12 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Januari 1917. secretarie is volkomen juist. Spreker vertrouwt dan ook dat de Raad daartoe zal besluiten. Hij zou echter, wat dezen ambtenaar betreft, alleen nog willen wijzen op de inconsequentie van Burge meester en Wethouders, waar deze een lioogèr sala ris voor den commies-redacteur motiveeren met het feit dat deze den secretaris moet vervangen, terwijl zij dit niet in aanmerking nemen bij den eersten klerk, die toch ook den ontvanger vervangt. Ook betreurt spreker het dat in de verschillende loonklassen de te periodieke verhoogiug is uitge schakeld. Bij de behandeling der desbetreffende voorstellen zal spreker daaromtrent een nader voorstel doen. Wat de politie betreft, brengt spreker Burge meester en Wethouders een woord van dank voor wat dooi- hen in liet belang dezer ambtenaren is gedaan. Wat de agenten aangaat, heeft spreker echter gemeend iets verder te moeten gaan dan Burgemeester en Wethouders. In tegenstelling met het college meent spreker dat een goed salaris die ambtenaren geheel onafhankelijk kan maken. Voor den veemarktmeester hoopt spreker bij de behandeling van het desbetreffend punt een nader voorstel te doen. De heer Terpstra komt er tegen op dat Burge meester en W ethouders eene salarisverhooging van den directeur der arbeidsbeurs van de hand wijzen. In 1912 werd deze ambtenaar benoemd op een salaris van 750,en werd eene toelage van 100,gegeven voor de werkzaamheden verbon den aan de betrekking van secretaris van het Wo.rkloozenfonds. In 1913 werd aan Burgemeester en W ethouders, op voorstel der Commissie, verzocht het salaris te bepalen op van 900,tot 1300,met 4 twee- jaarlijksche verhoogingen. Er werd een staatje overgelegd, waarin plaatsen werden genoemd, die met Leeuwarden konden worden vergeleken. Dit staatje zullen de heeren zich nog wel herinneren en ook wel dat daaruit bleek, dat Leeuwarden het beste resultaat gaf met het laagste salaris.. Nijme gen was toen de laagste van die plaatsen en werd als basis aangenomen. Nu, vier jaar later, doen Burgemeester en Wethouders het weer. In Januari 1915 heeft deze ambtenaar zijn eerste verhooging gekregen. De werkzaamheden zijn in- tussclion enorm uitgebreid en daardoor is de be trekking veel zwaarder geworden dan toen er in 1913 over is gesproken. Burgemeester en Wethouders konden zich ver een igeu met het eerder toestaan van ééue perio dieke verhooging. Nu evenwel alle ambtenaren ver hoogd worden, meent spreker dat het noodzakelijk is dat het salaris van den directeur der arbeids beurs eveneens wordt verhoogd. Zijn beide functies vergen meer van zijn werk kracht en spreker meent dat het geen overdreven voorstel is als spreker en zijne partijgenooten voor stellen het salaris te bepalen op van f 900,tot 1200,—. De heer Dijkstra kan kort zijn, maar meent ver plicht te zijn te wijzen op een misstand, welke bij de gasfabriek bestaat. Het antwoord van Burge meester en Wethouders omtrent het verrichten van diensten voor derden heeft spreker niet bevredigd. Burgemeester en W ethouders schijnen echter niet bekend te zijn met wat er aan de gasfabriek ge beurt. Spreker herinnert aan den strijd die inder tijd is gevoerd voor den 8-urendag en waarvoor de heer Baart de la Faille zich zoo zeer geïnteresseerd heeft. De bedoeling van dien 8-urendag is geweest dat de mensehen hun vrijen tijd in de eerste plaats aan hunne gezinnen zouden wijden. Er wordt dooi de arbeiders echter schromelijk misbruik van ge maakt. En al gebeurt dit met toestemming van den directeur of het gemeentebestuur, de toestand is ergerlijk. Er zijn menschen, die hun vrijen tijd bijna geheel besteden tot het in orde maken van tuinen voor particulieren, waardoor zij de bloemisten hun werk ontnemen. Anderen gebruiken hunne vacan tie om van 's nachts 2 tot 's avonds 9 uur te