216 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 5 September 1916. bestaande gebouw op te richten, doch dan is een betere plaats dan hier in deze dichte bebouwing gemakkelijk te vinden. Zoo is het oog gevallen op het teriein der electrische centrale aan den Poppe weg, waar rioleering en gasleiding bestaat. De Directeur rekent dat hij circa 10 woningen onder één dak van het hout kan bouwen. Elke wo ning bevat dan 1 kamer met bedstede en kast en 2 alcoven ieder met slaapgelegenheid; buiten een privaat; elk heeft een oppervlakte van 30 M2. Een crediet van 500,per woning zal hiervoor noodig zijn. Gelijk uit de hierbij overgelegde stukken blijkt, is deze wijze van voorziening in den woningnood naar het oordeel van den Inspecteur voor het Wo ningtoezicht en van de Gezondheids-Commissie de in de gegeven omstandigheden de meest geradene, terwijl de verhuring, zooals reeds vroeger in soort gelijke gevallen is goedgevonden, door ons of door de „Woningvereeniging Leeuwarden" zal kunnen geschieden. Ook in Groningen is men door den nood gedwon gen tot gelijken maatrgeel overgegaan. De burge meester dier gemeente deelt mede, dat de houten hulpwoningen goed voldoen. Als plaats is, gelijk boven gezegd, voorloopig uitgekozen het terrein der electrische centrale aan den Poppeweg. Intusschen zijn de plannen der pro vincie ten opzichte van de plaats van vestiging dei- provinciale electriciteitfabriek nog niet in een zoodanig gevorderd stadium, dat reeds zekerheid bestaat of de woningen hier zullen kunnen verrij zen. Op een dezerzijds daaromtrent tot Gedepu teerde Staten gerichte vraag is nog geen antwoord ingekomen. Zijn de woningen tot stand gekomen, dan kan, in afwachting van den aanbouw door de nieuwe woningstichting „Patrimonium" achter de Emmakade N.Z. en door de Woningvereeniging Leeuwarden nabij den Oostersingel dus alvast aan eenige gezinnen onderdak worden verschaft, terwijl ze, als ze niet meer noodig zijn, wellicht nog als bergplaatsen, stallen of keeten zullen kunnen wor den gebruikt. Wij hebben thans de eer U voor te stellen te be sluiten; I. aan te koopen van de firma Erven L. R. Fontein te Franeker (firmanten Jodocus Henricus Fontein en Dirk Fontein) de navolgende perceelen in sectie F, als: no. 1878 panfabriek en erf groot. 22 A. 72 c.A.; 1078 kantoor en bergplaats groot 45 2268 huis groot66 2269 pakhuis groot52 1080 werkplaarts en erf groot 46 voor den prijs van 11.000,en verder op de voorwaarden nader tusschen verkoopster en Bur gemeester en Wethouders overeen te komen; b. van Hendrik Hofman te Assen de perceelen in sectie F nos. 2829, huis en erf, groot 34 c.A., en 28.31, huis en erf, groot 45 c.A., voor den prijs van 500,-; c. van Tietje Sakes Lanting, echtgenoote van Minne Wijbenga te Leeuwarden van het perceel in sectie F no. 3236 de vroegere nos. 1086, erf groot 38 c.A., en 1087, erf, groot 47 c.A., voor den prijs van 200, d. van Pieter Jellema, koopman te Leeuwarden, perceel no. 1511, huis en erf, groot 41 c.A., in sectie F voor den prijs van 375, e. van Antoon Eijgelaar, koopman te Leeuwar den, perceel no. 3135, huis en erf, groot 65 c.A., in sectie F voor den prijs van 800, f. van F. A. de Jong, weduwe K. J. Wielinga te Leeuwarden perceel no. 1076, huis en erf, groot 93 c.A., in sectie F voor den prijs van 900, II. Burgemeester en Wethouders voor den aanbouw met uit het perceel onder Ia afkomstige, materialen van een tiental houten woningen onder één dak of zooveel woningen meer of minder als van de genoemde materialen kunnen worden ge bouwd een crediet te verleenen van 500,- per woning, geschiedende die aanbouw op het terreiu der electrische centrale aan den Poppeweg of, bij niet beschikbaar zijn daarvan, op een nader door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen plaats; b. Burgemeester en Wethouders te machtigen hetzij die woningen te verhuren aan daarvoor in verband met den heerschenden woningnood door hen aan te wijzen gezinnen tegen door hen te be palen huurprijzen en vast te stellen voorwaarden, hetzij met de „Woningvereeniging Leeuwarden" omtrent eene verhuring door haar overeen te komen. De beraadslaging wordt geopend. De heer Cohen zegt dat de bew-oners van het hotel Weidema zoo mogelijk in die houten hulpwo ningen onderdak zullen worden gebracht. Volgens de ter visie gelegen hebbende stukken zou dan de verwarming en verlichting van dat gebouw niet noodig zijn. Hem is echter ter oore gekomen