214 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 5 September 1916. De Voorzitter: „als- het de bedoeling van den heer Hiemstra is dat Burgemeester en Wethouders prae-advies over hunne zienswijze in deze zullen uitbrengen, verklaar ik dat Burgemeester en Wet houders daartoe bereid zijn." De heer Peletier meent dat er wel over de motie kan worden gestemd. Spreker vertrouwt, dat Bur gemeester en Wethouders wel zullen doen wat noo- dig blijkt. Er is een voorstel dat reeds aan het bezwaar van den woningnood tegemoet komt en Burgemeester en Wethouders zullen, als liet noodig blijkt, wel verder gaan. De Voorzitter: „de voorsteller heeft zelf bezwaar tegen dadelijke behandeling." De heer Peletier: „dan moet de heer Hiemstra een voorstel indienen en geen motie." De heer Hiemstra had wel gedacht dat er chica nes zouden worden gemaakt. Men is hier in den Raad nooit zoo formeel geweest. Of spreker eene motie indient of een voorstel, dat is precies gelijk. Over de motie kan evengoed prae-advies worden uitgebracht. Ook Burgemeester en Wethouders zullen, alvorens het voorstel in den Raad te bren gen, de zaak willen bespreken. En er is dan ook alle reden voor dat spreker vraagt om prae-advies. Hij doet dat om meer kans van slagen te hebben. Spreker geeft toe dat er wel direct kan worden gestemd, maar in den regel zegt de Raad: ik wil eerst wel eens hooren hoe Burgemeester en Wet houders erover denken. Als nu Burgemeester en Wethouders prae-advies uitbrengen, kan de Raad de zaak eens rustig bekijken. Als de Raad echter meent, dat hij nu voldoende kan oordeelen, zal spreker zich niet verzetten. Spreker verzoekt den Voorzitter te laten stemmen over het voorstel om Burgemeester en Wethouders te verzoeken prae- advies uit te brengen. Als de Raad dit voorstel ver werpt, dan zou spreker nog gaarne iets ter zake zeggen. Wel zegt de heer Peletier, dat het Burge meester en Wethouders wel bekend is dat er wo ningnood heerscht De heer Fransen: „dat is wel wTat laat." De heer Hiemstra vervolgt en dringt aan op het uitbrengen van prae-advies. De Voorzitter weet niet of hij het gezegde van den heer Fransen als een verwijt moet beschouwen, maar zegt dat de heer Fransen der gemeente een weldaad zou hebben bewezen als hij dat eerder had gezien. Spreker wil echter doen opmerken, dat alle steden in hetzelfde geval verkeeren als Leeuwar den. De beraadslaging wordt gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten de motie-Hiemstra in handen te stellen van Burge meester en Wethouders ten fine van prae-advies en daarna het voorstel van Burgemeester en Wet houders met algemeene stemmen aangenomen. 20. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om hen te machtigen in rechten de ontruiming te vorderen van in verband met den heerschenden woningnood door de gemeente verhuurde weekwoningen. Dit voorstel luidt als volgt: Het is ons wensehelijk gebleken om zonder steeds een raadsbesluit en de goedkeuring daarop van Gedeputeerde Staten te moeten afwachten een algemeene machtiging te hebben om voor de talrijke kleinere woningen, die de gemeente in den tegeuwoordigen tijd verhuurt, tot ontruiming te kunnen proeedeeren ingeval van nalatigheid in de huurbetaling als anderszins. Onder overlegging van het rechtskundig advies van den advocaat der gemeente hebben wij daarom de eer F voor te stellen te besluiten: op grond van wanbetaling- der huurpenningen zoowel als wanneer op andere gronden tot ontrui ming van het gehuurde moet worden overgegaan, de ontruiming van door de gemeente in verband met den heerschenden woningnood per week verhuurde kleinere woningen voor den rechter te eischen en Burgemeester en Wethouders te machtigen daar toe de vereischte stappen te deon. De beraadslaging wordt geopend. De heer Beekhuis weet niet of het, met de Ge meentewet in de hand, geoorloofd is te doen wat Burgemeester en Wethouders voorstellen. Het is evenwel een praktische maatregel en de Raad kan afwachten hoe Gedeputeerde Staten er over denken en het dus probeeren. Er staat echter in het voorstel: „op grond van wanbetaling der huurpenningen „zoowel als op andere gronden enz." Spreker acht het echter beter dat er gelezen wordt: „tot ontbinding der huurovereenkomst en tot ontruiming van de door de gemeente enz." Hij zou deze zinsnede gaarne zien ingelascht. De heer Binnerts (wethouder) zegt, dat de heer Beekhuis de bedoeling van Burgemeester en Wet houders precies weergeeft, zoodat bij het college dan ook geen bezwaar bestaat de voorgestelde aan vulling aan te brengen. Met algemeene stemmen wordt besloten over eenkomstig het gewijzigde voorstel van Burge meester en Wethouders. 21. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het aangaan van een overeenkomst van dading met D. B. Kalma inzake erfpacht op een terrein aan den Nieuweweg. Dit voorstel luidt als volgt: Ten vorigen jare ontving ons college van den heer D. B. Ivalma, architect alhier, het verzoek hem in de gelegenheid te stellen de jaarlijksche erf pacht, groot 7.af te koopen van het perceel sectie B no. 3393, groot 2.50 Are, thans in gebruik bij de firma Mispelblom Beijer. Bjj onderzoek bleek dat de grond, waarop het ge bouw staat, in 1841 aan een zekeren Pieter Jans van der Wal in erfpacht is uitgegeven en dat bij de akte is bepaald, dat het gebouw, tenzij met toe stemming van het stedelijk bestuur, geen andere bestemming mag hebben dan tot woonhuis en timmerwinkel, noch mag worden verkocht dan in het openbaar en na ten minste 2 maanden vooraf kennisgeving aan Burgemeester en Wethouders. Worden deze bepalingen niet nageleefd, dan ein digt het erfpaehtsreeht één jaar nadat daartoe door het stedelijk bestuur bij behoorlijk exploit op zegging zal zijn gedaan en keert de grond weder in vollen eigendom tot de gemeente terug tegen betaling door haar van 2/3 der door deskundigen te taxeeren waarde van het gebouw. Een poging om naar aanleiding van het schrij ven van den heer Kalma met hem tegen een vaste som per M2. overeen te komen omtrent den afstand door de gemeente van den eigendom van den grond had geen resultaat. Ten einde toch tot een oplos sing te komen, is aan den rechtsgeleerden raads man der gemeente de vraag voorgelegd of de bo venaangehaalde bepalingen der akte van erfpacht Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 5 September 1916. 215 aan de gemeente geen aanleiding konden geven om reeds dadelijk in den vollen eigendom van den grond te geraken. Zijn hierbij overgelegd rapport, naar de lezing waarvan wij verwijzen, doch dat begrijpelijkerwijze beter niet aan een uiteenzet ting in een openbaar stuk worde onderworpen, leidde tot het innemen van een ander standpunt en wel het volgende. Er worde met den erfpachter een dading aangegaan, waarbij deze erkent het recht der gemeente tot opzegging van het erfpaehtsreeht te allen tijde en met inachtneming van den termijn van één jaar en tegen betaling van 2/3 der waarde van het gebouw, gelijk een en ander reeds in de akte was omschreven, doch waarbij anderzijds de gemeente zich verbindt van dat recht niet vóór 1 Augustus 1924 gebruik te maken, alsmede om den erfpachter in de gelegenheid te stellen, tenzij min nelijk over den prijs wordt overeengekomen, alsdan den grond tegen schatting door deskundigen aan te koopen. Het wil ons voorkomen dat het belang der ge meente, voor wie, gelijk mede voor de wederparty, de bestaande toestand dan nog 8 jaren zal voort duren, bij het aangaan dezer dading gebaat is. De heer Kalma heeft bereids een verklaring afgelegd, waarbij hij zijne medewerking daartoe toezegt. Wij hebben de eer U voor te stellen te besluiten ons te machtigen van de zijde der gemeente even eens tot die dading toe te treden. Met algemeene stemmen wordt besloten over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders. 22. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het schrijven van de Voogden der Stadsarmenkamer, inzake een geldelijke tegemoetkoming aan de weduwe van R. Veldman, in leven Vader van het Stadsarmhuis, enz. Dit prae-advies luidt als volgt: Na eenige discussie en na een aanvankelijk voor stel onzerzijds om op het verzoek afwijzend te be schikken is in Ewe vergadering van den 9 Mei j.l. (Handelingen blz. 107) in onze handen om prae-ad vies gesteld een schrijven van Voogden der Stads Armenkainer van 28 April te voren, houdende ver zoek aan de weduwe van den den 23 Maart 1916 overleden Vader van het Stads Armhuis R. Veldman een jaarlijkseh pensioen toe te kennen. Ten gevolge van het overlijden van den heer Veld man toch zou zijne echtgenoote niet langer meer in gemeentedienst