140 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Juni 1916.
vember voor het dan loopende kalenderjaar, voor
het eerst vóór den 1 November 191G, ten kantore
van den ontvanger dezer gemeente eene recognitie
van 10.wordt betaald;
dat bij niet of niet tijdige betaling de vergunning
stilzwijgend geacht wordt te zijn vervallen;
dat bij het vervallen of opzeggen van deze ver
gunning door en op kosten van adressant of zijne
rechtverkrijgenden en ten genoegen van Burgemees
ter en Wethouders binnen een door dezen te bepa
len termijn het bruggetje en het landhoofd weggeno
men en de trekweg in behoorlijken toestand terug
gebracht worden, terwijl de recognitie voor het loo
pende kalenderjaar mede geheel verschuldigd is.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
10. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op
het adres van J. G. Mijnlieff te Scheveningen om hem
vrij te stellen van de betaling der boeteverschuldigd
wegens te late levering van waalstraatklinkers ten be
hoeve dezer gemeente.
Dit prae-advies luidt als volgt
Bij openbare aanbesteding op 4 Januari 1916 werd
J. G. Mijnlieff, waalsteenfabrikant te Hagestein,
wonende te Scheveningen, aannemer van de leve
ring van 200.0QÜ waalstraatklinkers. Volgens de in
schrijving zouden die bij open water vóór den 15
Februari 1916 geleverd worden. I)ie levering heeft
in haar geheel niet tijdig plaats gehad. Slechts 85060
stuks werden binnen den gestelden termijn gele
verd, terwijl de overige eerst den 19 April 1.1. kwa
men of 35 dagen te laat. Den aannemer werd daar
om een boete opgelegd van 632.50.
Om kwijtschelding van die boete te verkrijgen,
heeft hij zich tot Uwe Vergadering gewend bij het
adres, dat in onze handen om prae-advies werd ge
steld en weder hiernevens gaat. Als gronden voor
zijn verzoek voert hij aan, dat volgens courantenbe
richten de scheepvaart in de binnenwateren van
Friesland is gestremd geweest en dat onmiddellijk
nadat die stremming was opgeheven de Sehippers-
bond werd opgericht, waardoor de scheepsvracliten
in het algemeen dadelijk met ruim 30 pCt. werden
verhoogd. Dientengevolge was de scheepvaart lan
gen tijd ernstig verstoord en te Vreeswijk of Utrecht
geen enkele schipper te bekomen.
Hetgeen verzoeker mededeelt kan geen reden
zijn om de gevraagde kwijtschelding te verleenen.
De scheepvaartbelemmering, welke vermoedelijk
wordt bedoeld, trad eerst den 20 Februari 1.1. ten
gevolge van sneeuwval in en duurde slechts eenige
dagen; daarna kwam de schippersbond tot stand.
Beide feiten hebben dus plaats gehad na den da
tumimmers 15 Februari waarvóór de steenen
geheel geleverd moesten zijn, en kunnen belangheb
bende dus niet ter verschooning dienen. Zelfs al
hadden die omstandigheden zich binnen het leve
ringstijdvak voorgedaan, dan waren zij nog niet vol
doende om het verzoek voor inwilliging vatbaar te
maken. Zij behooren mede tot het risico dat de aan
nemer op zich neemt en dat de aanbesteder hem
dient te laten, wil een aanbesteding nog eenige re
den van bestaan hebben.
Het bedrag van de opgelegde boete werd bere
kend naar de laagste som van tien cent per 1000
steenen voor iederen dag te late levering. Adressant
is dus zoo billijk behandeld als het bestek toelaat en
voor verdere tegemoetkoming achten wij geen ter
men aanwezig.
Naar aanleiding van de betrekkelijke besteksbepa
ling, welke ook in andere voorwaarden is opgeno
men, moge evenwel worden opgemerkt, dat deze
ons, gelijk in Uwe Vergadering reeds eerder is me
degedeeld, niet geheel bevredigt. Zij bepaalt een mi
nimum en een maximum boete, doch soms blijkt dat
de laagste boete nog hoog genoeg is. Daarom zijn
wij te rade gegaan in de bestekken in den laatsten
tijd alleen een maximum boete vast te leggen, waar
beneden dan vrijheid van handelen bestaat. Met
verschillende factoren zal dan beter dan thans re
kening kunnen worden gehouden.
Ten opzichte van het onderwerpelijke verzoek
meenen wij evenwel niet anders te kunnen doen dan
U voor te stellen te besluiten:
adressant te doen weten, dat voor inwilliging van
zijn verzoek geen termen zijn gevonden.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer de Vos zegt dat de Baad, dit voorstel
aannemende, inconsequent zou zijn. Anderen, die
een dergelijk verzoek hebben gedaan, werden milder
behandeld. Hij gaat mee met Burgemeester en Wet
houders die zeggen
„Zelfs al hadden die omstandigheden zich binnen
„het leveringstijdvak voorgedaan, dan waren zij
„nog niet voldoende om het verzoek voor inwilli
ging vatbaar te maken".
