over den Imogen toon, dien de heeren Beekhuis en Hiemstra, die zich hebben veroorloofd dit stand punt in te nemen, tegen hem aanslaan. Spreker heeft den indruk gekregen, dat de heer Kransen de portee van zijne woorden van 23 Mei j.l. niet heeft gesnapt. Hij doet toch een verhaal over een verschil in houtprijzen en dat de directeur der gemeentewerken is geroepen om inlichtingen te ge ven. Toen deze met de bewyzen kwam, dr«t tegen de opgegeven prijzen was ingeschreven, heeft de heer Kransen gezegd, dat hij paf stond en dat de directeur geen klaren wijn heeft geschonken. In dit verband kon er toch met deze laatste uitdrukking niet anders zijn bedoeld dan dat de directeur heeft getracht den heer Fransen en de commissie voor de Openbare Werken te misleiden. De heer de Wint heeft, aldus de heer Fransen, aan gemeentewerken spreker legt den nadruk op het woord werken verzocht zoo weinig moge lijk hout te mogen leveren en, zegt de heer Fransen, h ij h e e f t o o k weinig geleverd. Dit betee- kent niets anders dan dat de heer de Wint als ge volg van zijne aanvraag weinig geleverd heeft, zoo dat daarmee gemeentewerken d.i. de directeur er van wordt beschuldigd, dat hij op het verzoek is ingegaan. Spreker meent dan ook, dat de heer Fran sen niet het recht had tegenover spreker en zijne partijgenooten den mond vol te nemen. Integendeel is spreker er van overtuigd, dat de heer Beekhuis en spreker wel degelijk het recht hebben tegenover den heer Fransen een hoogen toon aan te slaan. Spreker zal dat bewijzen. De heer Fransen heeft op 23 Mei gezegd, dat hij zich genoopt heeft gevoeld eenige mededeelingen te doen naar aanleiding van het door den voorzitter gesprokene en dat hij zou hebben gezwegen als de voorzitter niets had gezegd. De heer Fransen zegt tevens in zijn schrijven, dat hij het best kan billijken, dat een particulier niet het vel over den nek wordt gehaald en dat hij dat zelfs royaal vindt. Dit beteekent dus, dat de heer Fransen het goedkeurt, dat een gemeente-ambte naar door bepaalde machinaties eene bepaalde fir ma geldelijk bevoordeelt. Hij heeft er dan ook niet over gesproken, totdat zijne deskundigheid in den raad in het nauw kwam en heeft dus niet in het gemeentebelang, maar uit motieven zichzelf betref fende, de zaak ter sprake gebracht. Het is een eigenaardige opvatting, dat een ambtenaar door bepaalde machinaties de gemeente geldelijk mag benadeelen zonder den raad te kennen. Spreker vindt die opvatting vooral eigenaardig van een lid van den raad, die geroepen is de belan gen der gemeente te behartigen. Een lid van den raad moet toch, al is er slechts een schijn van cor ruptie of fraude, deze zaak direct ter sprake bren gen. Het is mogelijk dat er dergelijke dingen gebeu ren, dat een leverancier verzoekt zoo weinig moge lijk te leveren en dat daarop wordt ingegaan. Dan evenwel rijst de vraag, of er ook meer gebeurt en of de ambtenaren zich voor hunne welwillendheid ook laten beloonen. Als dat toch gebeurt is er wel de gelijk sprake van corruptie. Zooals nu de heer Fran sen de zaak heeft voorgesteld bestond het vermoe den van corruptie en was er alle reden om de zaak by den burgemeester ter sprake te brengen. Daar om heeft de heer Fransen, spreker herhaalt zulks, niet het recht den mond vol te nemen tegenover den heer Beekhuis en spreker. Hij heeft een zeer onbe grijpelijk standpunt ingenomen, maar moet dat voor zich zelf maar uitmaken. De beschuldiging nu is geuit, dat de heer de Wint ontheffing van leve ring heeft gevraagd en dat hem die is gegeven. Als