dat in het hotel Weidema centrale verwarming zal worden aangebracht. Spreker vraagt of het waar is wat men hem ver telde, hetgeen dan in strijd zou zijn met datgene, wat hij in de stukken gelezen heeft. De Voorzitter antwoordt dat Burgemeester en Wethouders besloten hebben het gebouw centraal te verwarmen. In de toekomst zal dit toch moeten en het zal dan ook betrekkelijk weinig kosten geven. Door de kachels, die anders worden geplaatst, ont staat veel brandgevaar. De heer Cohen behoeft zich echter niet ongerust te maken dat er te veel wonin gen zullen komen. De gemeente moet bouwen zoo veel zij kan. Elk oogenblik zit ze verlegen. De heer Fransen hoort dat Burgemeester en Wethouders hebben besloten in liet hotel Weidema centrale verwarming te doen aanbrengen. Veertien dagen geleden evenwel heeft spreker den burge meester in eene vergadering der Commissie voor de Openbare Werken gevraagd of dit plan bij Burgemeester en Wethouders bestond, omdat spre ker had vernomen dat reeds geruimen tijd geleden opgave van kosten voor centrale verwarming was aangevraagd en hij heeft ten antwoord gekregen: heelemaal niet. Is dit soms een besluit van de laatste dagen? Die vraag zag spreker gaarne beantwoord. Spreker heeft bij de behandeling van punt 19, toen de Voorzitter zeide, dat uit een volgend voor stel dezer agenda wel duidelijk bleek dat Burge meester en Wethouders iets wilden doen om in den woningnood te voorzien, geïnterrumpeerd: „wel wat laat." De Voorzitter heeft toen gevraagd of hij zulks als een verwijt moest opvatten en gezegd dat spre ker de gemeente een weldaad zou hebben bewezen als hij den Raad eerder had duidelijk gemaakt dat er woningnood bestaat. Spreker heeft het w e 1 als een verwijt bedoeld. Het is toch al ruim twee jaar geleden dat hij het heeft uitgesproken, dat het hoogst noodzake lijk is dat de gemeente tot het bouwen van goed- koope arbeiderswoningen overgaat. 11 ij heeft daar over wel in vier vergaderingen gesproken en hij de behandeling van voorstellen tot onbewoonbaarver Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 5 September 1916. 217 klaring telkens er op aangedrongen, dat waar de woningvereeniging het niet doet, en particulieren het niet kunnen, de gemeente verplicht is te zorgen voor goedkoope arbeiderswoningen. Van zijn kant is daaraan dus wel voldoende publiciteit gegeven. Al twee, drie jaar vooruit heeft hij den woningnood zien aankomen, doch men heeft van sprekers woor den geen nota willen nemen. Burgemeester en Wethouders mogen het dus wel als een verwijt beschouwen. Zij hebben nu 5.000,aangevraagd voor het bouwen van houten woningen van de afbraak van het Panwerk. Als Burgemeester en Wethouders indertijd hadden toegegeven aan den aandrang om te bouwen, dan hadden zij een heel bedrag bespaard. Als die 5.000,die nu hoofd zakelijk voor werkloon zullen worden uitgegeven, voor den bouw van arbeiderswoningen was be steed, zou de gemeente waarde voor haar geld heb ben gehouden. Hij vindt het jammer, dat Burge meester en Wethouders den woningnood zoo laat hebben ontdekt. De heer P. A. de Haan doet opmerken dat er voor den aankoop een der argumenten was, dat er daar door een gebouw beschikbaar kwam om menschen onder dak te brengen. Het blijkt nu echter dat het gebouw daarvoor niet geschikt is. Spreker vraagt nu of de toestand in de laatste weken zooveel min der geworden is of dat het argument wat vluchtig naar voren is gebracht. De heer Hiemstra behoeft Burgemeester en Wet houders niet te verdedigen, maar meent de opmer king te moeten maken dat de burgemeester in de gesloten zitting heeft gezegd: er bestaat kans dat het gebouw zal kunnen worden gebruikt, zekerheid daaromtrent bestaat echter niet. De Voorzitter zegt dat hij den heer de Haan hetzelfde antwoord zou hebben gegeven als de heer Hiemstra. Dat de burgemeester in de vergadering der Commissie voor de Openbare Werken gezegd heeft dat liet hotel Weidema niet centraal zal wor den verwarmd, moet spreker voor waarheid aan nemen. Deze heeft de laatste besprekingen over centrale verwarming echter niet bijgewoond. Het moet den Raad evenwel koud laten of aan een besluit van Burgemeester en Wethouders de Burgemeester al dan niet heeft medegewerkt. De beraadslaging wordt gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders. De Voorzitter deelt mede dat de heer Zandstra verlof heeft gevraagd om een vraag tot Burge meester en Wethouders te mogen richten inzake de suikervoorziening. Spreker stelt voor den heer Zandstra verlof te verleenen na de afhandeling dei- agenda. Dienovereenkomstig wordt besloten. 