Spreker zou eigenlijk wel willen dat Burgemees
ter en Wethouders altijd met dergelijke voorstellen
kwamen. Zonder uitzondering evenwel is in den
laatsten tijd altijd consideratie gebruikt, want altijd
heeft de vraag, of de gemeente schade had geleden,
beslist. Spreker nu mag aannemen dat de gemeente
in deze geen schade heeft geleden, want anders had
den Burgemeester en Wethouders dit gewichtige
argument wel naar voren gebracht. Het komt hem
tegenover andere aannemers dan ook wenschelijk
voor van dezen aannemer slechts de helft der boete
te vorderen.
De Voorzitter kan den heer de Vos niet mededee-
len of de gemeente schade heeft geleden of niet. De
Directeur der Gemeentewerken spreekt er niet van
en spreker heeft er niet naar gevraagd. Burgemees
ter en Wethouders hebben gezegd: wij hebben te
doen met een grooten aannemer, die weet welke ri
sico hij op zich neemt als hij inschrijft en er zijn dan
ook geen termen aanwezig om hem gunstiger te be
handelen dan het bestek toelaat. Spreker zou den
beer de Vos willen vragen welke gevallen van kwijt
schelding deze bedoelt, daar toch ieder geval op
zich zelf moet worden beoordeeld. Er kunnen toch
omstandigheden zijn, die er voor pleiten het bestek
minder streng toe te passen. Het is b.v. iets geheel
anders, als aannemers tengevolge van oorlogsom
standigheden hunne verplichtingen niet kunnen
nakomen. Dan zijn dergelijke verzoeken steeds in
gunstige overweging genomen. Hier heeft de aan
nemer den termijn te kort genomen en Burgemees
ter en Wethouders hebben geen vrijheid minder
boete op te leggen dan het minimum.
De heer de Vos meent dat er geen rekening mag
worden gehouden met het feit of men te doen heeft
met een groote aannemer dan wel met een kleine.
Dat het minimum bedrag is opgelegd heeft spreker
in de stukken gezien. Spreker kan nu niet direct
zeggen wie, maar hij herinnert zich een geval waar
in onder dezelfde omstandigheden wel clementie is
toegepast. Was het, vraagt spreker, niet iemand uit
li a rlingen?
De Voorzitter: „de grintleverancier uit Harlingen
heeft de vólle boete betaald."
De heer de Vos: „als de voorzitter de verzekering
geeft dat de gemeente geen schade heeft geleden
stel ik voor de boete te halveeren".
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Juni 1916. 141
De Voorzitter kan die verzekering niet geven. Hij
heeft liet niet onderzocht.
De heer de Vos stelt toch voor de boete te halvee
ren en te bepalen op 316.25.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met 18 tegen 3 stemmen wordt dit voorstel ver
worpen.
Vóór stemmen de heeren: Koopmans, de Vos en
Fransen.
Tegen de heeren: Cohen, Beekhuis, Tulp, Zand-
stra, Tiemersma, Peletier, van Weideren baron
Rengers, Binnerts, Oosterhoff, H. F. de Haan, Ha-
verschmidt, Schaafsma, Berghuis, Attema, Hiem-
stra, van Sloterdijek, Vonck en Schoondermark.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders
wordt thans met algemeene stemmen aangenomen.
11. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op
het adres van de vereeniging „Pro Juventute" in liet
arrondissement Leeuwarden, om ter bereiking van haar
doel, bestrijding der criminaliteit van jeugdige personen,
voorloopig voor den tijd van drie jaren een jaarlijksche
subsidie van f 50.—- te verleenen.
Bij adres van den 22'April 1.1., door U om prae-ad
vies in onze handen gesteld, verzoeken H. F. Fries
ter en mevrouw mr. J. H. GoslingsLvsen, onder
scheidenlijk voorzitter en secretaresse der Veree
niging „Pro Juventute" in het Arrondissement
Leeuwarden, ten behoeve dier vereeniging voorloo
pig voor den tijd van drie jaren een jaarlijksch sub
sidie te verleenen van vijftig gulden.
Adressanten geven in hun adres een uiteenzet
ting van de werkzaamheid der vereeniging. Boven
dien zijn statuten en reglement bij het adres ter ken
nisneming ingezonden. Trouwens het nuttige doel
dezer vereeniging is bekend genoeg dan dat daar
aan nog verder een betoog behoeft te worden ge
wijd. Ook mag worden aangenomen dat de geldmid
delen er niet te rooskleurig voorstaan. De overge
legde cijfers duiden daarop.
Als wij niettemin F aanraden het verzoek niet
in te willigen, dan is dit dus niet wegens gebrek aan
sympathie, maar omdat de vereeniging zich be
weegt op een gebied dat allereerst is van rijksbe
lang. Hare zorg voor de jeugdige misdadigers
strekt om de algemeene criminaliteit te verminde
ren. Natuurlijk komt dit ook de gemeente als deel
van liet geheel ten goede, doch daarin ligt voor
haar nog geen reden tot subsidiëering; liet getal
zaken, dat daarvoor dan in aanmerking zou komen,
werd feitelijk onbegrensd. Er is hier dus allerminst
aanleiding van het standpunt, om in deze tijden
geen nieuwe subsidiën op de begrooting aan te
brengen, af te wijken.