men nu nagaat hoe de heer Fransen tot die beschul diging is gekomen, krijgt men den indruk, dat deze op 23 Mei gemeentewerken zeer lichtvaardig heeft beschuldigd. Hij heeft toch gezegd, dat men op het kantoor van „de Leeuwarder Houthandel", de mee ning was toegedaan, dat de heer de Wint ver in o e d e 1 ij k een dergelijk verzoek had gedaan. Dit nu is het eenige bewys waarop de heer Fransen de beschuldiging grondt. Bewijsmateriaal bestond er niet en derhalve is de beschuldiging zeer lichtvaar dig geuit. Toen nu de beschuldiger geen bewijsma teriaal leverde, hebben Burgemeester en Wethou ders, die zich met deze losse beschuldiging niet klaar voelden, zich opgemaakt om een bewijs er voor te vinden. Dit is eigenlijk eene averechtsche wijze van doen. Burgemeester en Wethouders moes ten nu de feiten opdiepen, maar er is niets aan het licht gekomen, dat de beschuldiging kan staven. Het eenige feit is dit, dat de heer de Wint dankbaar was en dat hij weinig heeft geleverd. Spreker is het met de rapporteurs eens, dat, als van die geringe levering het gevolg was geweest, dat de onder- houdsaannemer zooveel meer had geleverd, het be drag van het onderhoud in dezelfde mate had moe ten stijgen. Dit bedrag was evenwel in 1912 onge veer even groot als anders. Daaruit blijkt, dat de heer Fransen niet juist is geweest en clat de heer de Wint niet ontlast is. Voor Burgemeester en Wet houders is het moeilijk geweest, nu drie jaren ver- loopen zyn, om eenig bewijs te vinden. Zij hebben allerhande hypothesen moeten opstellen, maar het is gebleken, dat geen enkel feit juist was. De be sehuldiging is derhalve niet bewezen en uit de stuk ken blijkt, dat op den directeur der gemeentewer ken geen enkele last drukt. Spreker acht het goed deze dingen in het openbaar te zeggen. Hij wil nog even komen op het andere deel der beschuldiging n.l. dit, dat er op de bons meer hout werd geplaatst dan gebruikt werd. Gebleken is dat dit juist is, het is echter alleen de vraag of er fraude in het spel is... De heer Fransen: „nooit aan gedacht". De heer Hiemstra: „uitstekend". Spreker kou zich ten slotte aansluiten bij de oplossing, die te dezer zake door den burgemeester aan de hand is gedaan. Hij herhaalt dat het onderzoek zeer serieus en uitvoerig heeft plaats gehad en dat zal blijken, datdegeheele raad, ook de heer Fransen, het met spreker eens zal zijn dat er van de beschuldiging aan het adres van den directeur der gemeentewer ken niets is overgebleven. De heer Fransen kan de vriendelijke woorden vau den heer Hiemstra niet onweersproken laten. Spre ker had zich voorgenomen niet te spreken, maar nu de heer Hiemstra zoo vriendelijk is geweest hem de les te lezen, is hij genoodzaakt een enkel woord in het midden te brengen. Als spreker het rapport leest en het proces-verbaal van den commissaris van politie, is hij niet bevreesd dat iemand hem iets zal verwijten. Van den heer Hiemstra alleen had hij dit kunnen verwachten. Deze kwestie nu heeft veel meer stof opgejaagd dan noodig en goed was. In verschillende stukken nu wordt over fraude en on eerlijkheid gesproken. Dit wil men nu spreker in de schoenen schuiven, maar uit zijn schrijven is dit niet te lezen, of te distilleeren, neen, men moet het eruit willen zoeken. Spreker heeft er nooit aan gedacht, dat de directeur der gemeentewerken zich ooit één cent heeft bevoordeeld. De heer Hiemstra nu heeft gezegd, dat spreker, als hij corruptie vermoedde, dit direct ter kennis van den burgemeester had moe ten brengen. Hij zou dat ook hebben gedaan als hij