter een gebouw moet hebben,
dan kan liet plan naar het gebouw worden gemaakt.
De heer Fransen heeft ervoor gewaarschuwd om
oen gebouw aan te koopen voor een bepaald doel,
daar het meermalen gebleken is dat de gekochte ge
bouwen niet geschikt waren. De deskundige heeft
echter verklaard dat dit gebouw voor een badhuis
wel geschikt is. Daarom is de commissie met haar
verzoek bij Burgemeester en Wethouders gekomen.
Spreker dringt dan ook aan op aanneming van het
voorstel van Burgemeester en Wethouders, omdat
het onmogelijk is een badhuis te vestigen in een ge
bouw als de Raad niet eerst dat gebouw wil koopen.
De heer Tulp heeft den Voorzitter eene vergelij
king hooren maken van prijzen van perceelen. Hij
wil er op wijzen dat nog kort geleden een perceel
met een grooten tuin in de nabijheid van het hotel
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 Februari 1916. 41
Weidema is verkocht voor 50.per M2. Hij vindt
het een logische redeneering: eerst een pand en dan
een plan en zal voor het voorstel van Burgemeester
en Wethouders stemmen. Wel heeft de heer Fran
sen gewaarschuwd voor den aankoop van nieuwe
huizen en o.a. gewezen op het huis in de St. Jacob
straat, maar wie zegt dat dit huis te een of anderen
tijd nog niet voor liet stadhuis noodig is?
De heer Fransen heeft den heer Hiemstra hooren
beweren dat spreker in gebreke is gebleven bezwa
ren tegen den prijs te berde te brengen. Spreker
heeft gezegd dat hij zich over den prijs niet wil uit
laten. De heer Hiemstra gaat bij de verdediging van
het voorstel, om eerst het pand te koopen en daarna
het plan te maken, alvorens de commissie met haar
plan bij den Raad kan komen, die dat plan eerst
moet goedkeuren, van eene verkeerde veronderstel
ling uit. Men kan gerust een schema maken met
eene begrooting voordat men een gebouw gaat koo
pen en dan kan men bijna alle gebouwen, als de
ruimte maar voldoende is, daarvoor wel gebruiken.
Als het plan is ingediend en de Raad er zijn goed
keuring aan heeft gehecht, behoeft het niet in alle
lijnen precies te worden gevolgd en dan is er ge
legenheid te over om een pand te zoeken. Dat be
hoeft niet een nu reeds aangewezen gebouw te zijn
en ook niet aan een breede of voorname straat te
liggen. Het kunnen ook wel twee of drie panden
naast elkaar zijn. Spreker heeft ervoor gewaar
schuwd om geen huis te koopen als men niet weet
dat hetgeen ermee wordt bedoeld, tot stand zal ko
men. Drie voorbeelden heeft hij reeds aangehaald
en hij wil er nu niet aan medewerken er een vier
de bij te voegen.
De heer Haverschmidt vindt de onderneming veel
te kostbaar. Is het, vraagt spreker, nu wel noodig,
een perceel aan te koopen van dertig duizend gul
den behalve de kosten, dat geheel uitgebroken en
verbouwd zal moeten worden om badcellen te kun
nen maken op de verdiepingen
Spreker weet wel dat het een groot deel van den
Raad onverschillig is of men voor de inrichting nog
tien duizend gulden of meer noodig heeft, waarvan
nog zelfs geen raming bestaat, maar voor hem
wordt het op die wijze te duur.
Het plan van indeeling is al heel teleurstellend.
De inrichting zal wel „Volksbadhuis" worden ge-
heeten, al is er op de belangen van de volksklasse
al heel weinig gelet; het zijn allemaal badcellen 1ste
en 2de klas voor dames en lieeren en met moeite
ontdekte spreker in een hoek eenige cellen voor on-
vermogenden; deze hebben weliswaar het voor
recht den ingang van de 2de klas te mogen gebrui
ken en niet een steeg, want het gebouw heeft geen
steeg.
Zooals het plan daar ligt kan het dus niet dienen,
maar afgescheiden daarvan vindt hij dezen aan
koop niet wenschelijk en zal hij er tegen stemmen.