maaien. Het ligt er dik op, dat dergelijke menschen niet friscli kunnen blijven. Spreker kan personen op noemen, die op 50-jarigen leeftijd de fabriek als levende lijken hebben verlaten. Spreker zou gaarne willen, dat de wethouder van de gasfabriek een onderzoek naar dezen misstand instelde. De heer Zandstra wenscht te spreken over den klerk van den gemeenteontvanger.... De Voorzitter interrumpeert den heer Zandstra en wijst dezen erop dat dit te pas komt bij de lx; (rekkelijke verordening. Bij de algemeene besehou wingen kunnen alleen besproken worden de ambte naren die niet voor verhooging zijn voorgedragen.;. De heer Zandstra: „dat is het geval met deii klerk van den ontvanger." De Voorzitter geeft dat toe en geeft den heer Zandstra verlof om. door te gaan. De heer Zandstra vervolgt en wijst erop dat. Burgemeester en Wethouders ten aanzien van den eersten klerk ten kantore van den gemeenteont vanger nog te veel vastzitten aan het oude systeem. De gemeenteontvanger kreeg als gemeenteambte naar eene toelage voor bureaukosten. Hij nam daarvoor een of andorhalven klerk in dienst - liefst op een koopje om met die toelage uit te kunnen. In December 1911 heeft de Raad gedeelte lijk met dit systeem gebroken en een man van het personeel, die reeds jaren belangrijke diensten had verricht, werd gemeenteambtenaar. Dat was een half besluit. Nu toch werken er, als spreker zich niet vergist, op het kantoor van den ontvanger, be halve deze zelf en Algra, nog twee personen, die door den ontvanger moeten worden betaald van de 750,bureaukosten. Twee personen dus in ge meentedienst en twee in dien van den hoofdambte naar, maar waarvoor de gemeente feitelijk de be zoldiging mogelijk maakt. Spreker acht dezen toe stand bepaald verkeerd. Op de gemeentebureaux hooren menschen in dienst der gemeente. Met Algra is het sedert December 191.1 altijd gesukkel geweest. Welke rang moet hij bekleeden of wat moet hij verdienen, was steeds de vraag. Bij de behandeling dier vraag is altijd te veel gelet op de vroegere onvoldoende particuliere bezoldiging. In 1911 werd het salaris vastgesteld op 750, tot 1000,gelijk aan dat van de eerste klerken aan de gasfabriek. Eene belangrijke minderheid van den Raad achtte toen dit salaris reeds onvol doende. Bij de begrooting voor 1916 stelden Burge meester en Wethouders voor het salaris te bepalen op 900,tot 1200,Zij wezen er daarbij op: le. dat de werkzaamheden toenamen; 2e. op de meerdere zelfstandigheid van dezen ambtenaar; 1 3e. op de vervanging van den gemeenteont vanger door Algra hjj ziekte of afwezigheid van den hoofdambtenaar. En nu wil men bij de algemeene loonsherziening dit salaris onveranderd laten. In 1911 waren de werkzaamheden van Algra evenveel waard als die van den eersten klerk aan de gasfabriek. Tn 1915 waren ze mee r waard. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Januari 1917. 13 En nu in 1916/17 zijn ze weer evenveel waard. Spreker meent dat dit een eigenaardige schom meling is in de meening van burgemeester en Wethouders, die er duidelijK op wijst hoe lastig het is steeds nieuwe motieven te vinden voor lage salalissen. Niet onvoldoende achten Burgemeester en Wethouders de bezoldiging van Algra. Spreker noemt dit een zwakke uitspraak. Burgemeester en Wethouders hebben zeer wel gevoeld dat ruim voldoende niet paste bij dit salaris. Dit kan trouwens nooit worden gezegd van de bezoldiging der lagere ambtenaren. Het sectieverslag leert, dat sommige leden eene zeer gebrekkige voorstelling hebben van Algra's werk. Spreker leest eruit dat sommige leden dien arbeid beneden dien van een adjunct-commies 2e klasse stellen en zijn taak een machinale noemen. Spreker zou deze leden eens een paar weken in de gelegenheid willen stellen Algra's taak over te nemen. Zij zouden dan zeker wel willen erkennen hoe onjuist hunne opvattingen