8. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan
D. de Boer te Dronrijp voor den tijd van drie jaren
te verhuren een perceel tuingrond aan den Harlinger-
trékweg bij de Bolswarderbrugkadastraal bekend ge
meente Dronrijp sectie B no. 256.
80 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 April 1916.
ging van huur van gardeniersland nog een bedrag van
f 125.toe te kennen.
Dit prae-advies luidt als volgt
Krachtens raadsbesluit van 23 November 1915
no. 441R/220 verslag van 's Raads handelingen, blz.
259) werd bjj overeenkomst van 1 Februari d.a.v.
aan S. Dames, alhier, voor het tijdvak, gerekend te
zijn ingegaan 1 November 1915 en eindigende 1 No
vember 1916, voor 500.verhuurd het gardeniers-
land met woning aan het Cambuursterpad, kada
straal bekend gemeente Leeuwarden in sectie (1 nos.
7730, 7731 en 2279, te zamen groot 1.50.96 H.A.
Bij die overeenkomst is nadrukkelijk aan de ge
meente het recht voorbehouden de huur tusschen-
tijds te doen eindigen, onder beding dat den huur
der dan evenredige kwijtschelding van huur moet
worden toegekend. Die kwijtschelding is bepaald
voor elke der maanden, waarin van den grond geen
gebruik kan worden gemaakt, op 1/25 deel van de
huuisom voor de maand Februari en op 5/50 deel
voor elk der maanden Maart tot en met October.
Bovendien moet den huurder een schadevergoeding
van 10.per 36 3/4 A worden betaald voor elk der
maanden Maart tot en met October, waarin van den
grond geen gebruik kan worden gemaakt, zoo de
huuropzegging plaats vindt in een der maanden
Februari tot en met September.
In verband met het raadsbesluit van 8 Februari
1.1. no. 48R/22 (verslag van 's Raads handelingen,
blz. 31), betreffende den aanleg van straten en liet
in exploitatie brengen van bouwterreinen tusschen
Noordvliet, Cambuursterpad en Oostersingel, is
Dames bij ons besluit van den 16 dier maand de
huur opgezegd met ingang van 1 Mei 1916. Over
eenkomstig de bovenweergegeven voorwaarden is
hem daarbij een kwijtschelding van huur van 300.-
en eeue schadevergoeding van 246.465 toegekend.
Nu heeft Dames bij adres van 14 dezer, dat door
Uwe Vergadering om prae-advies in onze handen
werd gesteld en hierbij terug gaat, het verzoek ge
daan hem nog een kwijtschelding van huur ten be
drage van 125.te verleenen. Volgens zijn eigen
mededeeling zou dat op een algeheele huurkwijt-
schelding neerkomen. Het verschil, ad 75.tus
schen het thans gevraagde bedrag en liet overblij
vende gedeelte, groot 200.van de huursom
krijgt verzoeker als huur van de op het land staande
woning.
Na het voorafgaande behoeft het geen betoog dat
het verzoek niet in overweging kan worden geno
men. Adressant ontvangt hetgeen, waarop hij vol
gens de gesloten overeenkomt aanspraak had en
van meet af heeft kunnen rekenen. Aan recht noch
billijkheid kan een reden worden ontleend, om aan
het geuite verlangen te voldoen.
Derhalve raden wij U adressant te doen weten,
dat zijn verzoek, als zonder grond, niet voor inwil
liging vatbaar is.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer de Vos zegt dat de zaak formeel geheel in
orde is en dat er geheel correct volgens het contract
wordt gehandeld. Toch zijn er enkele argumenten
om den adressant met eenige clementie te behan
delen. Op 23 November 1915 heeft de Raad besloten
hem het land te verhuren. Hij hoorde daar niets van
en heeft verschillende keeren geïnformeerd zonder
eenig antwoord te ontvangen. Dit duurde tot Fe
bruari en toen is hij eenige keeren aangespoord om
het contract te teekenen. De man heeft zich daar
mee niet gehaast, hij had ander noodzakelijk werk.
Tegen Februari is hij bij vernieuwing aangespoord
en op 1 Februari heeft hij geteekend. Er is hem
niets medegedeeld, alleen dat het gelijk was geble
ven als vorige jaren. Dat was ook volkomen juist
en Dames veronderstelde toen dat hij het land tot
November kon houden.
Op 16 Februari nu heeft hij van Burgemeester en
Wethouders bericht ontvangen dat hem de huur
met 1 Mei was opgezegd. 1 )it is wel vreemd. Op 1
Februari teekent Dames het contract en 8 Februari
komen Burgemeester en Wethouders met hun stra
tenplan op het terrein aan den Oostersingel. Spre
ker kan zich niet voorstellen dat Burgemeester en
Wethouders niet wisten dat dit voorstel zou komen
toen het contract werd geteekend. Het heeft er al
len schijn van dat men van Dames zwart op wit
wilde hebben.
