164 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 .Tuni 1916. Komt er na jaren een jonge titularis, dan kan die weer op het aanvangssalaris beginnen. Spreker zou niet gaarne zien dat een jong burgemeester, die een ander met dienstjaren opvolgt, hetzelfde salaris krijgt. De heer de Vos kan zich met het door den heer Oosterhoff gesprokene vereenigen. Men moet een burgemeester niet beschouwen als een gewoon amb tenaar. Voor een bepaalde plaats moet een bepaald salaris worden gegeven. Een gewoon ambtenaar heeft en, dat is de periodieke verhooging, een prik kel noodig om zijn taak zoo goed mogelijk te ver vullen. Een burgemeester wordt niet voor zijn le ven, maar telkens voor 6 jaar benoemd en dat is voor dezen de prikkel om zijn ambt zoo goed moge lijk te vervullen. Spreker onderschrijft daarvan wat de heer Oosterhoff heeft gezegd en zal vóór diens amendement stemmen. De heer Beekhuis heeft met genoegen gemerkt dat de Baad het met de Commissie eens schijnt te zijn ten opzichte van wat zij heeft gezegd over eene hoogere rijksuitkeering. Dat is toch rationeel. Ge deputeerde Staten wijzen er op dat de toeneming van het werk van de burgemeesters in hoofdzaak een gevolg is van de vele nieuwe wetten. Welnu deze nieuwe wetten dragen den burgemeester veel werk op, vooral als vertegenwoordiger van het Bijks gezag. Daarom is het niet goed gezien dat het Bijk 1/4 deel van het salaris, meteen maxi m u in van 600.betaalt. Die laatste woorden belmo ren te vervallen. De heer Hiemstra is het inzooverre met den heer Beekhuis eens dat het Bijk vergoeding moet geven voor maatregelen, die door burgemeester en secre taris worden uitgevoerd. Spreker vindt het sy steem, dat het Bijk een bepaald deel van het sala ris vergoedt, echter niet wemschelijk. De band tusschen het Bijk en den burgemeester als rijks-agent komt door de vergoeding van een deel van het salaris sterk naar voren en spreker meent dat dit juist niet goed is. Hij zou het beter vinden, dat het Bijk aan de gemeente vergoeding gaf voor de uitvoering der rijkswetten. Over het amendement-Oostephoff staken de stem men. Vóór stemmen de heeren: Cohen, Berghuis, Tulp, de Vos, Oosterhoff, Menalda, Binnerts, Vonck en Peletier. Tegen de heeren: Tiemersma, Fransen, Zandstra, Schaafsma, Hiemstra, H. P. de Haan, Beekhuis, Haverschmidt en Koopmans. De conclusie van het rapport inzake de salaris- regeling van den secretaris wordt met algemeene stemmen vastgesteld. Aan de orde komt de salarisregeling van den ge meente-ontvanger. De lieer Tulp: „i s het salaris niet in den laatsten tijd pas verhoogd!' De Voorzitter: „in 191(2 van 2201).tot 2006.—." De heer Tulp wil niet meegaan met de salaris- verhooging van den ontvanger. Voor een ontvanger toch worden geen groote bevoegdheden vereischt en spreker acht diens salaris voldoende. Dit is na tuurlijk geheel afgescheiden van den persoon die het ambt bekleedt. Spreker stelt voor te adviseeren den ontvanger niet te verhoogen. De heer Beekhuis doet opmerken dat, wat de heer Tulp heeft beweerd, niets met de periodieke ver hoogingen heeft te maken. Wat voor andere amb tenaren ten opzichte van de periodieke verhoogin gen geldt, geldt ook voor den ontvanger. De fout zou dan meer zijn dat het aanvangssalaris te hoog is, in het systeem van den heer Tulp. De heer Tulp acht het salaris van den ontvanger ruim voldoende en is absoluut niet te vinden voor periodieke verhoogingen. Hij heeft maar een ge ring aantal werkuren en de werkkring is betrekke lijk licht. De Voorzitter meent dat het een zonderlingen in druk zal maken als voor den secretaris wel en voor den ontvanger geen periodieke verhoogingen wor den noodig geacht. Wil men het maximum van den ontvanger niet verhoogen, dan geeft spreker in overweging een voorstel in te dienen om een ander minimum voor den ontvanger voor te stellen. De lieer Tulp stelt voor te adviseeren het salaris van den ontvanger te bepalen van 2000.tot 2600.—. De heer H. P. de Haan: „is dat niet wat mal. In 19.12 bepaalt de Baad het salaris op 2800.nu zal hij voorstellen het op 2000.vast te stellen!" De heer Koopmans moet toch protesteeren tegen de kwalificatie die de heer Tulp van het ambt van ontvanger geeft. De heer Tulp drukt zich veel te sterk uit. Spreker weet wel dat van den ontvanger niet de kundigheden verlangd worden, die men aan den burgemeester en secretaris mag toekennen, maar hij moet toch zijn een alleszins achtenswaardig en betrouwbaar man, met voldoende administratieve kennis. Bovendien heeft de gemeente-ontvanger hier eene groote financieele verantwoordelijkheid, die zich uitdrukt in een te stellen borgtocht, waar voor zeker eene belangrijke premie moet worden betaald. Waar nu het salaris in 1912 op 2600.is be paald, gaat het toch niet aan dit thans lager te waar- deeren, waar toch aan liet leven steeds hoogere eischen worden gesteld en de levensomstandigheden in den laatsten tijd, we hebben dit al zoo dikwijls gehoord, belangrijk moeilijker zijn geworden. Hij zal zich dan ook absoluut tegen het denk beeld van den heer Tulp verklaren. Den heer Oosterhoff (wethouder) doet het genoe gen dat de heer Koopmans reeds met een enkel woord het ambt van ontvanger heeft verdedigd. Ver schillende raadsleden slaan dit ambt beslist te laag aan. Niet alleen heeft de ontvanger eene groote verantwoordelijkheid, maar er is ook veel werk aan de betrekking verbonden. Vroeger was het salaris 2200.— en in verband met de uitbreiding van den werkkring heeft de Baad liet vroeger reeds op 20OO.bepaald. En de werkkring breidt zich nog steeds uit. Als de Baad met de toekomst rekening houdt za lhij tot de conclusie komen dat 2600. niet het maximum, maar het minimum salaris moet zijn. Spreker is dan ook tegen het voorstel-Tulp. Dit voorstel wordt verworpen met 13 tegen 5 stemmen. Vóór stemmen de heeren: Berghuis, Tulp, Tie mersma, Schaafsma en Hiemstra. Tegen de heeren: Cohen, de A7os, Fransen, Zand stra, Oosterhoff, H. P. de Haan, Menalda, Binnerts, Beekhuis, Haverschmidt, Vonck, Koopmans en Pe letier. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Juni 1916. 165 Y. De Voorzitter stelt nu aan de orde het be trekkelijk, onder de mededeelingen vermelde en toen aangehouden adres, om verhooging van den duurtetoeslag en herhaalt het daarbij door Burge meester en Wethouders gedaan voorstel, om te ver wijzen naar het raadsbesluit van 28 Maart 1916, waarbij de toeslag tot 27 September e.k. is vastge steld. Den heer Schaafsma doet het genoegen dat ver lenging van den duurtetoeslag in uitzicht is ge steld. Hij zegt dat afgewacht kan worden hoe de re- geeringsmaatregelen doorwerken en hoopt dat Bur gemeester en Wethouders als het noodig is uitbrei ding der grenzen zullen voorstellen. Niets meer te behandelen zijnde sluit de A oorzit- ter de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1916 | | pagina 9