corruptie had vermoed. Spreker heeft er echter nooit aan gedacht en hij doet dat ook nu nog niet. Het doet hem genoegen dat de zaak uitvoerig is on derzocht en dat hij tevreden kan zijn met het pro ces-verbaal van den commissaris van politie. Dat toch geeft precies aan wat spreker heeft medege deeld. Spreker heeft gezegd, die en die mededeelingen zijn mij geworden en hij heeft die mededeelingen te berde gebracht naar aanleiding van het verwijt, dat hij zich met de houtprijzen had vergist. De raad zal dan nu wel overtuigd zijn dat zulks niet het geval is. Wat de kwestie van de bons betreft, die zaak was precies de voorzitter heeft dat zelf erkend zooals spreker die heeft voorgesteld. In den brief, door den Voorzitter geschreven en bij de stukken gevoegd, komt o.a. voor: „by meerdere bons we- „ken de nagemeten hoeveelheden tamelijk veel af „by het op de bon vermelde". De voorzitter veronderstelt dat dit te wijten is aan de rekenplichtigheid van de gemeente tegen over Gedeputeerde Staten. De voorzitter heeft toe gezegd, chft daarin verandering zal komen. Spreker gelooft niet, dat zulks mogelijk is, want zelfs bjj de verschillende departementen komen dergelijke ge vallen voor. Als er toch geld is voor gebouwen en niet voor meubelen, krijgt men geld voor gebouwen, maar er worden meubelen voor gekocht. Spreker behoeft zich niet schoon te wasschen, maar stelt er prijs op te verklaren, dat hij tegenover den direc teur nooit eenigen argwaan heeft gekoesterd. Hij heeft alleen de kwestie ter sprake gebracht, omdat de voorzitter zei, dat hij spreker zich in de houtprijzen vergiste. Spreker gelooft nu echter, dat het duidelijk is dat de voorzitter zelf zich heeft ver gist. De heer Hiemstra zegt, dat het boter aan den boom gesmeerd is om den heer Fransen te over tuigen, dat hij wel degelijk eene beschuldiging heeft uitgesproken. Spreker heeft zooeven gezegd, dat de heer Fransen de portee van het door hem gespro kene niet snapte en hij de heer Fransen doet dit nog niet. Het proces-verbaal toch van den com missaris van politie wordt niet gedekt door de be weringen van den heer Fransen. Dit lid heeft geen mededeelingen te berde gebracht maar pertinente beschuldigingen uitgesproken. De heer Fransen er kent, dat hij ze niet kan bewijzen. Het is toch een ernstige beschuldiging als men beweert, dat de af- deeling gemeentewerken de gemeente geldelijk be nadeelt floor hout te nemen tegen hoogere prijzen, terwijl ze het voor lagere kon krijgen. Het schijnt dat de heer Fransen het niet snapt en zich niet wil laten overtuigen. De heer Fransen: „die kans krijgt u ook niet". De Voorzitter zal de kwestie of de heer Fransen dan wel spreker zich in de houtprijzen heeft ver gist, laten rusten. Die is toch van weinig belang voor de hoofdzaak. Spreker herhaalt evenwel, dat de heer Fransen zich heeft vergist. De heer Fran sen toch zei, dat de gemeente het hout niet kreeg voor den inschrijvingsprijs en de directeur beweer de dat zulks wel het geval was. Welnu, gebleken is dat wel voor den lageren prijs werd geleverd. Met groot genoegen heeft spreker de verklaring gehoord, dat men niet twijfelt aan de eerlijkheid van den directeur. Dat verheugt spreker. Hij is toch altijd overtuigd geweest en heeft dit ook altijd ge zegd, dat deze ambtenaar volmaakt eerlijk is. De heer Hiemstra heeft in zeer gematigde termen den indruk weergegeven, dien ieder heeft gekregen van de wyze waarop deze zaak door den heer Fransen is behandeld. Als toch de heer Fransen zegt, dat de directeur het hout niet tegen de laagste