180 Verslag van de handelingen van den Gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 Juli 1916.
zijn waaruit kan blijken, dat het op eigen initiatief
al de goede richting uitgaat.
Spreker is, evenals de heer Peletier verwonderd,
dat de heer H iemstra in de organisaties zoo weinig
fiducie heeft. Hij, die anders zoo hoog opgeeft van
de kracht der organisatie, gelooft nu niet dat zij
deze zaak zullen kunnen tot stand brengen.
Spreker gelooft evenwel dat er nog iets anders
achter zit. De heer Haverschmidt heeft gezegd: de
concurrentie. Spreker gelooft dat ook. Het schijnt
dat men, nu men meent dat de groote winkels in de
klem komen, aan de kleinen de sluiting wil openin
gen onder de leus dat het voor hen zóó het beste is.
Spreker eischt'echter voor die kleintjes hun vrij
heid en liet komt hem dan ook voor dat de motie
van Sloterdijek moet worden aangenomen.
De heer Oosterhoff (wethouder) zou de discussie
over deze zaak niet gerekt hebben als bij niet ten
opzichte der motie een afwijkend standpunt innam.
De heeren die tegen de motie hebben gesproken,
zijn voorstanders van winkelsluiting, die er voor
hebben gesproken zijn tegenstanders van deze zaak.
Spreker nu zal vóór de motie stemmen, hoewe' hij
altijd een voorstander van de gedwongen sluiting
is geweest. Hij is voorstander omdat hij eene ver
korting van den werktijd der winkelbedienden uit
hygiënisch en sociaal oogpunt van zooveel belang
acht, dat hij meent de uadeelen van de gedwongen
sluiting oir den koop toe te moeten nemen. Bij vo
rige gelegenheden toch is altijd gezegd dat er geen
andere weg bestaat en dat hij, die verkorting van
den werktijd der winkelbedienden wil, de gedwon
gen sluiting moet aanvaarden.
In den laatsten tijd echter is er eene andere stroo-
ming ontstaan en daaraan heeft de heer van Sloter
dijek uiting gegeven. Nu hebben sommige leden wel
beweerd, dat een gemeentebestuur geen verorde
ning op den arbeidsduur van winkelbedienden mag
maken, maar spreker zou dat niet zoo positief wil
len zeggen. Hij weet toch niet of een gemeentebe
stuur niet de bevoegdheid heeft om een deel te re
gelen van iets, dat voor een ander deel door hel
Rijk is geregeld. Het is toch zeer de vraag of de
Regeering deze zaak niet juist heeft overgelaten,
omdat zij van meening is (lat deze materie zoo bij
uitstek geschikt is voor plaatselijke regeling. Wat
de concurrentie betreft, spreker meent dat dit be
zwaar te breed wordt uitgemeten. De winkeliers in
de buitenwijken zijn niet de concurrenten van de
winkels in de stad. Het denkbeeld van den heer van
Sloterdijek lacht spreker zeer toe en als mocht blij
ken, dat de gemeente het recht heeft te regelen, is
de zaak in orde.
De heer Attema wil den Raad adviseeren de mo
tie niet aan te nemen, omdat daarin (1e bedoeling-
ligt opgesloten de voorgestelde winkelsluiting
aan kant te doen. Het mag nu direct de bedoe
ling niet zijn, een gevolg van de aanneming is het
zeker. Spreker was vroeger geen voorstander van
winkelsluiting. Hij wilde eerst een onderzoek in
stellen. Uit dit onderzoek is hem gebleken, dat vele
vroegere tegenstanders dit thans niet meer zijn,
terwijl ook de beide winkeliers-raadsleden, die ei-
het best over kunnen oordeelen, voorstanders zijn
van eene verordening. De kwestie is deze. Er moet
dwang worden uitgeoefend, anders dwingt de een
den ander. Als toch 4/5 deel wel, 1/5 niet wil sluiten,
wordt het 4 5 deel door het 1 5 gedwongen open te
houden.
Van de zijde der winkeliers nu is geen verzet ge
komen. Dit is voor spreker een bewijs dat zij er voor
voelen.