Er is nog een argument dat voor clementie pleit-
Dames laat ieder, die meent op het terrein te moe
ten zijn om op te meten als anderszins, toe, in weer
wil van het feit dat hij weet het land te moeten
missen. Spreker wil den Raad dan ook in overwe
ging geven adressant niet geheel volgens het con
tract, maar eenigszins tegemoetkomend te behan
delen. Hij zou het billijk vinden hem inplaats van
300.375.kwijt te schelden en hem 50.—
huur te laten betalen inplaats van 125.Spreker
doet hiertoe het voorstel.
Den heer Fransen heeft dit voorstel wel eenigs
zins bevreemd. Toen het plan voor de zwem- en
badinrichting aan de orde was, is Dames aangezegd
het land met 1 November te verlaten. Na verwer
ping van dit voorstel heeft hij het weer voor 1 jaar
gehuurd. Dit contract is begin Februari geteekend.
Óp 25 Januari 1.1. nu is door den Voorzitter aange
bracht het voorstel om het land voor bouwterrein in
orde te brengen. Een gardenier nu huurt van No
vember tot November en nu stelt de gemeente voor
in Januari reeds om het land voor bouwter
rein te bestemmen. De man bewerkt het land, voert
mest aan, maakt dus kosten en moet, hoewel hij
geen vrucht krijgt, toch 1\.2 jaar huur betalen. I)e
vrucht komt toch pas van Mei tot November en in
het andere gedeelte des jaars heeft de man niets
dan kosten. Spreker zou liet dan ook billijk vinden
hem in het geheel geen huur te laten betalen.
De Voorzitter doet opmerken dat er eene vergis
sing is in den datum. Op 1 Februari is het contract
geteekend, op 8 Februari het raadsbesluit genomen.
Hoe het teekenen van het contract zoolang is uitge
steld weet spreker niet.
Op de bewering van den heer de Vos, dat
het te doen is geweest om van Dames zwart op
wit te hebben, zal spreker niet ingaan. Wat de
kwestie der tusschentijdsche huuropzegging aan
gaat, spreker heeft die zaak persoonlijk met Dames
besproken naar aanleiding van de zweminrichting
en dat zou al een reden voor hem zijn ge
weest eraan te denken. Spreker meent zich ook te
herinneren met adressant de kwestie van den straat-
aanleg te hebben besproken, hoewel hij daar niet
zeker van is. Het is ondenkbaar dat de man van het
stratenplan niet heeft geweten. Hij heeft toch tel
kens menschen van de gemeente kunnen zien, bezig
met opnemen en meten en hij moet dus wel hebben
geweten dat het stratenplan in de lucht hing. Het
gaat ten minste niet aan zooveel onbenulligheid bij
de huurders te veronderstellen.
Ten stelligste moet spreker ontkennen dat Dames
is gezegd dat er in het contract niets is veranderd.
De verandering over de tusschentijdsche huurop
zegging was er in opgenomen. Bovendien moet men
aannemen dat iemand die een contract teekent er in
kijkt. Spreker is overtuigd dat de adressant er alles
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 April 1916. 81
van heeft geweten en toegeven zou spreker in hooge
mate onbillijk tegenover anderen vinden.
De man heeft het contract geteekend in den tijd
dat de tusschentijdsche huuropzegging vaak be
sproken is en het is dan ook onaannemelijk dat hij
er niet aan heeft gedacht.
De heer de Vos: „stond er in het vorige contract
riiet een clausule over een opzegging over 3 maan
den!"
De Voorzitter: „neen, Burgemeester en Wethou
ders hebben eene nieuwe clausule gemaakt."
De heer de Vos meent dat in ieder contract eene
clausule staat over tusschentijdsche opzegging.
Dames was in de veronderstelling het land te kun
nen houden omdat op 1 Februari van onverwachtte
opzegging geen sprake was. Spreker kan zich inden
ken dat hij bij het teekenen gevraagd heeft of alles-
precies zoo gebleven was en daarop een bevestigend
antwoord heeft gekregen, omdat de voorwaarden
grootendeels gelijk zijn gebleven.
Hij veronderstelde toen het land tot, 1 November
te kunnen houden.
De Voorzitter: „dat is nooit gezegd".
De heer de Vos kan zich voorstellen dat Dames
in deze veronderstelling verkeerde.
De heer H. P. de Haan wijst erop dat er door den
heer Fransen de nadruk op is gelegd dat adres
sant niets van het land heeft genoten. Spreker
vraagt of er niet eene woning hij is en of de huur
waarde daarvan dan niet in aanmerking komt!
De Voorzitter: „die heeft hij bewoond".
