174 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 Juli 1916.
Spreker acht de bezwaren tegen inwilliging van
het verzoek schromelijk overdreven. Dat is geen
motief om te weigeren.
De heer Tulp stelt voor, voor te schrijven, dat het
matglas 2 M. hoog moet zijn.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement-Tulp wordt met 21 stemmen te
gen 1 stem aangenomen.
Alleen de heer Oosterhoff stemt tegen.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het aldus gewijzigd voorstel van Burge
meester en Wethouders.
12. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op
het adres van H. Visser om vergunning tot straat-
aanleg op een perceel grond tussclien de Iiembrandtstraat
en de Oeverdwarsstraat.
(Zie pag. 153, 2e kolom, verslag van 27 Juni 1916).
De beraadslaging wordt geopend.
De Voorzitter wijst erop dat de heer Fransen de
vorige maal de opmerking heeft gemaakt, dat geen
ontheffing behoefde te worden verleend van de ver
plichting tot slootdemping. Spreker was ook onder
dien indruk, maar hij moet doen opmerken dat èn
de heer Fransen èn spreker zich hebben vergist.
Er mag hij een bouwblok geen sloot zijn. Daarvan
kan de Raad onthefing verleenen. Dan geldt pas de
25 M. Als men 25 M. uit de sloot wil blijven met een
te stichten gebouw moet toch ontheffing van de
demping worden verleend.
De heer Fransen heeft zich persoonlijk omtrent
den toestand van het terrein overtuigd, maar is
daarbij tot de onaangename ontdekking gekomen,
dat er in de Willem Loréstraat een huis staat, het
welk 1.50 M. buiten de rooilijn is gebouwd. Dat is
geheel in strijd met de Bouwverordening. De rooi
lijn voor de Rembrandtstraat is wel aangegeven,
die voor de Willem Loréstraat, naar het schijnt,
niet, terwijl toch voor een hoekhuis altijd twee rooi
lijnen noodig zijn. Spreker weet niet waar de fout
zit of bij het woningtoezicht of hij den houwer, maar
hij zou het huis willen laten wegbreken.
De Voorzitter doet opmerken dat de vergissing
hij het Woningtoezicht schuilt. Het Woningtoezicht
toch heeft per abuis de verlengde lijn van
de voortuintjes voor de rooilijn gehouden. Bur
gemeester en Wethouders konden, toen het huis
stond en de fout werd bemerkt, niet den eigenaar
dwingen het huis weg te breken. Hij weet ook niet
of de Raad dat zou kunnen, want het huis stond er
met vergunning van Burgemeester en Wethouders.
Spreker vindt het trouwens niet bijzonder hinder
lijk. Bovendien staan in het verder gedeelte van de
Willem Loréstraat ook huizen iets te ver naar
voren.
De heer Fransen hoort dat het Woningtoezicht
de rooilijn verkeerd heeft aangegeven. Als men toch
een draad trekt in het verlengde der reeds gebouw
de huizen dan heeft men de rooilijn en nu begrijpt
spreker niet dat men op een afstand van 6 M., 1.50
M. mis kan zijn. Spreker meent dat niet geduld
moet worden dat het huis bestaan blijft. Als men
alles toelaat, al is er eene vergissing der gemeente
in het spel, dan heeft men de Bouwverordening
niet noodig. Spreker zou wel willen voorstellen met
den houwer eene overeenkomst te treffen in dier
voege, dat het huis in de rooilijn wordt terugge
bracht.
De Voorzitter wijst erop dat, wat wij hier hebben,
herhaalde malen wordt toegepast hij nieuwe stra
tenplannen, n.l. dat de straat in het midden iets
breeder wordt aangelegd. Spreker erkent nogmaals
de vergissing van liet Woningtoezicht, maar moet
doen opmerken dat er daardoor geen misstand is
ontstaan. De lijn voor de voortuintjes is voor de
rooilijn aangezien en, toen de vergissing werd be
merkt, was de vergunning reeds verleend. Spre
ker weet beslist niet hoe den man te dwingen tot het
afbreken van het gebouw. Als de heer Fransen den
toestand goed beziet, zal hij merken dat het niet
veel beteekeut. Wanneer de man eventueel zou ge
dwongen worden tot afbreken van het deel dat bui
ten de rooilijn staat, kan hij van de rest niets ma
ken. De geheele indeeling is dan bedorven. Spreker
gelooft (lat deze kwestie wel wat wordt opgeblazen.
De heer Fransen ontkent dat het hier een opge
blazen zaakje geldt. Men heeft hier een blinden
muur van een nette arbeiderswoning, die 1.50 M.
buiten de rooilijn staat. Spreker herhaalt dat de
Bouwverordening wel kan worden gemist als men
dergelijke fouten tolereert.
De Voorzitter: „de blinde muur is er toch".
De heer Fransen: „dat is reeds een misstand op
zich zelf".
