270 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 November 1916.
Wethouders om buiten de gemeente te wonen.
Heeft hij daarvoor toestemming, dan kan de Raad
niet eisehen, dat hij als gevolg daarvan in twee ge
meenten belasting moet betalen. Heeft hij die toe
stemming echter niet, dan komen de gevolgen daar
van voor zijn rekening.
De heer Peletier gelooft dat de Raad te veel
aandacht schenkt aan bijkomende omstandigheden.
De hoofdzaak is dat adressant hier ingeschreven
is en zijn salaris ontvangt. Met zijne particuliere
aangelegenheden heeft de gemeente niet te maken.
Hij moet echter hier belasting betalen, maar het is
de vraag of dit billijk is. Adressant blijft in de lijn
als hij ontheffing vraagt van de verordening no. 39
van 1912, n.l. van de verplichting om hier te wonen.
Als aan dien wensch kan worden voldaan, dan kan
hij zijn verhuisbiljet naar Haarlem overbrengen.
De Voorzitter wijst erop dat sommige sprekers
de zaken met elkander verwarren. In Haarlem
vraagt men eenvoudig: waar woont adressant! Dat
is geen particuliere aangelegenheid. De Raad heeft
er evenwel niets mee te maken of hij volgens de
verordening hier moet wonen. Voor de toepassing
der wet heeft men de vraag te beantwoorden: waar
woont adressant!
De heer Peletier: „waar is hij ingeschreven!"
De Voorzitter geeft toe dat dit het eenige argu
ment is, maar het is een zwak argument.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met 14 tegen 11 stemmen wordt besloten over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
Vóór stemmen de heeren: Cohen, de Vos, H. P.
de Haan, Tulp, Peletier, P. A. de Haan, Zandstra,
Haverschmidt, Attema, Oosterhoff, Berghuis,
Vonck, Fransen en Schoondermark.
Tegen de heeren: van Weideren baron Rengers,
Hiemstra, Schaafsma, Tiemersma, Terpstra, Beek
huis, Koopmaus, Dijkstra, Menalda, van Sloterdijck
en Binnerts.
17. Pae-advies van Burgemeester en Wethouders op
het adres van het bestuur van de Vereeniging voor
Middelbaar Technisch en Ambachtsonder wijs alhier om
het gemeentelijk subsidie voor de Ambachtsschool met
f .3000.per jaar te vsrhoogen.
Dit prae-advies luidt als volgt:
Den 13en Juni 1916 werd om praeadvies in onze
handen gesteld een adres van het bestuur der
Vereeniging voor Middelbaar-Technisch en Am-
bachtsonderwys alhier, waarbij werd medegedeeld
dat het leerlingen-aantal der ambachtsschool toe
neemt en reeds grooter is dan waarop bij de stich
ting van het gebouw in 1905 is gerekend, waardoor
uitbreiding van klassen en onderwijzend personeel
moet plaats hebben; dat ook het materieel in prijs
stijgt en dat de rekening 191415 reeds een tekort
van 5.549,245 aanwijst, hetgeen chronisch zal
blijken, zoo niet Ryk, provincie en gemeente door
verhooging van hunne subsidies bijspringen, welke
verhooging voor de gemeente op 3.000,is ge
steld, zoodat voor de volgende jaren gevraagd
wordt een gemeentelijke bijdrage van 11.000,—.
Bij het adres worden overgelegd een afschrift
van de begrooting voor het jaar 1917 met memorie
van toelichting en van het aan H. M. de Koningin
gericht adres tot verhooging van het Rijkssubsidie.
Nog kwam den 25 Augustus 1.1. in en werd bij
bovengenoemd adres ter gelijktijdige behandeling
gevoegd een verzoek van 17 leeraren aan deze in
richting, waarbij zij er op aandringen het verhoog
de subsidie alleen te verleenen onder de uitdrukke
lijke voorwaarde, dat de salarissen van alle onder
teekenaars met een redelijk bedrag worden ver
hoogd en dat deze verhoogingen ingaan met den
eersten Januari 1917.