De heer Beekhuis doet opmerken, dat er telkens
wordt gesproken dat het contract op 1 Februari is
gesloten. Spreker vraagt of dit juist is. Op 1 Febru-
arie heeft Dames het contract geteekend, in
November was het echter reeds gesloten. Het
is een verzuim dat het niet eerder is geteekend,
want hij had dat eerder kunnen doen. Dit maakt
het standpunt van den heer de Vos geheel anders.
Het contract bestaat sedert November.
De heer de Vos is dit niet met den heer Beekhuis
eens. Als Dames medegedeeld was op 1 Februari:
je krijgt op 1 Mei opzegging, had hij het contract
niet geteekend.
De Voorzitter: „hij huurde vanaf 1 November de
woning. Het land is op 16 Februari opgezegd."
De heer Fransen geeft toe dat adressant geweten
heeft dat het land met. drie maanden opzegbaar
was. Het is de bedoeling geweest hem eraf te kun
nen krijgen als de gemeente het land moest ge
bruiken. Dat is echter niet het bezwaar. Het be
zwaar is dat de man een half jaar huur moet beta
len, terwijl hij niets dan kosten heeft gehad. De op
brengst loopt van Mei tot November, de kosten van
November tot Mei en op 25 Januari brachten Bur
gemeester en Wethouders het stratenplan aan.
Spreker blijft, het niet billijk achten huur te vor
deren. De huur van de woning kan gerestitueerd
worden.
De Voorzitter wijst erop dat hij vrijstelling van
huur krijgt en schadevergoeding. Dat staat in het
contract.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van den heer de Vos wordt verwor
pen met 20 tegen 3 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: de Vos, Tulp en Fran
sen.
Tegen de heeren: Peletier, Tiemersma, Schaaf -
sma, Cohen, Lautenbach, van Weideren baron Ren-
gers, van Sloterdijck, Haverschmidt, Menalda, H.
P. de Haan, Beekhuis, Zandstra, Binnerts, Vonck,
Oosterhoff, P. A. de Haan, Attema, Koopmans,
Hiemstra en Schoondermark.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders
wordt met algemeene stemmen aangenomen.
Dit voorstel luidt als volgt:
Van Dirk de Boer, wachter aan de provinciale
Bolswarderbrug te Dronrijp, ontvingen wij het ver
zoek na het einde van den loopenden hnurtijd op 5
Maart 1916 het onmiddellijk hij die brug gelegen
perceeltje tuingrond opnieuw voor een driejarig
tijdvak te mogen inhuren onder de thans geldende
voorwaarden en voor den nu betaalden prijs van
30.—.
Daar de Boer een goede landgebruiker is, is er re
den om de inwilliging van zijn verzoek te bevorde
ren, alleen niet tegen denzelfden prijs. Wel is waar
is het twijfelachtig of een openbare verhuring een
hoogeren prijs tengevolge zou hebben, omdat de
grond door zijn onmiddellijke ligging bij de brug
voor verzoeker van meer waarde is dan voor ande
ren, maar toch hebben wij geoordeeld, overeenkom
stig' het advies van den Directeur der gemeente
werken, den prijs tot 40.'s jaars te moeten ver-
hoogen. Desgevraagd, verklaarde belanghebbende
zich tot betaling daarvan bereid.
Onder overlegging van de betrekkelijke stukken
hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten
gerekend met. ingang van 5 Maart 1916 tot 5
Maart 1919 aan Dirk de Boer, wachter van de pro
vinciale Bolswarderbrug te Dronrijp, voor de som
van veertig gulden 's jaars te verhuren den aan de
gemeenten Leeuwarden en Harlingen behoorenden
tuingrond, gelegen aan den Harlingertrekweg bij
de Bolswarderbrug, kadastraal bekend gemeente
Dronrijp sectie B no. 256, groot 28 A. 20 c.A„ op de
laatstelijk geldende voorwaarden.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
9. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan
J. Werkmantijdelijk opzichter bij de le afdeeling van
den dienst der gemeentewerken, alhier, te verhuren de
woning Grachtswal O.Z. no. 121.
Dit voorstel luidt als volgt:
De woning Grachtswal O.Z. no. 121, tot nog toe
dienstwoning voor den brugwachter van de Ooster-
brug, is sedert eenige weken vrij gekomen. P. Stien-
sma, wien laatstelijk volgens overeenkomst de be
diening van die brug was opgedragen, heeft de
overeenkomst tegen 12 Mei a.s. opgezegd1 en de wo
ning reeds nu ter beschikking van de gemeente ge
steld. De brug wordt, evenals gedurende den tijd
dat Stiensma als landweerplichtige gemobiliseerd
was, van gemeentewege door tijdelijk personeel be
diend. Dit heeft aan die woning geen behoefte, ter
wijl ook het gemeentebelang niet vordert, dat het
tijdelijk de dienstwoning betrekt.
De gemeente is thans dus in de gelegenheid die