162 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Juni 1916. Voor toekomstige ambtenaren zullen ook de dienstjaren in eene andere gemeente of' in andere gemeenten medetellen, mits die onmiddellijk aan het optreden alhier voorafgaan, zulks op grond, dat in deze gevallen meerdere ervaring dus meer ar beidswaarde is verkregen. Bij besluit van Gedeputeerde Staten van 31 Mei 1905 zijn voor alle gemeenten in Friesland de tegen woordige jaarwedden van burgemeesters en secre tarissen vastgesteld. Sedert heeft zich liet gebied der gemeente-be moeiingen belangrijk uitgebreid en zijn ingrijpende wetten tot stand gekomen, waarvan de uitvoering aan de gemeentebesturen is opgedragen. De gemeentezorg neemt voortdurend toe, wat in de naaste toekomst nog in meerdere mate zal blij ken, terwijl ook in liet bijzonder de gemeente Leeu warden in dat tijdvak belangrijk in beteekenis en bevolking is vooruitgegaan. Wij meenen er daarom de aandacht op te mogen vestigen, dat, terwijl de secretaris en ontvanger benoemd worden door den gemeenteraad, de benoe ming van den burgemeester geschiedt door de Ko ningin en dat diens werkzaamheden liet meest zijn toegenomen door zijne verrichtingen in 's Rijks dienst, zijnde hij in de eerste plaats belast met de uitvoering van rijkswetten of handelende krachtens opdrachten vanwege de Regeering. In verband daarmede komt het ons voor, dat de uitkeering van het Rijk, volgens artikel 10 der wet van 24 Mei 1807, Staatsblad no. 166 namelijk 1/4 van de som der jaarwedden voor den burgemeester en den secretaris vastgesteld, tot een maximum van 600.ten eenenmale ontoereikend is geworden en dringend herziening eischt in dien zin, dat de woorden „tot een maximum van 600.moeten vervallen. Wij zijn alzoo genegen om instemming te betuigen met het voornemen van Gedeputeerde Staten aan de ambtenaren der gemeente, wier bezoldiging door hun College wordt vastgesteld, periodieke verhoo gingen toe te kennen na 6 en 12-jarigen dienst, en hebben ook overwogen, dat secretaris en ontvanger hier waarschijnlijk een eindbetrekking bekleeden, die hun aanspraak geeft op een behoorlijke maxi mum-bezoldiging, doch mogen daarbij niet verhe len, dat het tijdstip, waarop Gedeputeerde Staten de eventueele verhoogingen willen doen ingaan en wel op 1 Juli 1016 al bijzonder ongunstig ge kozen schijnt. Bij alle waardeering toch voor de bijzondere be teekenis van het ambt van burgemeester, voor de bekwaamheid en geschiktheid, noodig voor de rich- tige vervulling der betrekkingen van secretaris en ontvanger, zouden wij aan de wijziging hunner jaarwedden gaarne zien voorafgegaan een nadere regeling van de salarissen der lagere ambtenaren in dienst der gemeente, omdat het aan de orde stel len van verandering der belooning voor de beter ge situeerden hard is tegenover de maatschappelijk minder goed bezoldigden, die vooral tegenwoordig den druk der tijdsomstandigheden in hooge mate ondervinden. Voor de lagere ambtenaren en dit geldt niet slechts voor het seeretariepersoneel, maar voor het personeel der gemeente in zijn geheelen omvang - komt het er nu op aan om te trachten hunne gezin nen voip' gebrek te vrijwaren, zij moeten zich beper ken in de meest noodzakelijke uitgaven en levens behoeften; de hoogere behoeven zich slechts te ver minderen in uitgaven voor gemak, weelde of ont spanning. De gedachtenwisseling hierover leidde er toe, dat een der leden onzer Commissie aanvankelijk niet goedgunstig stond tegenover de voorgestelde sa larisregeling; liet was reeds zoo moeilijk geweest een duurtetoeslag te verkrijgen voor de werklieden m dienst der gemeente, welke toeslag zijns inziens reeds te niet is gedaan door de inmiddels toegeno men verhooging in prijs der meest noodzakelijke levensbehoeften. Daarom achtte hij zich niet gerechtigd thans me de te gaan met liet door Gedeputeerde Staten in uitzicht gestelde voornemen. Waar onze Commissie evenwel eenstemmig was ten opzichte van de wenschelijkheid het tijdstip van invoering der nieuwe regeling om de hierboven- genoemde reden uit te stellen, is ten slotte in dien zin volkomen overeenstemming mogelijk gebleken. t\ ij geven alzoo Uwen Raad in overweging Ge deputeerde Staten van Friesland voor te stellen te besluiten voor den burgemeester, den secretaris en den ontvanger de voorgenomen aanvangsjaarwed den en ontworpen regeling der verhooging na 6 en 12 jaar dienst in deze gemeente vast te stellen en deze