Als men de begrootingscijfers voor het nieuwe
met die voor het loopende jaar vergelijkt, springen
enkele zeer groote verschillen in het oog. Zoo is
de uitgaafpost voor het onderwijzend personeel
3.000,hooger; die voor verwarming en ver
lichting is bijna verdubbeld; onderhoud, reiniging
en assurantie zijn van 1.800,op 2.400,leer
middelen en materialen van 6.000,op 8.000,—
gebracht en meer dergelijke; daartegenover trof
dat de omliggende gemeenten slechts 1.500,—
(begrooting 1917 2.000,—) in de kosten der school
bijdragen. Toch komen er van de 316 leerlingen
van den cursus 191617 174, dat is meer dan de
helft, van buiten. Deze bydrage staat dus in geen
verhouding tot die van onze gemeente, evenmin
trouwens als in dat verband de bijdrage van
Leeuwarden 8.000,geraamd voor 1917 op
11.000,tot die der provincie 6.000,ge
raamd voor 1917 op 8.000,in een goede even
redigheid staat.
Het bestuur, aan wien wij om nadere inlichtin
gen aangaande bovenstaande cijfers vroegen, geeft
van de onderscheidene verschillen tusschen de
oude en de nieuwe uitgaafposten een gereede ver
klaring, waarop in het algemeen niet veel valt af
te dingen en erkent mede het geheel onvoldoende
van de bijdragen der buitengemeenten, wier be
lang bij de instandhouding der school, gelijk de
leerlingeneijfers aantoonen, niet zoo heel veel ge
ringer moet worden aangeslagen dan dat van
Leeuwarden, waar trouwens ook vrijwel alleen zij
wonen, die een jaarlijksche contributie aan de ver
eeniging betalen.
Het bovenstaande in het oog vattende, meenen
wij dat met een gemeentelijk subsidie van 10.000,—
kan worden volstaan. In dit cijfer is dan eenerzjjds
uitgedrukt de belangstelling, die het gemeentebe
stuur voor de school gevoelt, anderzijds is daarby
in aanmerking genomen dat de tegenwoordige om
standigheden niet anders gedoogen dan op de uit
gaven der gemeente zoo scherp mogelijk toe te
zien.
Wat het adres van de 17 leeraren betreft, het
bestuur der vereeniging heeft in de memorie van
toelichting op de begrooting voor 1917 reeds mede
gedeeld in welke mate het verhooging der bezoldi
gingen denkt aan te brengen. Voor het overige
lykt ons dit een zaak van inwendig beleid, waar
de gemeente heeft buiten te blijven.
Wij hebben de eer U voor te stellen te besluiten:
1. het aan de Vereeniging voor Middelbaar-
Technisch en Ambachtsonde rwys toegekend subsi
die voor de ambachtsschool met ingang van 1 Ja
nuari 1917 onder de bestaande bepalingen en tot
wederopzeggens toe te verhoogen tot 10.000,
2. aan H. C. Kruse en 16 anderen, allen leeraren
aan de ambachtsschool alhier, op hun adres, inge
komen 25 Augustus 1916, te doen weten, dat de
zaak van de bezoldiging van het onderwijzend per
soneel niet door den Raad behoort te worden be-
invloed, maar naar diens oordeel aan het bestuur
behoort te worden overgelaten.
De beraadslaging wordt geopend.
De Voorzitter deelt mede dat is ingekomen een
amendement van den heer Peletier, luidende:
tusschen de woorden „personeel" en „niet" in te
voegen de woorden: „in dit geval".
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 November 1916. 271
Spreker deelt mede dat dit amendement door
Burgemeester en Wethouders wordt overgenomen.
De heer Tulp wil een paar opmerkingen maken.