prijzen be trekt, als dit lid beweert, dat zulks opzettelijk ge schiedt, als hij zegt dat de directeur, opheldering gevend, geen klaren wijn schenkt, als hij beweert dat er opzettelijk valsche verklaringen op de bons zijn gezet, dan zijn dit allemaal beschuldigingen van oneerlijkheden. Ten slotte echter legt de heer Fran sen zich neer bij de verklaring die spreker van de zaak heeft trachten te geven, doch die hij ook niet kan bewijzen. Daarom heeft de heer Hiemstra te recht gezegd, dat de heer Fransen de beschuldiging zeer lichtvaardig heeft uitgesproken. De moraal van deze zaak is verder deze, dat het wenschelijk is om, als er zich weer dergelijke dingen voordoen, zij zoo spoedig mogelijk ter kennis van Burgemeester en Wethouders worden gebracht. De beraadslaging wordt gesloten. Het schrijven van den burgemeester wordt thans voor kennisgeving aangenomen. 9. schrijven van H. Boswijk, houdende mededee- ling dat hij genoegen neemt met de voorwaarden, gesteld bij raadsbesluit van 11 Juli 1.1. waarby ver gunning is verleend tot het hebben van lichtramen in den zijgevel van perceel Tuinen 42 op de aan grenzende steeg. 10. rapporten ingevolge de toezegging, gedaan in de raadsvergadering van 23 Mei 1.1., omtrent het onderzoek van het gas der gemeentelijke gasfa briek. De mededeelingen 9 en 10 worden voor kennisge ving aangenomen. 11. schrijven van de familie Duparc, houdende kennisgeving van het overlijden van den heer A. Duparc, vroeger lid van den Raad dezer gemeente. De Voorzitter zegt (lat den leden van den Raad zeker zal hebben getroffen te vernemen dat de heer A. Duparc, die 45 jaren lid van den Raad is ge weest, is overleden. Spreker heeft den heer Duparc niet gekend, maar hij is hem beschreven als iemand die met groote belangstelling en levendigheid aan de openbare zaken heeft deel genomen en als iemand die door zijne geheele persoonlijkheid eene belangrijke plaats in het openbare leven van Leeu warden heeft ingenomen. Hy was een figuur in de gemeentelijke samenleving en hem is de hoogste onderscheiding toegekend, die het gemeentebestuur kan verleenen, n.l. de zilveren eerepenning. De- eigenschappen, waaraan hij zijn beteekenis ontleen de, hebben hem tot in hoogen ouderdom niet bege ven en al was het in het laatst alleen met de pen, tot het eind van zijn leven heeft hij de aandacht op zich gevestigd. Nu die man het hoofd heeft neergelegd, hebben Burgemeester en Wethouders gemeend in den geest van den Raad te handelen, door aan de familie hun ne deelneming te betuigen met het geleden verlies. Hierna wordt het schrijven voor kennisgeving aangenomen. 12. bericht van mej. M. A. de Bruijne dat zij de benoeming tot leerares aan de school van middel baar onderwijs voor meisjes aanneemt. 13. bericht van A. Deinema dat hij de benoe ming tot hoofd van gemeenteschool no. 8 aanneemt. .14. schrijven van het bestuur van de Vereeni- ging „Nederlandseh Congres voor Openbare Ge zondheidsregeling", houdende dankbetuiging voor het beschikbaar stellen der raadzaal voor het op 15 en 16 September a.s. te houden congres. 15. sehryven van D. P. Bottinga en J. van dei- Hoek, houdende dankbetuiging voor de toegekende gratificatie wegens meerdere diensten als opzich ters der stadsreiniging. 16. dat Burgemeester en Wethouders: a. aan de afdeeling Burgerlijke stand en bevol- 192 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 15 Aug. 191ti. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 15 Aug. 1916. 193

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1916 | | pagina 2