19K Verslag van de handelingen van den Gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 15 Aug. 1916. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wet- houders. 11. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van het raadsbesluit van den 9 Mei 1916 no. 204RI107, waarbij in den vorm van een rentegarantie steun is verleend aan de vereeniging Leeuwarder Water sport" voor de inrichting van een jachthaven. Dit voorstel luidt als volgt: Na kennisneming van het raadsbesluit, d.d. 9 Mei 1.1. no. 240R 107, heeft de vereeniging „Leeuwarder Watersport" er de aandacht op gevestigd, dat in de onder 3 gestelde voorwaarden van dat besluit eigenlijk ten onrechte is bepaald, dat in het credit van de exploitatierekening o.m. moeten voorkomen de contributiën van leden en donateurs. De vereeniging wijst er op, dat bij haar de ge dachte heeft voorgezeten, om van de jachthaven eene exploitatie te maken, geheel afzonderlijk van de financiën der eigenlijke vereeniging. De contri butiën worden aangewend voor de gewone vereeni- gingsdoeleinden en hoofdzakelijk voor de kosten van den wekelijkschen stoombootdienst. Worden de contributiën opgenomen, dan mogen, naar de meening der vereeniging, op de debetzijde van de exploitatierekening niet ontbreken de kosten van dien stoombootdienst, vergaderingskosten, enz. Waar zij van oordeel is, dat het niet de bedoeling geweest zal zijn het geheele bedrijf te garandeeren, maar alleen dat der jachthaven, wordt het juister geacht die contributiën niet in de rekening te doen opnemen. Blijkens artikel 3 der ontwerp-statuten stelt de vereeniging zich voor het door haar beoogde doel te bereiken door het exploiteeren van een jachtha ven, het organiseeren van een sleepdienst en wat verder dienstig kan zijn. Afgescheiden van de om standigheid, dat door het vooropstellen van de ex ploitatie van een jachthaven, aangenomen kan wor den dat dit een voornaam doel der Vereeniging is, toont de aangehaalde bepaling duidelijk, dat zij al thans meerdere middelen wil gebruiken. Het is daarom billijk dat in ieder geval een gedeelte van de contributiën aan de exploitatierekening der jachthaven ten goede zal komen. Dit gedeelte zou op 1/4 kunnen bepaald worden. Met deze zienswijze gaat de Vereeniging blijkens schrijven van 29 Juli 1916 accoord. Wij stellen U dan ook voor te besluiten: het raadsbesluit van 9 Mei 1916, no. 24011107, in dier voege te wijzigen dat in de onder 3 der gestel de voorwaarde voor „de contributiën van leden en donateurs en de ontvangen huren en erfpachten" wordt gelezen „de ontvangen huren en erfpachten en een vierde gedeelte van de contributiën van le den en donateurs". Met algemeene stemmen wordt besloten over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders. 12. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot verlenging van den termijn van ontruiming van eenige onbewoonbaar verklaarde woningen. Dit voorstel luidt als volgt: De bewoners van de woningen Blokhuissteeg no. 31 en Wissesstraat nos. 22, 22boven, 3ürechts boven, 30 links boven, 32 en 40 hebben verzocht om ver lenging van den termijn, waarbinnen die woningen moesten zijn verlaten. De woningen Blokhuissteeg no. 31 en Wissesstraat no. 22, 22boven, 32 en 40 moesten ontruimd zijn den 8 Juli 1915 en de wo ningen Wissesstraat no. 30 rechts boven en links boven den 25 Augustus d.a.v. Bij raadsbesluit van 17 Augustus 1915 no. 301R/145 werd de termijn van ontruiming van deze woningen, met uitzondering van de woning Wissesstraat no. 30 rechts boven, verlengd tot 8 Januari 1916 en bij raadsbesluit van 28 December 1915 no. 498R/251 tot 8 Juli 1916. Bij de behandeling van een voorstel tot verlen ging van den termijn van ontruiming van verschil lende woningen is door U in de vergadering van 17 Augustus 1915 de woning Wissesstraat no. 30rechts boven, waarvoor thans eveneens verlenging wordt gevraagd, voor die verlenging buiten rekening ge laten. Dit kan ook thans het geval zijn, omdat, waar die verlenging destijds niet is uitgesproken, het perceel reeds lang had moeten zijn ontruimd. De eigenaar of bewoner is dus hier in verzuim en voor inwilliging van zijn verzoek bestaan in die om standigheden geen termen. Met den Gemeentelijken Inspecteur voor het Wo ningtoezicht en de Gezondheidscommissie, wier ad viezen hierbij worden overgelegd, zijn wij overigens van oordeel dat tot de gevraagde verlenging van den ontruimingstermijn van de