240 Verslag van de handelingen van den Gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 October 1916. Onder overlegging van het ingewonnen advies van den rechtsgeleerden raadsman der gemeente hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten: Burgemeester en Wethouders te machtigen om, wegens wanbetaling van huurpenningen, voor den rechter, zoowel in eersten aanleg als, indien noodig, in hooger beroep en in cassatie, te eischen, dat de huurovereenkomst met J. Reekers weduwe van E. Postma, alhier, van de bij haar in gebruik zijnde woning in het voormalig hotel „Het wapen van Friesland", Groot Schavernek no. 9, alhier wordt ontbonden en dat die woning door haar wordt ont ruimd. De heer Hiemstra heeft geen bezwaar tegen het voorstel. Hij zou echter in het vervolg gaarne uit voerige]- omtrent de motieven van Burgemeester en Wethouders worden ingelicht, n.l. of wanbeta ling, onmacht, onwil de redenen zijn enz. De Voorzitter kan die toezegging wel doen. Het besluit is tijdens sprekers afwezigheid genomen. Dikwijls zijn de inlichtingen niet voor openbaar heid geschikt. Burgemeester en Wethouders zullen echter zooveel mogelijk aan den wensch van den heer Hiemstra voldoen. Het voorstel wordt met algemeene stemmen aan genomen. 13. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot verlenging van den termijn van enkele onbewoonbaar verklaarde woningen. Dit voorstel luidt als volgt: Bij raadsbesluit van 8 Februari 1916, no. 62R/13 werden o.m. de woningen Achter Dijkshoek nos. 401, 403, 405, 407 en 409 en Monnikemuurstraat no. 86 onbewoonbaar verklaard en bepaald dat de ont ruiming moet geschieden binnen zes maanden, te rekenen van den dag, waarop de tijd tot voorzie ning verstreken of het besluit tot onbewoonbaar verklaring gehandhaafd is. De eigenaar van laatst genoemde woning heeft van bovenvermeld raads besluit voorziening gevraagd bij Gedeputeerde Sta ten. Dat college handhaafde echter het raadsbesluit bij beschikking van 27 April 1916, zoodat de wonin gen, gelegen Achter Dijkshoek, op 8 September j.l. ontruimd hadden moeten zijn, terwjjl de ontruiming van de woning Monnikemuurstraat no. 86 voor 27 October a.s. moet plaats hebben. Hoewel door de bewoners van bovenvermelde woningen vóór het verstrijken van den ontrui mingstermijn aanvraag hebben gedaan om verlen ging van dien termijn, konden deze aanvragen even wel niet ter behandeling worden aangeboden in Uwe vergadering van 5 September 1916, omdat de Gemeentelijke Inspecteur voor het Woningtoezicht en de Gezondheidscommissie daarover nog moesten worden gehoord. Met het oog op het voortdurende gebrek aan woningen is het wenschelijk het verzoek in te wil ligen en geven wij onder overlegging van de thans ingekomen adviezen U in overweging het hierbij gevoegd ontwerp tot een besluit Uwer Vergadering te verheffen. De Raad der gemeente Leeuwarden; Overwegende, dat door het nog steeds voortdu rende gebrek aan geschikte woningen de bewoners van eenige woningen, onbewoonbaar verklaard bij raadsbesluit van 8 Februari 1916, no. 62R/13, in de onmogelijkheid verkeeren een andere woning te be komen dat thans verlenging is gevraagd van den termijn van ontruiming van de woningen Achter Dijkshoek nos. 401, 403, 405, 407 en 409 en Monnikemuurstraat no. 86; dat, zoolang gebrek aan kleinere woningen in deze gemeente bestaat, het niet wenschelijk moet worden geacht tot de ontruiming van de onder- werpelijke woningen over te gaan; dat verlenging van den ontruimingstermijn dezer woningen alzoo noodig is; Gezien het voorstel van Burgemeester en Wet houders; gelet op de adviezen van de Gezondheidscommis sie voor de gemeente Leeuwarden, gegeven bij brie ven van 13 September 1916, en 5 October d.a.v. alsmede op de bepalingen der Woningwet; Besluit: den termijn van ontruiming voor de woningen Achter Dijkshoek nos. 401, 403, 405, 407 en 409, en Monnikemuurstraat no. 86, kadastraal bekend ge meente Leeuwarden, onderscheidenlijk sectie G nos. 2743, 2744, 2745, 2746 en 2747 en sectie A no. 26, alle onbewoonbaar verklaard bij raadsbesluit van 8 Februari 1916, no. 62R/13, te verlengen en nader te bepalen op 8 Maart 1917. Dienovereenkomstig wordt met algemeene stem men besloten. 14. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het verzoek van Th. Noordraven, gepensionneerd werkman der gemeentelijke gasfabriek, om verhooging van zijn pensioen. Dit praè-advies luidt als volgt: Door Uwe Vergadering werd ons prae-advies gevraagd omtrent het hiernevens teruggaand adres van J. Th. Noordraven alhier. Daarbij deelt hij mede sinds 1 November 1901 als eervol ontsla gen stoker bij de gemeentelijke gasfabriek een pensioen van 216,'s jaars te genieten, ea tevens dat hij van dien datum af in tijdelijkeu dienst bij die fabriek is geweest tot en met 21 Juli 1916, aanvankelijk op een weekloon van 9,dat met 1 Mei 1913 op 10,20 werd gebracht. Daar hij door hoogen ouderdom verzoeker is 73 jaar niet meer in staat is zijn werkzaamheden te verrichten, verzoekt hij het hem reeds toegekende pensioen te willen verhoogen. Noordraven werd indertijd op grond van een geneeskundige verklaring, dat hij niet meer in staat was zwaar werk te verrichten, ontslagen en krachtens de toen geldende gemeentelijke verorde ning gepensionneerd. Hij schijnt evenwel dadelijk weer door den directeur der gasfabriek als tijdelijk werkman te zijn in dienst genomen en tot en met 21 Juli 1.1. in dienst te zijn gebleven. Sedert 1 October 1913 is de zorg voor de pen- sionneering van gemeenteambtenaren van de ge meente op het rijk overgegaan en hielden de ge meentelijke pensioen-verordeningen op van kracht te zijn. Deze gaven niet de bevoegdheid om ge- pensionneerde gemeenteambtenaren, die daarna weer tijdelijk in gemeentedienst traden, later nog een nieuw of een verhoogd pensioen toe te kennen. Eveneens kan pensioen op grond van de Pen sioenwet voor de gemeenteambtenaren 1913, even als volgens de vroeger bestaande gemeentelijke verordeningen, alleen verleend worden aan hen, die van vaste aanstellingen zijn voorzien. Nu dit met Noordraven niet het geval is, komt hij voor pen sionneer! lig of verhooging van het hem reeds toe gekend pensioen niet in aanmerking. Derhalve hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten adressant te doen weten, dat zijn verzoek niet voor inwilliging vatbaar is. Verslag van de handeiingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 October 1916. 241 De beraadslaging wordt geopend. De heer Zandstra kan zich levendig indenken boe deze oude menschen de toekomst tegemoet zien. Zij hadden in den laatsten tijd voor een arbeider een behoorlijk inkomen van 16,70, welk inkomen nu tot 6,50 wordt verminderd. Dit is een lieele verandering, vooral in den tegenwoordigen tijd en het is geen wonder dat er een beroep op den Raad wordt gedaan. Spreker is evenwel in de tegenwoor dige omstandigheden niet van plan met een voor stel te komen. Als toch de Raad hier voor den één iets doet, zal hij dat later ook voor een ander moe ten doen en dat zou niet vol te houden zijn. De pensioenen evenwel zijn te klein om rond te komen. Spreker heeft altijd medelijden met de menschen, die gepensionneerd worden. Hij heeft dan het ge voel dat die worden gedegradeerd tot fatsoenlijke bedelaars, die met een sigarenkistje onder den arm op een fatsoenlijke manier gaan bedelen. Die toe stand moet niet langer bestaan en spreker vraagt of er niet over gedacht kan worden hem te doen verdwijnen, door de stichting b.v. van een tehuis voor gepensionneerden en rentetrekkers. Spreker zal geen voorstel doen, maar wil Burgemeester en Wethouders in overweging geven deze zaak te overdenken. De Voorzitter zegt dat de heer Zandstra wel niet onmiddellijk antwoord zal verlangen. De heer Zandstra antwoordt bevestigend. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders. 15. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot verlenging van den termijn binnen welken door II. Vis ser moet zijn voltooid de aanleg van straten op een per ceel grond tusschen de Rembrandtstraat en de Oever- dwarsstraat. Dit voorstel luidt als volgt: H. Visser, thans te Vledder, vroeger alhier, wien bij raadsbesluit van 11 Juli 1916, no. 295R/158 (raadshandelingen blz. 174) vergunning is verleend tot straataanleg op het perceel, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, sectie G no. 9815, heeft ons verzocht den bij dat raadsbesluit gestelden termijn van voltooiing van 1 November 1916 te verlengen tot 1 Mei 1917, omdat het hem niet mogelijk is de straten vóór eerstgenoemden datum gereed te hebben. Inwilliging van dat verzoek ontmoet bij ons, na den gemeentelijken Inspecteur voor het woning toezicht te hebben gehoord, dan ook tot zekere hoogte geen bezwaar; te minder nu het bouwplan der Woningstichting „Patrimonium", dat aan een der aan te leggen straten zal worden uitgevoerd, ook nog niet kon worden goedgekeurd. Adressant kon echter met de nadere voorwaarden ten aan zien van de aan te leggen straten krachtens voor waarde 3 van het raadsbesluit eerst 4 September 1916 in kennis worden gesteld. Er is dan voor hem slechts een vertraging van 2 maanden ontstaan, zoodat verschuiving van den termijn van voltooiing van den straataanleg met een half jaar niet ge motiveerd is. Wij hebben de eer U alzoo voor te stellen te be sluiten: het raadsbesluit van 11 Juli 1916, no. 295R/158 in dier voege te wijzigen, dat in den aanhef van de onder 2 gestelde voorwaarde de woorden „1 No vember e.k." worden vervangen door: „1 Januari 1917". De beraadslaging wordt geopend. De heer Fransen zegt dat adressant uitstel vraagt tot 1 Mei en dat Burgemeester en Wethouders ver klaren, dat zij, gehoord den Inspecteur voor het Woningtoezicht, daartegen geen bezwaar hebben. Adressant evenwel is twee maanden te laat in ken nis gesteld met de voorwaarden en hij krijgt ten slotte 2 maanden verlenging. Dit beteekent dus feitelijk geen uitstel. Nu zijn twee maanden wel twee maanden, maar of het in Juli en Augustus is of in November of December, maakt een groot verschil, waar het hier geldt het aanleggen van bestratingen en rioleering. Waar nu de gemeente geen belang heeft bij het in orde zijn der straten vóór 1 Januari en de syphons moeilijk te krijgen zijn, zou spreker in dit geval het verzoek willen toestaan. De Voorzitter was bij liet nemen van het besluit niet tegenwoordig. Hij heeft echter even de wet houders geraadpleegd. Twee zijn er tegen en twee denken als de heer Fransen. Spreker wil echter doen opmerken dat het niet onverschillig is wan neer de straataanleg voltooid is. Hoe eerder dit het geval is, des te eerder kan Patrimonium haar gang gaan met de bouwplannen. De gemeente bespoedigt ook zooveel mogelijk den aanleg van straten. De heer Fransen stelt voor den datum van 1 Ja nuari te veranderen in 1 M ei. De heer Hiemstra zal zich tegen verklaren als de bouwplannen van Patrimonium er door worden vertraagd. Is dit niet het geval dan heeft hij tegen het voorstel-Fransen geen bezwaar. De heer Fransen: „de bouwvergunning voor „Pa trimonium" is nog niet gereed." De heer Hiemstra meent verstandig te doen voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders te stemmen. Dan heeft de Raad adressant in de hand. Als het blijkt dat er geen vertraging in de bouw plannen ontstaat door het verlengen van den ter mijn, dan kan dit altijd nog gebeuren. De heer Beekhuis kan zich uitstekend vereenigen met het denkbeeld van den heer Hiemstra. Hij vraagt echter of Burgemeester en Wethouders zich binnen den voorgeschreven termijn en voordat daarna verlenging zal worden gegeven, zekerheid zullen kunnen verschaffen dat het werk inderdaad zal worden uitgevoerd. De Voorzitter antwoordt dat de aanlegger van straten een waarborgsom moet storten, waaruit Lij het niet nakomen der voorwaarden eene boete kan worden verhaald. Spreker meent dat het denkbeeld van den heer Hiemstra toejuiching verdient en hij geeft den Raad in overweging het voorstel van Burgemeester en Wethouders aan te nemen. Het voorstel-Fransen wordt niet ondersteund en maakt derhalve geen onderwerp van beraadslaging meer uit. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders. Niets meer te behandelen zijnde, sluit de Voor zitter de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1916 | | pagina 4