24. Voortitel-Beekhuis tot wijziging van artikel 1 der verordening op de winkelsluiting (bijlage no. 35). De beraadslaging wordt geopend. De heer Beekhuis zegt dat het wel niemand zal verwonderen dat hij over dit punt naar aanleiding van het advies van de Commissie voor de straf verordeningen het woord vraagt. Het heeft spre ker toch getroffen dat in de tweede alinea staat: „U dienende van het verlangde prae-adyies brengt onze commissie in herinnering dat in Uwe vergadering van 11 Juli 1.1., waarin de verordening op de winkelsluiting werd vastgesteld, een amende ment-Beekhuis op artikel 1 van gelijke strekking met 16 tegen 5 stemmen werd verworpen. Naar aanleiding hiervan doet de meerderheid in onze commissie opmerken, dat sinds de omstandigheden niet zoodanig zijn gewijzigd, dat zij een terugkomen op het toen gevallen votum zouden kunnen wet tigen." Spreker had deze tirade het allerminst van de Commissie voor de strafverordeningen verwacht, waar spreker toch zelf op 25 Juni heeft uiteen gezet waarom hij het heeft gewaagd reeds direct na de verwerping van zijn amendement met het voorstel te komen. De motieven daartoe heeft hij toen duidelijk aangegeven, maar het schijnt dat de Commissie voor de strafverordeningen die niet heeft begrepen. Hij zal ze daarom herhalen. Spreker heeft toen niets anders gezegd dan dit, dat hij had vernomen dat verschillende leden tegen zijn amen dement hadden gestemd, omdat zij vreesden dat anders de geheele verordening in gevaar zou wor den gebracht. Verder is hem medegedeeld dat een eventueel voorstel voor de acht uur sluiting latei- in goede aarde zou vallen. Dat is de reden waarom spreker zijn voorstel heeft ingediend. Hij kan zich ervan ontslagen rekenen over het voorstel in den breede uit te weiden. Spreker heeft bij de behande ling der verordening reeds uiteengezet dat de maat regel van winkelsluiting strekt om de bedienden ter wille te zijn, van wie adressen in grooten ge tale zijn binnengekomen en dat de Raad eerst dan overeenkomstig den wensch van requestranten zal hebben gehandeld, als hij een sluitingsuur vast stelt dat voor hen iets te beteekenen heeft. Men zal spreker tegenwerpen dat ook in andere plaatsen de negen uur sluiting is ingevoerd. Spre ker meent dat het niet aangaat om zooals men ge regeld doet, Leeuwarden te vergelijken met Am sterdam, Rotterdam of den Haag. Wat toch in Am sterdam 9 uur beteekent, dat beteekent het in Leeuwarden niet. Ook de restaurants enz. zijn in Amsterdam een uur later open dan hier. Men leeft daar minstens een uur later. Een sluiting van de winkels te Amsterdam om 9 uur heeft niet dezelfde beteekenis als te Leeuwarden. In Amsterdam is na 9 uur nog gelegenheid voor ontspanning en ontwik keling. Hier is dit niet voldoende het geval. Spre ker is dan ook van oordeel dat de Raad den winkel bedienden een dienst zal bewijzen als hij besluit tot de acht uur sluiting. De winkelbedienden heb ben dit zelf getuigd. Er schijnt n.l. eene vergade ring te zijn geweest van de afdeeling Leeuwarden van den Nederlandschen Bond van handels- en kantoorbedienden. Nu staat er in het verslag van die vergadering met zooveel woorden niets minder dan dat door dé 9 uur sluiting een stukje vrijheid is veroverd en dat men hoopt dat binnen niet te langen tijd tot de acht uur sluiting zal worden over gegaan. Het blijkt daaruit duidelijk, dat de bedien den niet tevreden zijn. Hoe meer spreker over zijn voorstel denkt des te meer komt hij tot de over tuiging, dat daartegen alleen bezwaar kan worden gemaakt door die leden, die de negen uur sluiting- hebben bevorderd niet om het belang van de win kelbedienden, maar om dat van de groote winke liers. Spreker meent dat dit niet mag. Als men iets doet moet men de zaak hij zijn waren naam noemen. Wanneer men iets wil doen ter wille van de winke liers. dan wil spreker daartoe gaarne medewerken. Maar, zegt hij, dat men dat dan niet doe onder een valsehen naam. De maatregel der negen uur sluiting is, de Raad weet het, geheel tegen sprekers zin tot stand gebracht, maar wanneer dan die maat regel in het belang der bedienden moet worden ge nomen, laat men dan ook zóó handelen dat deze er genot van hebben. Zij hebben pas wat aan den

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1916 | | pagina 6