daarvoor in aan merking komende woningen moet worden besloten en geven U in overweging het hierbij gevoegd ont werp tot een besluit Uwer Vergadering te ver heffen. ONTWERP De Raad der gemeente Leeuwarden; Overwegende dat tengevolge van het nog steeds voortdurende gebrek aan geschikte woningen, de bewoners van eenige woningen, onbewoonbaar ver klaard bij raadsbesluit van 8 December 1914 no. 428R/234 in de onmogelijkheid verkeeren een ande re woning te betrekken; dat thans o.a. verlenging wordt gevraagd van den termijn van ontruiming van de woning Wis sesstraat no. 30 rechts boven, waarvoor destijds geen aanvraag was ingekomen en deze woning der halve reeds op 25 Augustus 1915 ontruimd had moe ten zijn, zoodat dit verzoek niet voor inwilliging vatbaar is; dat intusschen de termijn van ontruiming van de woningen Blokhuissteeg no. 31 en Wissesstraat nos. 22, 22 boven, 30 links boven, 32 en 40, laatstelijk bepaald op 8 Juli 1916, is verstreken; dat het echter door de bovenvermelde omstandig heid niet wenschelijk moet worden geacht tot de ontruiming van die woningen over te gaan en ver lenging van den ontruimingstermijn derhalve noo- dig is; gezien het voorstel van Burgemeester en M et houders; gelet op het advies van de Gezondheidscommis sie voor de gemeente Leeuwarden, gegeven bij brief van 26 Juli 1916, alsmede op de bepalingen der W oningwet besluit: 1. den termijn van ontruiming van de navol gende woningen, alle onbewoonbaar verklaard bij raadsbesluit van 8 December 1915 no. 428R 234, op nieuw te verlengen en nader te bepalen op 8 Janu ari 1917 te weten Blokhuissteeg no. 31 en Wisses straat nos. 22, 22boven, 301inks boven, 32 en 40, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden onder scheidenlijk sectie B no. 2333 en sectie A nos. 1185, 46, 49 en 58; 2. af te wijzen het verzoek van S. Reinhart om verlenging van den termijn van ontruiming van de woning Wissesstraat no. 30 rechts boven. Met algemeene stemmen wordt besloten over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 15 Aug. 1915. 199 13. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging der verordening tot heffing van belasting onder den naam van kadegeld in de gemeente Leeuwarden. (gemeenteblad 1915 no. 27) (Bijlage no. 32). De beraadslaging wordt geopend. De heer Tulp kan zich met het voorstel van Burgemeester en Wethouders niet vereenigen om de eenvoudige reden dat hij zich niet op het stand punt plaatst dat de kosten van verbetering der ka demuren alleen behooren te worden gedragen door de direct belanghebbenden. Alle ingezetenen pro- fiteeren daarvan. Voor den handel is het van zeer groot belang als men goed kan laden en lossen. Men heeft hetzelfde bij het onderwijs, de beurs en de waag. Ook daar worden alle kosten niet dooi de direct belanghebbenden betaald. Als dit voorstel wordt aangenomen, worden de kosten van de kleine schipperij aanmerkelijk ver hoogd; wel 10 a 20.Die heeft reeds een har den strijd om het bestaan te voeren en moet nu ook al haven- en bruggeld betalen en kan al die onkos ten niet op hare clientèle verhalen. Spreker acht liet verkeerd dat de kleine schipperij het loodje moet leggen. Er zijn twee groepen van direct be langhebbenden wien deze last op de schouders wordt geschoven, n.l. de schippers en een 20-tal zaken die kade hebben gehuurd om zekerheid te hebben dat er kaderuimte disponibel is als zij moeten laden of lossen. Spreker meent dat de gemeenschap deze kosten moet dragen. Waar het bovendien een be trekkelijk gering bedrag is, n.l. nog geen 2000. is dit voor de gemeenschap een klein bedrag. Als enkelen het moeten opbrengen is het een bedrag- dat nog al wat beteekent. De heer Fransen vraagt of de heer Tulp, die zegt dat de gemeenschap de kosten moet betalen, nu alles wil schrappen of dat hij alleen de verhooging wil keeren. De heer Tulp wil den bestaanden toestand wel bestendigen. Hij wil echter niet verhoogen. De heer Oosterhoff (wethouder) zegt dat de heer Tulp van de veronderstelling uitgaat, dat dit voor stel enkel is gedaan tot dekking van de meerdere kosten voor den Westersingel en dat deze gedra gen moeten worden alleen door hen, die een vaste ligplaats hebben. Dat is echter niet geheel .juist. De jaarlijks terugkeerende kosten bedragen 2300. en daartegenover wordt 1500.meer ontvan gen. Er blijft dus nog 800.over dat door de an dere belastingschuldigen moet worden opgebracht. De verhooging van het recht is