Het gaat om de winkeliers en het personeel en
als dit nu om 9 uur ophoudt, waarom zal drn de
patroon zelf langer winkelen? Spreker hoort zeg
gen: „de dwang". In Duitsehland loopt de zaak zelfs
vlot bij een aeht-uur-sluiting. De een mag den an
der niet dwingen. Het is geprobeerd en de sluiting-
is mislukt, omdat er een paar winkeliers waren -die
niet wilden. De zaken zonder personeel worden, als
er geen gedwongen sluiting komt, de concurrenten
van die met personeel. Waar nu de winkeliers zich
niet verzetten, laat dan de Raad de winkelsluiting
invoeren.
De heer Hiemstra zegt dat er lang over de motie
wordt gesproken. Er is echter ook zelden zoo'n
gevaarlijk voorstel in den Raad geweest. Spreker
had liever gehad dat de heeren hadden gezegd: wij
willen vrijheid en geen sluiting. Nu zeggen zij, wij
willen gedeeltelijke sluiting en dat sorteert effect.
De heer Oosterhoff is al reeds aan den haak ge
slagen. Spreker vraagt hem één Gemeenteraad aan
te wijzen, die een bepaling, als in deze motie voor
gesteld, heeft getroffen.
Spreker meent dat het vaststaat, dat de Raad ten
opzichte van den arbeidsduur niets heeft te zeggen.
N u mag de heer Oosterhoff beweren dat er eene
andere strooming komt, maar wij maken geen Rijks
wetten en om liet te probeeren als proefkonijntje
acht spreker gevaarlijk. De heer Beekhuis heeft,
blijkens de wijze waarop hij zich heeft uitgedrukt,
wel gevoeld dat er niets van terecht komt. Spreker
waarschuwt de leden er dan ook voor zich niet dooi
de motie te laten vangen. Spreker meent dan ook
dat zij, die èn om de sluiting èn om de bedienden
voorstanders zijn, tegen de motie moeten stemmen.
Hr wordt gezegd dat de vrijheid der winkeliers
wordt aangetast. De heer Beekhuis nu zal in bijna
elke raadszitting zijn stem wel geven aan een maat
regel, die de vrijheid der ingezetenen beperkt. Alle
straf-verordeningen beperken toch de vrijheid.
Spreker wijst op de bouwverordening. Men mag
b.v. geen twee kajuiten op een huis bouwen of is
niet vrij ten opzichte der ramen enz.
Kr is door een paar leden gezegd dat het hun ver
wondert, dat spreker niet meer vertrouwen in de or
ganisatie heeft. Spreker heeft wel vertrouwen in
de organisatie, maar niet in deze.
Dit is een heel andere organisatie dan die in (le
bouwvakken. Daar blijft het werk staan en niemand
pakt het aan, de winkeliers houden open uit A'rees
dat een ander de klanten afhaalt. Als het bovendien
eene organisatie is als die, waarvan de heer Pele
tier voorzitter is en waarin men niet durft te stem
men uit vrees voor eene scheuring, dan is de orga
nisatie niet hecht.
De heeren bepleiten dikwijls dat het particulier
initiatief moet worden gesteund. De Raad kan dat
nu doen door de sluiting voor te schrijven. De meer
derheid der winkeliers voelt dat sluiting in hun be
lang- is. Die meerderheid moet gesteund worden
door te zorgen dat hunne mooie plannen niet door
enkelen in de war kunnen worden gestuurd. Als
evenwel de motie wordt aangenomen is de sluiting
weer voor langen tijd van de baan.