niet te doen ingaan, alvorens eene herziening- der jaarwedden van de overige ambtenaren der ge meente zal zijn tot stand gekomen. De beraadslaging wordt geopend. De Voorzitter heeft zich de vraag gesteld of liet voor den Raad en voor hem zelf niet aangenaam zou zijn als hij de hamer aan den oudsten wethouder overgaf. Hij gelooft evenwel dat het niet noodig is, aangezien liet een zakelijk voorstel betreft. Hij be houdt zich echter voor alsnog het presidium over te dragen, indien de Raad een andere opvatting mocht zijn toegedaan. Spreker opent de beraad slagingen. Den lieer H. I'. de Haan wil liet voorkomen, dat nu liet advies door de Commissie geheel buiten de personen om is gegeven, er niets tegen is dat de burgemeester het presidium blijft voeren. De lieer Zandstra wil, als lid der commissie, als zijn gevoelen te kennen geven, dat de commissie de zaak heeft beschouwd geheel buiten de personen om. Hij bedoelt niets kwaads met hetgeen hij mis schien zal zeggen. Toen het salaris van den burge meester werd besproken heeft hij gedacht aan de loonen van andere in dienst der gemeente zijnde ambtenaren en werklieden, wier loonen zoo zijn dat ze noodig moeten worden herzien en die door een duurtetoeslag zoo wat op peil worden gehouden, terwijl de menschen verder nog worden gesteund met brood- en vetkaarten, en dan nog blijven bene den het niveau om een menschelijk bestaan te kun nen leiden. Toen hij dit alles bedacht kon hij de ver wachting niet onderdrukken, dat Burgemeester en Wethouders spoedig zouden komen met een voor stel tot herziening der loonen van de ambtenaren en werklieden en sprak hij de hoop uit, dat spoedig honderden burgers beter dan tot nu toe door regee- ringsmaatregelen zouden worden geholpen. Spreker hoopt dat de Raad de voorstellen tot her ziening der salarissen, als die hem bereiken, zal aan nemen en dat hij niet alle aandacht zal schenken aan de tractementen van de eerste ambtenaren der gemeente, maar ook aan die der andere, opdat ook zij met milde hand kunnen worden geholpen. Als men het een doet en het ander niet, dan kan door een klein vonkje spoedig een groote brand ontstaan als de voedingsbodem aanwezig is. En die is aan wezig in de duizenden die gebrek lijden. In verband daarmee is de slotalinea door de Commissie toege voegd aan het prae-advies. Spreker zal van die slotalinea niet zooveel zeggen. De Commissie wil niet eerst de tractementen voor burgemeesters enz. verhoogd zien en daarna die van de andere ambte naren, maar omgekeerd. Om dat doel te bereiken wil iHKvviS Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Juni 1916. 163 spreker hetgeen aan de slotalinea ontbreekt aanvul len met deze motie: „de Raad, kennis genomen hebbende van het rap port van deCommissie ad hoe inzake een voorstel tot „salarisverhooging van burgemeester, secretaris en „gemeente-ontvanger, van oordeel, dat deze verhoo- gingen niet dienen in te gaan alvorens eene her ziening der jaarwedden en loonen van de overige „ambtenaren, werklieden en bedienden der gemeen de is tot stand gekomen, noodigt Burgemeester en „Wethouders uit tijdig, vóór de eerstvolgende be- „grooting, voorstellen dienaangaande bij den Raad „in te dienen, ten einde mogelijk te maken, dat alle „verhoogingen kunnen ingaan op 1 October 1016". Spreker en zijne partijgenooten achten die aan vulling noodig, omdat de slotalinea hun te vaag is. Gedeputeerde Staten zullen toch niet weten wan neer de salarisverhooging voor den burgemeester enz. moet ingaan. Daarvoor is een tijdsbepaling noodig. De Voorzitter deelt mede dat door den heer Zand stra de voorgelezen motie wordt voorgesteld. Spreker wijst erop dat Burgemeester en ethou- ders, het is trouwens reeds eerder medegedeeld, be zig zijn met eene herziening van de jaarwedden en de loonen en dat zij zich voorstellen die herziene regeling in werking te doen treden op 1 Januari 1917. De motie vraagt echter om de salarisverhoo ging voor de ambtenaren enz. met 1 October te doen ingaan. De heer Zandstra wil dat wel veranderen in 1 Ja nuari 1017. De Voorzitter zegt dat de duurtetoeslag, die op 27 September eindigt, dan moet worden verlengd, tenzij de toestanden vroeger mochten zijn veran derd. De heer Zandstra kan zich erbij neerleggen. Spre ker acht de motie nu overbodig en trekt haar in. De heer Binnerts wethouder zegt, dat het vage uit liet voorstel der Commissie en daarmede ook het bezwaar van den heer Zandstra kan