De heer Koopmans begrijpt de situatie niet. Hij
vraagt of deze kwestie verband houdt met het on
derhavige voorstel. De gemeente kon toch immers
altijd onteigenen. Is de beslissing over dit voorstel,
vraagt spreker, afhankelijk van wat er met het dooi
den lieer Fransen bedoelde huis geschiedt
De Voorzitter antwoordt dat de door den heer
Fransen te berde gebrachte kwestie geheel buiten
dit voorstel staat. Het gaat nu over een aan te
leggen stratenplan. Dit is al bebouwd.
De heer Tiemersnia zegt dat er bij de stukken
een adres is van de bewoners van de Oeverdwars
straat. Spreker vraagt of de sloot, waarvan door
adressanten demping wordt gevraagd, dezelfde is
als waarvoor aan Visser ontheffing van de ver
plichting tot demping zal worden verleend.
De Voorzitter antwoordt bevestigend.
Den heer Tiemersnia vraagt of het nog niet be
ter is om alsnog geen ontheffing te verleenen. Spre
ker meent dat men, als ontheffing zal worden ver
leend van de verplichting om te dempen, een sleeli-
teren toestand krijgt.
De Voorzitter deelt mede dat de medeeigenaar
voor de sloot een zeer groote som vraagt. Als nu de
gemeente den eisch van demping stelt wordt de
verzoeker aan dien mede-eigenaar overgeleverd.
Spreker wil nog onder de aandacht brengen, dat
hier arbeiderswoningen zullen worden gebouwd en
dat het derhalve van zeer veel belang is dat de
adressant kan doorwerken. Als de sloot vuil is
heeft de gemeente andere middelen om den eige
naar tot opruiming te dwingen en er is niet veel ge
vaar voor vervuiling, als de huizen op 25 M. afstand
worden gebouwd.
Den heer Tiemersnia is het bekend dat de medeei
genaar een groote som vraagt. Het is niet zijne be
doeling om geen ontheffing te verleenen, de heer
Visser voldoet aan de Bouwverordening maar alleen
om te vernemen, of er dan andere middelen kun
nen worden aangewend om den eigenaar tot schoon
houden te dwingen. Daarom heeft spreker op dit
punt de aandacht gevestigd.
De beraadslaging wordt gesloten.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 Juli 1916. 175
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
13. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op
het verzoek van W. X. L. Gortman te Amsterdam,
aannemer van drukwerken ten behoeve dezer gemeente,
om de door de buitengewone tijdsomstandigheden ver
oorzaakte verhooging der prijzen van het papier van
1 Juli 11)1(1 af voor rekening der gemeente te nemen.
Dit prae-advies luidt als volgt:
W. N. L. Gortman, boekdrukker te Amsterdam,
handelende onder den firmanaam „Drukkerij Mer-
curius", heeft zich bij adres tot l'we Vergadering
gewend met de mededeeling dat hij sinds 1 Januari
1914 aannemer is van het drukwerk dezer gemeen
te, ais gevolg van de door hem gedane, voor de ge
meente belangrijk voordeeliger aanbiedingen dan
door de overige inschrijvers bij de toenmaals gehou
den aanbesteding werden ingediend. Hij vestigt er
de aandacht op dat sindsdien, na het uitbreken van
den Europeesehen oorlog, de grondstoffen in de pa
pierindustrie aanmerkelijk in prijs zijn gestegen en
nog blijven stijgen, zoodat hij thans voor het papier
veel meer moet betalen dan waarop hij bij zijn in
schrijving ook maar eenigszins heeft kunnen reke
nen. Lit overweging dat hij nu reeds ongeveer twee
volle jaren alle meerdere kosten alleen heeft gedra
gen en oj) grond', dat z.i. de oorlogstoestand voor
hem moet worden aangemerkt als eene buitengewo
ne omstandigheid, welke door hem op het oogenblik
der inschrijving niet kon worden voorzien, meent hij
dat de kosten, voortvloeiende uit de buitengewone
prijsstijging der papiersoorten, beter door de ge
meente en hem gezamenlijk dan door hem alleen
gedragen kunnen worden. Om deze redenen en om
dat het einde van den oorlogstoestand volgens hem
niet kan worden voorzien, verzoekt hij van 1 Juli
a.s. af de meerdere kosten voor papier aan de ge
meente in rekening te mogen brengen.
Dit verzoek werd door Uwe Vergadering in onze
handen om prae-advies gesteld.
De met adressant gesloten overeenkomsten loopen
nog tot en met 31 December 1918.
Naar aanleiding van uw besluit hebben wij aller
eerst een onderzoek ingesteld of het door verzoeker
in zijn adres genoemde percentage der prijsstijging
van de door hem genoemde papiersoorten juist was.
Gebleken is dat inderdaad die prijsstijging het aan
gegeven percentage heeft bereikt.