De heer van Sloterdijek hoort van de heeren
Hiemstra en Attema, dat de bedoeling met het voor
stellen der motie zoude zijn om de winkelsluiting
van kant te helpen. Spreker wil dit pertinent te
genspreken. Hij herinnert den heer Attema aan de
vergaderingen van de commissie voor de strafver
ordeningen. In deze vergaderingen heeft hij direct
de bezwaren ontwikkeld, door hem ook nu te berde
gebracht en is alleen blijven staan. Hij heeft zich
toen bij de meerderheid moeten neerleggen en naar
zijne beste krachten heeft hij toen aan het tot stand-
komen dezer verordening meegewerkt. Het is spre
ker dan ook niet duidelijk hoe de heer Attema kan
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 Juli 1916. 181
zeggen dat liet spreker met zijne motie erom te doen
is (ïe winkelsluiting aan kant te helpen. Spreker
staat volkomen op het standpunt van den heer Oos
terhoff, dat deze verordening moet tot stand komen,
als de motie niet wordt aangenomen. Spreker is
evenwel van oordeel dat de motie beter op het doel
afgaat. Spreker wil wijzen op het adres der winkel
bedienden van 22 Februari j.l. Sedert zijn nu bijna
5 maanden verloopen. Bijlage 28 wijst op verschil
lende adressen van winkelbedienden, die in dien tijd
zijn binnengekomen.
Er is echter geen enkele winkelier, die gezegd
heeft: voer toch de 9-uur-sluiting in
De heer Hiemstra: „de kappersbond".
De heer van Sloterdijek: „de kappers sluiten al
lang om 9 uur. -De heer Hiemstra schijnt niet te
weten dat een kapper, die iemand na 9 uur scheert
of knipt en gesnord wordt, een hooge boete moet
betalen".
Spreker vervolgt en zegt grootelijks te betwijfe
len of de 9-uur-sluiting in het belang van de win
keliers is.
Ook de bedienden zullen er niet veel aan hebben,
want in de ontwerp-verordening staat niet dat na
9 uur geen bediende meer aanwezig mag zijn. Er
staat n.l.
„Een winkel wordt als geopend beschouwd zoo
lang publiek of winkelbedienden aanwezig zijn of
uit den winkel waren aan het publiek worden afge
leverd".
Wie waarborgt nu den Raad dat 's avonds na 9
uur door de bedienden niet wordt gewerkt op de
kantoren of de magazijnen. Het verwondert spre
ker dan ook zeer dat de heer Hiemstra, die gewoon
lijk meer voor den knecht dan voor den patroon op
komt, zich tegen de motie verklaart. Als hij zijne
stelling dan ook volhoudt, vecht hij meer voor den
winkelier dan voor de bedienden. De heer Hiemstra
heeft verder beweerd dat spreker de motie heeft op
geworpen als een proefkonijntje. Spreker heeft
nooit die bedoeling gehad. Hij handhaaft het stand
punt dat de gemeente het recht heeft 0111 in de kwTes-
tie van den werktijd der winkelbedienden regelend
op te treden. Als er dan eventueel eene rijksregeling-
komt vervalt de gemeentelijke vanzelf.
Hij blijft er dan ook bij dat de Raad, door de motie
aan te nemen, handelt in het belang der mensehen
waar het enkel en alleen om gaat, n.l. om de winkel
bedienden.
De heer Oosterhoff (wethouder), het ongelukkige
slachtoffer van de verraderlijke motie-van Sloter
dijek, moet protesteeren tegen de wijze, waarop de
motie wordt besproken. Zonder eenigen schijn van
bewijs wordt er gezegd, dat de motie is voorgesteld
om de zaak der winkelsluiting in de war te brengen.
Als men de motie goed leest moet men erkennen,
dat zulks in het minst niet de bedoeling is. Er wordt
niets anders voorgesteld dan de behandeling te ver
dagen, een onderzoek in te stellen om, als het resul
taat daarvan nihil is, de behandeling- voort te zet
ten. Spreker kan zich niet verklaren hoe de heer
Hiemstra zoo pertinent zegt (lat de gemeente niet
mag doen wat de heer van Sloterdijek wenscht. Er
bestaat daaromtrent geen enkele uitspraak der Re
geering, want die heeft nooit gelegenheid gehad
zich omtrent deze materie uit te spreken. Zoolang
dat niet is gebeurd mag niemand zeggen dat het
niet mag.
Tijdens de bespreking van deze zaak is wel
eens de meening geopperd dat er meer achter zit
dan oorspronkelijk is bedoeld. Spreker heeft dat
steeds ontkend, want hij heeft voor geen ander doel
gestreden dan voor verkorting van arbeidsduur.