wegval len door de laatste woorden te vervangen door: „en deze niet te doen ingaan vóór 1 Januari 1917". Hij zou de Commissie dus in overweging wil len geven deze wijziging in het voorstel aan te bren gen. De heer Zandstra heeft daartegen geen bezwaar. Hij weet echter niet hoe zijne medecommissieleden erover denken. Deze zaak is ook niet in de commis sie besproken. De Voorzitter: „er is iets voor te zeggen voor het noemen van den datum van 1 Januari 1917. De Raad heeft advies aan Gedeputeerde Staten te ge ven en dan is het beter dat niet wordt verwezen naar een gemeentelijke aangelegenheid." De heer H„ P. de Haan zegt dat de Commissie zich wel met het denkbeeld van den heer Binnerts kan vereenigen. Het is zeer juist wat de heer Zand stra heeft gezegd, dat hij namelijk na de beraadsla gingen over het rapport met den datum 1 October is gekomen. De Commissie kon daar niet op ingaan. De heer Beekhuis wil nog een kleine aanvulling geven. Hij geeft toe, dat de laatste alinea wel wat vaag is. De oorzaak is dat de commissie verband wilde leggen tussehen de salarieering van den bur gemeester enz. en de ambtenaren. Zij kon daardoor geen termijn bepalen. Na hetgeen is gezegd kan hij zich wel vereenigen met den datum van 1 Januari 1917. De Voorzitter deelt mede, dat de commissie het slot van haar voorstel, beginnende met „alvorens" tot het einde, heeft veranderd in: „vóór 1 Januari 1017". De heer Tulp vraagt splitsing van de bespreking van de salarissen. De heer Koopmans begrijpt de zaak blijkbaar niet recht. Hij meende dat de heer Tulp de conclusie, waartoe men in het rapport komt, wenschte te split sen, doch bemerkt nu dat hij de verschillende jaar wedden bedoelt. Dit acht spreker onnoodig, maar hij zou het eerste wenschen. Immers het rapport had zeer sober kunnen zijn t n enkel antwoord geven op de vraag van Gedepu teerde Staten. De commissie vlecht hierin nu de voorwaarde dat de bezoldigingen van de lagere be ambten eerst zullen worden verhoogd, voor men tot de verhooging van de jaarwedden der hoogere amb ten overgaat. Deze voorwaarde heeft met het onder havige niets uit te staan en had achterwege moeten blijven. De lieer Tulp wil de drie ambtenaren afzonderlijk bespreken. Er kunnen toch leden zijn die twee wel en één niet willen verhoogen. De heer Koopmans kan zich niet met de zienswij ze van den heer Tulp vereenigen, ofschoon hij er zich bij zal neerleggen, nu hij bemerkt dat de wijzi ging in de salarissen van de andere ambtenaren dit jaar onder handen zal worden genomen. Men kan daarover verschillend denken en ook van meening zijn, dat de jaarwedden van de hoo gere ambtenaren moeten voorgaan, wat ook in het belang der andere zou kunnen zijn, omdat deze dan gemakkelijker volgen. De Voorzitter wil de slotclausule wel gesplitst in stemming brengen. Hij wijst er nog op, dat het niet wel aangaat, die verhooging midden in bet jaar te doen ingaan, omdat er bij de begrooting niet op ge rekend is. De heer Koopmans wijst er op dat dit in het rap port niet naar voren wordt gebracht en in ieder ge val een zaak van orde en administratie betreft. Zoo als hij reeds zeide, splitsing zal hij nu niet verlan gen, doch hij meende zijn gevoelen toch kenbaar te moeten maken. Aan de orde komt de bespreking van het salaris van den burgemeester. De heer Oosterhoff (wethouder) zegt, dat de mo tieven, die bij de Commissie hebben gegolden voor bet geven van periodieke verhoogingen aan den secretaris en den ontvanger, niet kunnen gelden voor den burgemeester. Wij zien tegenwoordig dik wijls dat personen tot dit ambt worden geroepen, die nog geen burgemeester zijn geweest, en als voorbeeld wijst spreker op Amsterdam, 's Graven- hage en Utrecht. Dat de vervulling van het ambt de titularissen dus meer geschikt maakt gaat dus niet altijd op. Spreker stelt dan ook voor de periodieke verhooging voor den burgemeester te doen verval len en Gedeputeerde Staten te verzoeken het sala ris op een vast bedrag te willen stellen. Dit amendement wordt ondersteund en maakt al zoo een onderwerp van beraadslaging uit. De heer Zandstra is het niet met den heer Ooster hoff eens. Een burgemeester, die jong in eene ge meente komt, heeft niet die waarde als iemand die 6 dienstjaren heeft. Met de dienstjaren stijgt de waarde van den burgemeester en daarom heeft hij wel degelijk aanspraak op periodieke verhoogingen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1916 | | pagina 8