Op deze gronden hebben wij de eer U in overwe
ging te geven te besluiten adressanten in antwoord
op hun verzoek te doen weten dat het niet kan wor
den ingewilligd:
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Schaafsma zegt dat hij en zijne partijge-
nooten zich niet met het voorstel kunnen vereeni
gen. Zij zijn van oordeel dat Pro Juventute in de
maatschappij die zij voorstaan niet noodig is, maar
dat de vereeniging een zeer goed werk doet. Burge
meester en Wethouders zeggen nu dat deze zaak
landelijk moet worden behandeld. Pro Juventute
evenwel beeft eene plaatselijke af deeling en werkt
plaatselijk. Zij kan dus ook plaatselijk worden ge
steund. Spreker stelt dan ook voor het gevraagde
subsidie toe te staan.
De heer de Vos heeft, toen de Voorzitter het ver
zoek van Pro Juventute ter tafel bracht, gezegd,
dat hij het prae-advies niet vooruit wilde ioopen,
maar dat hij inwilliging van het verzoek gevaarlijk
zou achten, omdat er ook andere vereenigingen zul
len aankloppen. Burgemeester en Wethouders, die
de zaak onderzocht hebben, hebben begrepen dat er
verschillende vereenigingen zijn die ook goed wer
ken, b.v. Kinderzorg en de vereeniging tot steun.
Ook deze vereenigingen werken plaatselijk en zul
len in aanmerking willen komen voor een subsidie.
Als dit verzoek wordt ingewilligd zal het aantal van
dergelijke verzoeken legio worden. De Raad zal dan
niet kunnen teruggaan, maar moet dan alle ver
eenigingen steunen. Spreker gaat dan ook mee met
het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
De heer Tulp kan zich niet met het voorstel van
Burgemeester en Wethouders vereenigen. Burge
meester en Wethouders erkennen het nut door de
vereeniging gesticht. Zij zeggen evenwel dat dit
een zaak van rijkszorg is. Waar nu die rijkszorg te
kort schiet en Pro Juventute zonder steun haar
doel niet kan bereiken, wil spreker het subsidie wel
verleenen in navolging van andere gemeenten. Dooi
den heer de Vos is gezegd dat er dan meerdere ver
eenigingen zullen aankloppen, maar spreker is van
oordeel dat ieder geval op zich zelf moet worden
beschouwd.
De heer Peletier is het eens met den heer Tulp.
Burgemeester en Wethouders komen feitelijk
slechts met één argument, n.l. het beroep op de tij
den, een argument hetwelk spreker eemgszins ge
zocht vindt. Men kan ten slotte daarop wel alles af
wijzen. 1 )e tijden eischen wel is waar meerdere uit
gaven, doch daar tegenover staan gelukkig ook
meerdere inkomsten. Spreker is van oordeel dat
iedere aanvraag op zich zelf moet worden be
schouwd. In dit geval spreekt er genoeg voor het
verzoek in te willigen.
De heer Zandstra steunt de heeren Schaafsma,
Tulp en Peletier.
Hij geeft niet toe dat het verzoek met het oog op
de tijdsomstandigheden moet worden afgewezen,
integendeel, het moet worden ingewilligd, daar de
misdadigheid der jeugd toeneemt. Pro Juventute
doet een zeer goed werk geheel belangeloos en zij
mag daarom aanspraak maken op den steun der ge
meente.
Wat. de aanvragen van andere vereenigingen be
treft, spreker meent dat de Raad die rustig kan af
wachten en elk geval op zich zelf beschouwen.
De Voorzitter heeft van de voorstanders van sub
sidieeren geen andere argumenten gehoord dan die
reeds in liet prae-advies staan vermeld. Burgemees
ter en Wethouders erkennen dat Pro Juventute
eene nuttige instelling is en dat zij zeer goed werkt.
Dat is niet betwijfeld. Een argument voor het ver
leenen van subsidie zou zijn dat de vereeniging, zoo
als de heer Schaafsma heeft gezegd, plaatselijk
werkt. Zoo zijn er echter wel honderd vereenigin
gen en als de gemeente dan ook op dien grond zou
willen steunen zullen er veel aanvragen komen.
De tegenwerping van den heer Peletier, dat het
beroep op de tijdsomstandigheden een gezocht ar
gument is, heeft spreker verbaasd. Het is toch zaak
in deze tijden voorzichtig te zijn en maar geen geld
weg te geven alsof er geen wolkje aan de lucht was.
Spreker meent dat een zakenman als de heer Pele
tier dat ook wel zoo zal moeten begrijpen. De tegen
werping van den heer Peletier, dat liet beroep op de
tijdsomstandigheden gezocht is, lijkt spreker zeer
gezocht.