Nu wordt beweerd dat er van de heele zaak niets
terecht komt als de motie wordt aangenomen.
Spreker zou nu bijna gaan gelooven, dat men inder
daad iets anders beoogt dan gezegd wordt. Met de
concurrentie heeft de Raad niets te maken. Het is
alleen te doen om den werktijd der winkelbedien
den te verkorten en (lat kan worden bereikt door de
motie-van Sloterdijek.
De heer Peletier wijst erop dat er een paar maal
is gesproken over de vergadering van „Midden
stand" en dat de heer de Vos gezegd heeft dat het
een handigheid van den Voorzitter dier vergade
ring spreker was om het niet op eene stem
ming te laten aankomen, omdat hij wist dat de
meerderheid vóór (1e sluiting was. Spreker ver
trouwt (lat de Raad hem niet aan een dergelijke
handigheid zal schuldig achten. Alleen ter nadere
informatie aan den. heer de Vos zij opgemerkt, dat
in de bestuursvergadering toch vooraf was be
sloten dat er niet zou. worden gestemd. Spreker voor
zich zelf had wel willen laten stemmen, maar het
bestuur had het zelfde regiem willen volgen als in
1913, toen de heer Berghuis voorzitter was.
De heer Attema wil er den heer van Sloterdijek
op wijzen dat hij heeft gezegd: het mag de bedoe
ling niet zijn, een gevolg van de aanneming der mo
tie zal toch wezen dat de winkelsluiting aan kant
gaat. Dit is sprekers vaste overtuiging. De heer
van Sloterdijek heeft gezegd dat van winkelierszij
de geen enkel adres is gekomen. Spreker meent
dat dit verklaard kan worden uit het feit dat de
winkeliers er niets tegen hebben, dat er bepalin
gen worden gemaakt in het belang der bedienden.
Spreker zou anders niets tegen de motie hebben, als
door aanneming niet werd uitgesteld wat hij gaar
ne zoo spoedig mogelijk tot stand zag komen.
De motie-van Sloterdijek wordt met 12 tegen 9
stemmen verworpen.
Vóór stemmen de heeren: van Sloterdijek, Pele
tier, Haverschmidt, Oosterhoff, Beekhuis, Koop-
mans, Vonck, Fransen en Menalda.
Tegen de heeren: Cohen, Lautenbach, Tulp, de
Vos, H. P. de Haan, Hiemstra, Schaafsma, Tiemer-
sma, Zandstra, P. A. de Haan, Binnerts en Attema.
De algemeene beraadslagingen over het voorstel
worden geopend.
De heer Peletier is er tegen de gedwongen slui
ting in te voeren. Hij wil dit aan het particulier
initiatief overlaten. lie Leeuwarder Slagersvereë-
niging heeft de 9-uur-sluiting ingevoerd en ook de
leden in Leeuwarderadeel ertoe verplicht.
Daaruit blijkt het nut van de organisatie, waar
door eene betere regeling bereikbaar is. Bovendien
is ter vergadering van „Middenstand" gebleken, dat
de cijfers der enquête van 1913 nog intact zijn.
Toen hebben zich 532 tegen, 112 vóór de sluiting-
verklaard, nadat alle belanghebbenden zooveel mo
gelijk waren ingelicht.
De heer Lautenbach: „ook eenzijdig".
De heer Peletier vervolgt en zegt dat het nu toch
niet aangaat om zoo maar over deze cijfers heen te
loopen. Spreker zal dan ook niet medewerken om
zoo maar in te grijpen in de persoonlijke vrijheid
zijner medemensehen, vóór dat dit niet absoluut
noodig blijkt. De toestand is nu toch al veel beter
dan voor drie jaren. Wordt de 9-uur-sluiting inge
voerd dan zal liet politiecorps belangrijk moeten
worden uitgebreid, daar het aantal ontduikingen
legio zal worden. Men heeft dat in Amsterdam ge
zien en men zal ook hier krijgen dat men artikelen,
die niet meer in een winkel mogen worden verkocht,