Als men de cijfers van Burgemeester en Wethou
ders nagaat, blykt het dat het aantal leerlingen
van buiten, dat de ambachtsschool bezoekt, vrij
wat grooter is dan dat uit de stad. Nu zou men
ook denken dat de buitengemeenten in evenredig
heid subsidieëren. Het tegendeel is waar. Leeuwar
den toch geeft 8.000,voor 142 leerlingen of --
j 56,per leerling. De buitengemeenten geven
voor 174 leerlingen 1.500,— of 8,50 per leer
ling. Als nu de Raad het subsidie op 10.000,—
brengt, wordt het voor Leeuwarden =t 70,per
leerling, terwijl de buitengemeenten als die
2.000,geven, per leerling 11,50 betalen.
Dit verschil is buitengewoon groot. Spreker had
het dan ook juister gevonden als het bestuur der
ambachtsschool bij de buitengemeenten had aange
klopt. Eerst toch moeten deze en de Provincie rui
mer subsidieeren. Dit wil evenwel niet zeggen, dat
spreker tegen zal stemmen. Hij vreest toch dat, als
Leeuwarden het subsidie niet verhoogt, de salaris
verbetering van het personeel in de knel komt.
Spreker heeft de begrootingen van 1916 en 1917
met elkander vergeleken en die voor 1917 is vrij
wat hooger dan die voor 1916. Dat is nu goed als
de vereeniging ryk is, maar, waar men evenwel
bijna geheel van subsidies moet leven, dan moet
men zuinig zijn. En het wil spreker zoo oppervlak
kig voorkomen dat niet altyd de meeste zuinigheid
wordt betracht. Een zestal posten toch, die in 1916
i 13.000,kosten, worden nu op 19.650,ge
raamd.
Misschien kan het raadslid, dat als zoodanig in
het bestuur der ambachtsschool zit, spreker daar
omtrent inlichten.
De heer Beekhuis doet opmerken dat de Raad
indertijd, toen hij een belangrijk subsidie toestond
aan de ambachtsschool, daaraan de voorwaarde
verbond dat hij een lid in het bestuur zou afvaar
digen. De taak, welke dat bestuurslid heeft, is nooit
omschreven. Spreker is indertijd door den Raad
als opvolger van den heer Feddema gekozen en hij
heeft al eenige jaren zitting gehad. Hij heeft zich
die taak zoo voorgesteld dat hij is een gewoon be
stuurslid der vereeniging, doch daarbij meer spe
ciaal belast met de kwesties die zich tusschen haai
en de gemeente kunnen voordoen vooral op finan
cieel gebied. Als zoodanig heeft spreker die taak
opgevat en nu had hij gedacht dat Burgemeester
en Wethouders hem in deze zaak niet waren voor
bij gegaan. Er zijn meer voorbeelden te noemen dat
eene subsidie-aanvraag gesteld werd in handen
van het raadslid dat de gemeente in het requestree-
rende bestuur vertegenwoordigde.
Spreker verwijst hiervoor o.a. naar het sportter
rein-comité. Toen dit comité subsidie vroeg, is de
aanvraag daartoe gesteld in handen van den heer
P. A. de Haan, die daarover heeft geprae-advi-
seerd. Spreker zegt dit niet als een verwijt tegen
Burgemeester en Wethouders of omdat hij zich ge-
piqueerd gevoelt, maar hij meent dat het hier een
minstens even belangryke zaak betreft als het
sportterrein en dat het niet ongewenscht ware ge
weest om het raadslid dat de gemeente in het be
stuur der vereeniging vertegenwoordigt, daarover
te hooren.
Spreker wil nu een enkel woord zeggen naar
aanleiding van het advies van Burgemeester en
Wethouders.