kunnen blijven en aangezien haar man zich bij de invoering der Rijks-pensioenrege ling aan de deelneming in het weduwen-pensioen had onttrokken, kon zij geen recht op pensioen la ten gelden. Dat zij dus zonder eenige uitkeering den dienst der gemeente verliet voor eigen pensioen gaven de wetsbepalingen ook geen aanleiding was derhalve aan den Vader zelf te wijten en het zou zeker tegenover anderen, die die voorzorg wel hadden genomen en daarvoor ook moesten storten, in hooge mate onbillijk zijn de weduwe niettemin uit de gemeentekas een weduwegeld toe te leggen. In dien geest werd dan ook onzerzijds op het onder- werpelijk schrijven voorgesteld. Nadere overweging heeft ons echter tot een an dere slotsom doen komen, niet echter wat het wedu wepensioen, maar wat het verstrekken van eene gratificatie aangaat, en wel op dezen grond, dat zij door omstandigheden buiten haar wil gedwon gen is geworden den dienst der gemeente te verla ten. Doen de omstandigheden zich voor, als met de weduwe Veldman het geval is, dan is het te verde digen de betrokkene een toelage te geven tot het bedrag dat zij zou ontvangen hebben, als zij op het oogenblik van haar ontslag uit den gemeentedienst daarop aanspraak had kunnen doen gelden. Dit be draagt in het onderwerpelijk geval 82.44 en moet op grond van de voorschriften voor een bepaald dienstjaar op de begrooting worden gebracht. Wij hebben dus de eer F voor te stellen te be sluiten: 1. voor het jaar 1916 en met ingang van den dag waarop zjj den dienst der gemeente heeft ver laten, aan Annegina Petronella van Kooten wedu we Veldman een toelage toe te kennen, zulks in verband met haren sinds 1 September 1908 in dienst der gemeente doorgebrachten diensttijd, gerekend naar 82.44 per jaar. 2. Burgemeester en Wethouders uit te noodigen op de ontwerp gemeentebegrooting voor 1917 een bedrag van 82.44 voor gelijk doeleinde uit te trek ken. De beraadslaging wordt geopend. De heer Peletier vraagt of het de bedoeling is dit bedrag jaarlijks op de begrooting uit te trekken. Hij kan dat niet uit liet prae-advies lezen. De heer Oosterhoff (wethouder) antwoordt dat het de bedoeling is zulks te doen. De Minister heeft voorgeschreven dat dergelijke posten telken jare op de begrooting moeten voorkomen en ieder jaar afzonderlijk door den Raad moeten worden goed gekeurd. De beraadslaging wordt gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders. 23. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot aankoop van „het Panwerk" en eenige panden aan het Pieter seliewaltje en tot het verleenen van een crediet voor den bouw van een tiental houten hulpwoningen. Dit voorstel luidt als volgt: In aansluiting aan 1we vorige beslissing in de laatste besloten zitting hebben wij de eer F hier onder voor te stellen voor den prijs van 11.000, aan te koopen het zoogenaamde „Panwerk", ge legen aan de Dokkumer Ee bewesten het Mariahof. Inmiddels is liet ons gelukt tevens in handen te krijgen enkele huisjes met erven tussehen het Pie- terseliewaltje en genoemd Panwerk, die na amotie een behoorlijken toegang daartoe zullen vormen; bet zijn de kadastrale nos. in sectie F 2829, 2831, 1086 en 1087 en nos. 3236, 1511, 3135 en 1076, op bijgaande kadastrale copie alle rood aangestreept en in totaal voor 2.775,te koop. Dit is geen onredelijke prijs, zoodat wij F raden tot dien aan koop te besluiten. Aan deze voorstellen wenschen wij tevens te ver binden het voorstel om de houtmaterialen, die in zoo ruime hoeveelheid in het Panwerk voorhanden zijn, reeds dadelijk productief te maken en wel door ze te benutten voor den aanbouw van houten hulpwoningen, ten einde aan den ergsten woning nood tegemoet te kunnen komen, mede ten behoeve van bewoners van te amoveeren pereeelen. Het is namelijk nader gebleken dat wat aan vankelijk in overweging was genomen, te weten om de hulpwoningen op het terrein der fabriek zelf of in het gebouw onder te brengen, niet voor verwezenlijking vatbaar is. De Directeur der Ge meentewerken ontraadt dit thans en wij hebben dit denkbeeld dus moeten laten varen. Het gebouw heeft namelijk daarvoor een ongeschikte hoogte en er kan ook slecht verwarming in worden aange bracht. Het is dan beter de woningen los van het

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1916 | | pagina 5