Dit is een abnormaal verschijnsel, dat uit de bui
tengewone omstandigheden is voortgekomen en niet
was te voorzien. Wel behooren in het algemeen de
goede zoowel als de kwade kansen van eene aanbe
steding voor den aannemer te worden gelaten, maar
in buitengewone gevallen zijn bijzondere maatrege
len veroorloofd' en dus ten deze ook een afwijking
van den algemeenen regel. Uwe Vergadering heeft
zich op ons voorstel daarom een en andermaal op
(hit standpunt geplaatst bij de behandeling van
soortgelijke verzoeken van T. Zandleven en de fir
ma P. Koolstra en Zoon, terwijl wij in een daarmede
eenige gelijkenis vertoonend geval van den aanne
mer P. Poelsma tot ontbinding van de overeenkomst
hebben geadviseerd.
Thans verdient een gunstige beschikking op het
ter tafel liggend verzoek mede aanbeveling.
Bij de beoordeeling van het onderwerpelijk ver
zoek doet. niet ter zake of adressant nog papier-
voorraad heeft, welke hij al vóór de tegenwoordige
buitengewone omstandigheden gekocht of in handen
had. Bij het begin van de aanneming was niet te
verwachten, dat de aannemer een voorraad voor
zoo'n geruimen tijd zou inslaan. In normale omstan
digheden gaat men als regel daartoe niet over, om
dat de prijsschommelingen dan niet zoo groot zijn.
En zelfs al neemt men aan, dat dit. wel het geval is,
zoo mag dat nu geen reden voor de gemeente zijn.
om op adressant's verzoek afwijzend te beschikken.
In billijkheid kan toch niet gevorderd worden dat
hij voor den geheelen duur van de overeenkomst het
benoodigde papier had opgeslagen. Gesteld dat
zulks voor een tijdvak van twee a twee en een half
jaar is gebeurd, dan heeft verzoeker zeker wel ge
daan wat de gemeente van hem als aannemer had
mogen verwachten.
Under wederaanbieding van het verzoekschrift,
vinden wij derhalve vrijheid U voor te stellen te he
sluiten:
van 1 Juli 1916 af voor rekening van de gemeente
te nemen hetgeen het papier, dat benoodigd is voor
het door W. X. L. Gortman te Amsterdam, hande
lende onderden firmanaam „Drukkerij Mercurius",
volgens de met hem gesloten overeenkomsten aan de
gemeente te leveren drukwerk, meer kost dan in
gewone omstandigheden, mits het geleverde papier
naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders
voldoet aan de bepalingen van het betrekkelijke be
stek en de juistheid van de in rekening gebrachte
meerdere kosten te hunnen genoegen wordt aange
toond.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Peletier kan zich volkomen vereenigen
met de billijkheidsoverwegingen, die Burgemeester
en Wethouders hebben geleid tot het uitbrengen
van hun prae-advies. Aan den anderen kant even
wel geeft de gemeente alle rechten uit handen en
komt zij niet voldoende op voor haar recht waar dit
noodig is. Als toch de toestanden zich mochten wij
zigen, zoo dat de papierprijzen daalden, waar
schijnlijk is dit wel niet, doch het blijft mogelijk
zou de gemeente toch den vollen prijs moeten blij
ven betalen. Spreker wil daarom lezen na „aange
toond";
„voorts onder beding dat de gemeente te allen
tijde, dus ook voor einde 1918, het recht heeft de
overeenkomst met inachtneming van een opzeg
gingstermijn van 6 maanden te ontbinden."
Spreker bedoelt dit. Hij gelooft dat de Raad liet
met hem eens zal zijn, als hij beweert dat het een be
zwaar is, dat het drukwerk in Amsterdam wordt ge
maakt en dat er middelen moeten worden beraamd
om hier een drukker te vinden, die het werk concur-
reerend en goed doet. Zulke drukkers zijn hier wel
te vinden. Als nu sprekers voorstel wordt aange
nomen is de gemeente bevoegd te allen tijde het
contract op te zeggen en hebben de drukkers hier
ter stede tijd en gelegenheid om na te denken en
zich gereed te maken om in te schrijven.
De Voorzitter zegt dat gedeelte te kunnen over
nemen, dat de strekking heeft om de gemeente te
vrijwaren en haar te laten profiteeren van even
tueel lagere papierprijzen. Hij meent evenwel dat
het niet in orde is dat de Raad nu van dit verzoek
zal gebruik maken om de bevoegdheid te krijgen
het contract tusschentijds te ontbinden. De' ge
meente zit aan het contract vast en daarop heeft
adressant gerekend. Hij komt nu met een alleszins
billijk verzoek, te billijker, waar hij, hoewel de pa
pierprijzen al sedert lang omhoog zijn gegaan,
alleen vergoeding voor die duurte vraagt van 1 Juli
1916 af. Het contract is zeker al lang onvoordee-
lig- voor hem geweest. Spreker vindt het daarom
niet in orde van dit verzoek gebruik te maken om
het mogelijk te maken tusschentijds van het con
tract af te komen.