In het prae-advies staat dit ook in antwoord
aan den heer Tulp dat de begrooting door het
bestuur der ambachtsschool is overgelegd en dat
liet Burgemeester en Wethouders voorkomt dat de
voorgestelde verhoogingen rationeel zijn. Er staat
namelyk:
„het bestuur, aan wieu wij om nadere inlichtin
gen aangaande bovenstaande cyfers vroegen,
„geeft van de onderscheidene verschillen tusschen
„de oude en nieuwe uitgaafposten eene gereede
„verklaring, waarop in het algemeen niet veel valt
af te dingen."
Spreker meent dat de woorden: „in het alge
meen" daar niet by moeten staan. Het verzwakt
toch de bedoeling van Burgemeester en Wethou
ders en men krijgt den indruk, dat er toch wel wat
op viel af te dingen.
Spreker wil er op wijzen, dat misschien de post
j 8.U00,voor materiaal nog te laag is geraamd.
Spreker vraagt zich af of het standpunt dat Bur
gemeester en Wethouders blijkens het prae-advies
innemen en tengevolge waarvan zij voorstellen het
subsidie met twee in plaats van met drie duizend
gulden te verhoogen, juist is. Het komt spreker
voor dat zulks niet het geval is. Wanneer men toch
de ambachtsschool, die bijna geheel moet leven van
subsidies, niet in de waagschaal wil stellen, moet
men het gevraagde subsidie toestaan. Men moet al
heel goede argumenten hebben om aan het aange
vraagde bedrag te tornen. Dat Burgemeester en
Wethouders die hebben, blijkt niet uit liet prae-
advies. Spreker kan daar niet anders uit lezen dan
dat de verhouding tusschen de provincie en de ge
meente, wat het subsidie betreft, niet billijk is. Dit
nu schijnt spreker niet juist. Hij heeft voor zich
eene grafische tabel, waarop is aangegeven hoeveel
subsidie per leerling de gemeenten geven aan de
in die gemeenten bestaande ambachtsscholen.
Terwijl nu de provincie Friesland voor de am
bachtsschool te Leeuwarden niet minder geeft dan
andere provinciën voor aldaar gevestigde inrich
tingen geven, geeft Leeuwarden het minste
subsidie van alle grootere gemeenten. Alleen in
kleinere gemeenten als Brielle, Hoes, Zierikzee,
Oostbnrg, Drachten, Appingedam, Gorinchem en
Hulst geeft de gemeente minder per leerling. Als
nu Leeuwarden liet. subsidie op 11.000,vast
stelt, wordt dit per leerling 35,terwijl b.v.
Arnhem betaalt 55,Amsterdam 100,-—, De
venter ook 100,
Het argument dat de buitengemeenten meer sub
sidie moeten geven, is ook niet geheel juist. De
buitengemeenten toch betalen 10,per leerling.
Dit bedrag is hooger dan overal elders. Spreker
zegt echter niet dat zij niet nog meer moeten be
talen. Het bestuur der ambachtsschool heeft daarop
al herhaaldelijk aangedrongen maar kon niet meer
los krijgen. Nergens echter geven de buitengemeen
ten meer.
In het wetsontwerp op het vakonderwijs, dat
thans aanhangig is, wordt bepaald dat het Rijk
50, de gemeenten met de buitengemeenten samen
35 en de provincie 15 subsidie zal geven. Dit
stelsel wordt reeds op verschillende plaatsen toe
gepast en klopt geheel met wat de ambachtsschool
vraagt.
Burgemeester en Wethouders zeggen verder dat
in het cijfer van 10.000,de „belangstelling" die
de gemeente voor de school heeft, voldoende is uit
gedrukt." Spreker is van oordeel, dat dit ten eenen-
male onjuist is en dat de instelling bovendien niet
slechts „belangstelling" verdient, doch dat zij
tevens een „belan g" voor de gemeente betee-
kent. Het belang voor Leeuwarden is niet alleen
dat de Leeuwarder jongens van de school kunnen
profiteeren. Het feit dat de buitenleerlingen de