bovendien niet al leen een gevolg van den aanleg van de kade. Het is toch Burgemeester en Wethouders bij vergelijking met andere plaatsen gebleken, dat de gemeente hier zeer goedgeefs is. Het is wel niet gemakkelijk eene vergelijking te treffen, omdat in andere plaat sen nog andere voordeelen aan deze heffing zijn verbonden. Het bleek Burgemeester en Wethouders evenwel bij onderzoek dat de menschen door de verhooging niet te zwaar werden belast. De heer Tulp zegt dat de kleine schipperij dat meerdere niet kan betalen en spreekt van een bedrag van 10.a 20.Spreker meent dat als het aan zoo'n verhooging toe is, men de kleine schipperij al lang voorbij is. Schepen van 520 M., die dage lijks aan de kade liggen, betalen hoogstens 12. meer. Dat is, meent spreker, nu niet zoo'n ontzetten de druk. De heer Tulp spreekt ook van de vaste plaatsen hij pakhuizen. Burgemeester en Wethouders von den liet billijk juist de gebruikers van die kadege deelten wat zwaarder te belasten. Het zijn de groo- te zaken en bovendien kunnen aan de schippers tel ken jare andere plaatsen worden aangewezen wat bij de pakhuizen niet kan. Die plaatsen worden voor goed aangewezen en de gebruiker heeft die plaats voor zich gereserveerd zoolang zijn zaak be staat. Burgemeester en Wethouders achten het volkomen billijk voor dergelijke plaatsen iets meer te vragen. Het gebrek aan kaderuimte wordt bo vendien niet alleen veroorzaakt door de toeneming van de scheepvaart, maar door de uitbreiding van verschillende zaken. Dat wjjst op welvaart, die eenige verhooging van deze heffing volkomen uil- lijkt. De heer Tulp doet opmerken dat er zaken zijn die alleen den wal reserveeren om zeker te zijn te kun nen lossen als ze dat moeten doen en die dan in plaats van f 75.150.moeten betalen, alleen om hun bedrjjf te kunnen uitoefenen. Alle andere zaken hebben dat niet noodig; zij wel omdat ze toe vallig van den wal moeten gebruik maken. Spreker meent dat de kleine schepen nu 20.80 betalen en bij de nieuwe regeling de kleine schepen tot 10 M. 23.40, van 10—15 M. 26.en die van 1520 M. 28.60. De eigenaars van deze schepen zijn geen kapitaalkrachtige menschen en worden dus buiten gewoon zwaar belast. De bedoeling van Burge meester en Wethouders is om de direct belangheb benden te doen betalen. Spreker is medegedeeld dat de kade er moet komen hoofdzakelijk om de Stanfries-booten te plaatsen. Moest die maatschap pij nu niet die extra kosten betalen! hetgeen spre ker onbillijk zou vinden. Dat is de consequentie van de redeneering van Burgemeester en Wethouders. Een frappant verschijnsel noemt spreker het dat de pleiziervaartuigen belangeloos worden gehol pen. Er wordt een aanlegsteiger gemaakt, waar door kaderuimte verloren gaat, rentegarantie ge geven voor een jachthaven, en de menschen, (lie voor hun brood moeten werken, laat men extra be talen. Spreker gaat niet mee met het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De heer Oosterhoff (wethouder) meent dat liet een misverstand is van den heer Tulp clat er sche pen zijn die van 75.op 150.worden ge bracht. De heer Tulp wijst erop dat er hier ter stede een firma bestaat die van 75.op 150.kadegeld komt en die alleen om haar bedrijf te kunnen uit oefenen, gebruik moet maken van de kade. Spre ker noemt dat een buitengewoon hoog bedrag. Is men hier tegenover handel en industrie nog al toe gevend, de scheepvaart wordt ontzettend bemoei lijkt door deze extra belasting. De heer Oosterhoff (wethouder) blijft er bij dat schippers, die 10.a 12.meer moeten Inda len, schepen hebben van grooteren omvang. Wat nu de gebruikers van kaden bij de pakhuizen aan gaat, die hebben daarover te allen tijde de vrije be schikking. Een ander mag die ruimte nooit gebrui ken. Dat is toch zeker wel wat waard. Iemand die 50 M. kade gebruikt, betaalt 75.Dan heeft hij ligplaats voor meer dan één boot. Dergelijke zaken kunnen de verhooging wel beta len. Spreker wil er nog op wijzen dat de eerste keer, toen het kadegeld hier werd behandeld, de veree niging Schuttevaer nog al bezwaar had. Thans is daarvan niets vernomen en het kadegeld schijnt in de praktijk dus nog al wat meegevallen te zijn. De heer P. A. de Haan kan ook niet inzien dat het standpunt van Burgemeester en Wethouders in deze billijk is dat n.l. de schipperij en een 20-tal za ken de kosten moeten betalen. Men is er niet in ge-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1916 | | pagina 5