De heer Hiemstra wil nog een enkel woord zeg
gen. De heeren zijn van meening dat er eerst een
plan moet komen en dan een gebouw. De commissie
is de tegenovergestelde meening toegedaan. Als het
gebouw er is is het gemakkelijker daarnaar een plan
te maken dan om bij een geheel uitgewerkt plan een
gebouw te zoeken. Het is onmogelijk eerst een plan
te maken, tenzij men een open terrein heeft. De
commissie heeft rondgezien, maar geen geschikt ter
rein kunnen vinden, te meer daar het badhuis in de
stad moet komen. De ligging toch is voor de bezoe
kers van veel beteekenis. De heer Fransen wil over
den prijs niet spreken. Het is voor spreker dus een
raadsel hoe de eenige deskundige in den Raad daar
over denkt. Spreker kan den heer Fransen echter
niet dwingen en hij zal dat ook niet doen, omdat hij
daarvoor zelf een te groot vrijheidsman is. De heer
Haverschmidt heeft gesproken over overbodige
zorg voor de volksklasse. Als er meer leden zijn, die
er zoo over denken, had spreker graag, dat die zich
uitspraken. Als de commissie toch weet dat elk
tientje, dat zij kan besparen, ten koste gaat van de
verzorging der volksklasse, in den geest van den
Raad is, kan zij daarmee rekening houden.
De heer Fransen wil zich over den prijs niet
uitspreken, alleen wil hij dit zeggen, dat hij niet be
vreesd is 30.000.uit te geven voor een pand, als
de commissie maar komt met een plan voor een
goede volksbadinrichting.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met 15 tegen 8 stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders.
Vóór stemmen de heeren: Tulp, van de Yall,
Hiemstra, Tiemersma, Berghuis, de Vos, Zandstra,
P. A. de Haan, Sehaafsma, Oosterhoff, Cohen, Bin-
nerts, van Sloterdyek, Schoondermark en Yonck.
Tegen de heeren: Lautenbach, Beekhuis, Fran
sen, H. P. de Haan, Peletier, Haverschmidt, Menal-
da en Koopmans.
14. Voorstel der Commissie voor het ontwerpen van
strafverordeningen tot vaststelling van een verordening
op de keuring van levensmiddelen en andere waren, met
voorstel van Burgemeester en Wethouders om in verband
daarmede in te trekken de verordening betreffende den
keuringsdienst voor eet- en drinkwaren en gebruiks-arti-
kelen in de gemeente Leeuwarden en te beëindigen de
loopende overeenkomst met de scheikundigen van den
keuringsdienst, betreffende de daarvoor te verrichten
werkzaamheden. (Bijlage no. 9).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Vonck wensclit een paar opmerkingen te
maken. Hij vestigt de aandacht op artikel 1 en stelt
voor de woorden: „waaronder in deze verordening
ook wordt verstaan" te schrappen. Zij zijn overge
nomen uit artikel 6 der Provinciale Verordening
en dienden daar ter inleiding van het artikel. Hier
zijn ze echter overbodig.
De Voorzitter wijst erop dat in artikel 4 en 5
wordt gesproken van verkoopen. Als nu de door den
heer Yonck bedoelde uitdrukking in artikel 1 werd
geschrapt zou de geheele zinsnede betreffende het
ten verkoop in voorraad hebben uit artikel 1 in de
artikelen 4 en 5 moeten worden herhaald.
De heer Vonck acht het dan beter artikel 6 dei-
Provinciale verordening in zijn geheel over te ne
men en dit dan op artikel 1 te laten volgen. Het
heeft dit voordeel, dat de verschillende reglemen-
ten dan uniform worden.
De Voorzitter wijst erop, dat artikel 1 kort gele
den is vastgesteld. In onze verordening komen en
kele bepalingen voor, welke niet in die van de pro
vincie voorkomen. Met den Directeur van den Pro
vincialen keuringsdienst heeft spreker deze kwes
tie besproken en deze vond enkele bepalingen in
onze verordening beter dan in de model-verorde
ning. Spreker ziet er het nut niet van in om eene
bepaling, die in de praktijk niet tot bezwaren aan
leiding heeft gegeven, op te heffen.
De heer Vonck heeft niet het minste bezwaar te
gen den inhoud van dit artikel maar alleen tegen
de redactie. Hij herhaalt het beter te achten de aan
gegeven woorden eruit te lichten en in onze veror-