146 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Juni 1916. geling wat ruimer op te vatten voor gezinnen met veel kinderen. Daar wordt honger geleden onder alle mensehen met een beperkt inkomen. Er zijn grenzen aangenomen voor het geven van duurtetoe- slag en nu moeten die, meent spreker, parallel loo- pen met die voor de verstrekking van vet, viseh, aardappelen en brood. Spreker hoopt dat de Voor zitter dit nog eens zal overwegen. De Voorzitter heel t dat alles al overwogen. Wat de inkomensgrens betreft, die is alleen nog van toepas sing op brood en aardappelen. Voor het koopen van viseh is geen grens van het inkomen gesteld en het vet is op. Men mag blij zijn dat de vetkaarten er zijn om er aardappelen op verkrijgbaar te stellen. Als zon moeten worden gedaan wat de heer de Haan wenseht, zouden, door de administratieve romp slomp daaraan verbonden, en de tijd die daarmee gemoeid is, de beschikbare aardappelen ai verrot zijn voordat ze konden worden gedistribueerd. Den heer Fransen doet het leed dat de Voorzit ter niet kan ingaan op het verzoek van den heer Hiemstra betreffende de broodkaarten. Spreker sluit zich aan bij den heer H. P. de Haan en wil odk een kleine poging wagen om te komen waar het heen moet. Spreker wil aantoonen dat de grens van 17 a 1'8 gulden te laag is. De mensehen met dat in komen, volgens hun aanslag in de gemeentebelas ting, waarin ook begrepen is de huur van het door hen bewoonde perceel, kunnen een broodkaart krij gen. Voor huur gaat er af 2.50 a 3.Blijft over 14.a 15.voor levensonderhoud. Dezelfde man, en vooral de kleine middenstan der, die als winkelier ook 17.a 18.ver dient, moet daarvan soms 7.aan buur voor win kel, pakhuis en stand betalen en houdt dus 10 a 11 over om van te leven. Het is dan ook een fout dat de huur niet van het inkomen wordt afgetrok ken, omdat bij eenzelfde inkomen de huur zoo ver schillend is. De kleine middenstander wordt daar door het zwaarst getroffen en is dan in nog veel on gunstiger positie dan een arbeider, die 17 a 18 inkomen heeft. De heer Beekhuis kan zich, lettende op de wijze waarop deze zaak is ter sprake gebracht, wel begrij pen dat de heer Hiemstra den voorzitter niet war men dank heeft gebracht, daar liet doel der inter pellatie blykbaar niet was om te doen uitkomen dat de zaak bij den voorzitter in goede handen zat. Dat de beide andere sprekers zulks evenwel niet heb ben gedaan verwondert hem, nadat de voorzitter duidelijk heeft aangetoond dat het hier betreft eene zaak die den Minister aangaat en waarin de Bur gemeester doet alles wat maar bij mogelijkheid door hem kan worden verricht. Spreker wil nu den Voor zitter een woord' van warmen dank brengen voor hetgeen door hem met het oog op de levensmiddelen voorziening is gedaan, daar gebleken is dat hij een open oog heeft voor de belangen der ingezetenen. De heer Tiemersma behoeft den handschoen niet voor zijn partijgenoot Hiemstra op te nemen, maar de heer Beekhuis schijnt niet goed geluisterd te heb ben. De heer Hiemstra heeit den Voorzitter wel degelijk dank gebracht, al was dat dan niet zoo uit volle borst als de heer Beekhuis wel wenschte. De een doet het echter op deze, de ander op zijne wijze. Zeer tot zijn leedwezen heeft spreker van den Voorzitter vernomen dat de distributie van vet op houdt. Het is spreker persoonlijk bekend dat de bei de voorgaande weken hier voor de consumptie hij- na geen runderen zijn geslacht, mede dientengevol ge is het rundvet zeer schaars, bijna of in 't geheel niet te verkrijgen. Daarbij is het duur, voor velen, ook kleine burgers, niet meer te betalen. Met kleine hoeveelheid en aanlenging moet men zien rond te komen, het wordt er niet beter op. Spreker weet wel dat er ook nog gesmolten vet is te verkrijgen, maar of deze voorraad voldoende is betwijfelt hij, wanneer men daaiop volstrekt is aangewezen, ook niet voor de menschen die vroeger in 't bezit waren van een vetkaart. Spreker vraagt of er niet op een andere wijze in den vetnood kan worden voorzien. De heer H. P. de Haan heeft gehoord dat de lieer Beekhuis het betreurt, dat spreker teleurgesteld is ten opzichte van de regeling der broodkaarten. Het is hem bekend dat de Voorzitter getracht heeft om de menschen die broodkaarten hadden, deze te doen behouden en dat hem dit is mislukt. Als nu de Voor zitter spreker verzekert dat er geen enkele gemeen te is waar de loongrenzen ruimer zijn, dan zal hij er zich bij neer leggen. Anders evenwel is het hem hoogst onaangenaam, dat de Burgemeester geen moeite doet om de grenzen voor de groote gezinnen te verruimen. De heer Fransen zegt dat de heer Beekhuis de vriendelijke opmerking maakte en spreker heeft verweten in gebreke te zijn gebleven. Spreker weet niet waarin. Het lag niet op zijn weg den voorzitter dank te betuigen voor het beantwoorden van vra gen, door den heer H iemstra hij interpellatie gesteld, doch spreker heeft alleen zijn leedwezen willen uit spreken over het antwoord, door den voorzitter aan den heer Hiemstra gegeven op diens waag inzake de broodkaartenregeling. Van „ingebreke blijven" is hier dus geen sprake. De Voorzitter wijst erop dat hij eenigen tijd gele den inlichtingen heeft ingewonnen omtrent het rundvet. Hem is toen medegedeeld dat het beter was dat de gemeente zich daar niet mee bemoeide, omdat er voldoende plantenvet was te krijgen. Spre ker wil echter nog wel eens een onderzoek instellen. Den heer Beekhuis brengt spreker dank voor diens waardeerende woorden. Dat is men in den Raad niet gewoon te hooren, maar daarom is het spreker ook niet te doen. De zaak van de inkomens grens zit zoo. Het is niet onmogelijk dat er gemeen ten zijn waar de Regeering een hoogere grens voor de uitreiking der broodkaarten heeft goedgekeurd dan hier. Er zijn spreker echter ook gemeenten be kend waar die grens lager is gesteld. De Regeering heeft zich verzet tegen het voorstel van Burge meester en Wethouders om de menschen, die brood kaarten hadden, deze te laten behouden en een raadsbesluit kan daaraan niets veranderen. De Mi nister heeft voorwaarden gesteld en die moeten worden nageleefd. Iets anders is liet wat de lieer Hiemstra nu heeft voorgesteld. Spreker heeft n.l. van dit raadslid eene motie ontvangen, luidende: de Raad noodigt Burgemeester en Wethouders uit hij de regeering aan te dringen op eene ruimer verkrijgbaarstelling der broodkaarten. Spreker zal deze motie in stemming brengen. Met algemeene stemmen wordt deze motie aan genomen. Hiermee is de interpellatie gesloten. De Raad gaat in comité generaal. Na heropening komt aan de orde: 10. Voortzetting der behandeling van het voorstel van Burgemeester en Wethouders om over te gaan tot aan koop van bleekjes aan de Keizersgracht van het R.K. Weeshuis en Armenhuis, in verband met de plannen tot verbetering van den verkeersweg aldaar (Bijlage no. 24). Met 11 tegen 10 stemmen wordt besloten overeen Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Juni 1916. 141 komstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders. Vóór stemmen de heereuCohen, Tiemersma, Pe- letier, van Weideren baron Rengers, Binnerts, Oos- terhoff, H. P. de Haan, de Vos, Fransen, Berghuis en Sehoondermark. Tegen de heeren: Beekhuis, Tulp, Zandstra, Koopmaus, Haverschmidt, Schaafsma, Attema, Hiemstra, van Sloterdijck en Yonck. Niets meer te behandelen zijnde sluit de Voor zitter de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1916 | | pagina 7