zijn en hoe onvoor zichtig zij van maehinalen arbeid hebben gespro ken. Spreker geeft dien leden in overweging de motieven nog eens te lezen, die Burgemeester en Wethouders ut 19.15 voorde verhooging van Algra's salaris aanvoerden. Algra toch neemt aan liet kan toor van den gemeenteontvanger vrijwel dezelfde plaats in als de heer Maas aan het kantoor van den Rijksontvanger. Daarbij komt nog dat hij alle salarissen uitbetaalt. Het is duidelijk dat jaren lange ervaring routine geeft, maar spreker ziet liet machinale van Algra's werk niet in. En al zag hij het in, dan zou hij het nog niet als motief willen gebruiken om voor dezen ambtenaar een salaris van 900,tot 1200,voldoende te achten. Het plaatsen van handteekeningen lijkt spreker meer machinaal dan het werk van den onderwerpe nkeu ambtenaar. En die machinale arbeid wordt soms nog vrij wat honger bezoldigd, met mede werking ook van die leden, die Algra's taak zoo machinaal vinden. Aan het bureau van den gemeenteontvanger be hoort een adjunct-commies le klasse te worden verbonden. Als spreker dit beweert is hij in des kundiger gezelschap dan de zooeven genoemde raadsleden. De Ned. Bond van gemeenteambte naren verdedigt sprekers meening in een adres van 19 Juli 1916. Hij acht.de werkzaamheden van Algra van dien aard, dat hij in de nieuwe regeling ad junct-commies le klasse behoort te zijn. De Raad behoort aan deze meening van vakmenschen zijne aandacht te schenken. Eene vergelijking van het salaris van Algra met dat van soortgelijke ambtenaren in Maastricht, Zaandam, Gouda, Dordrecht, Nijmegen, Haarlem.. Groningen enz., leert ons dat Leeuwarden achter aan komt. Wie dus voor vergelijking iets voelt, zal daarin een argument kunnen vinden 0111 het voor stel van spreker en den heer Hiemstra te steunen. Spreker en zijne partijgenooten voelen niet zoo veel voor vergelijkingen; hun principe is: ieder heeft recht op een menscliwaardig bestaan. In onze samenleving, waar zooveel op zijn kop staat, is ook de .waardeering voor de maatschappelijk minder gesitueerden in financieel opzicht meest alleronge lukkigst. De sociaaldemocraten stellen zich tot taak de economisch zwakken in de samenleving te hel pen. Zij denken daarbij niet in de allereerste plaats aan de hoofdambtenaren, wier salarissen steeds gemakkelijk worden verhoogd; maar aan de lagere ambtenaren, daar het hun volkomen duidelijk is welke belangrijke taak zij in de gemeente vervullen. Dat is ook de reden van de indiening van het vol gende voorstel door spr. en den heer Hiemstra: „Ündergeteekenden stellen voor het salaris van den lsten kIoik bij (ten gemeenteontvanger gelya te stellen aan dat van een adjunct-oommies le klasse ter secretarie en dus te bepalen op van 1350, tot 170U,per jaar." Zy hebben ook nog wel iets aan te merken op den toestand aan het kantoor van den gemeente ontvanger, (toch zullen te zijner tijd daarop wel eens terugkomen. De heer Oosterholi' (wethouder) heeft weinig toe te voegen aan nexgeen m cte stukken reeds is ge zegd. Hij wil echter een enkel woord m het midden brengen naar aanleiding van het gesprokene over aen ren klerk bij oen gemeenteontvanger. In de eerste plaats wil sprcKer den heer ue os doen opmerken dat de vergelyKing van dien eersteri klerk met den commies-redacteur, ten opzichte vari de vervanging van den ontvanger, met opgaat. De heer de s os heeft gezegd dat Burgemeester en Wethouders een hooger salaris voor den commies redacteur verdedigen met het argument dat deze den secretaris moet vervangen, terwijl zij daarmee bij den eersten klerk van den ontvanger geen teke ning houden. De heer de Vos noemt nat incon sequent. Dat is echter niet juist. De instructie van den ontvanger toch zegt dat, als de ontvanger zijne functie niet kan waarnemen, Burgemeester en Wethouders daarvoor een ander aanwijzen. De eerste klerk is derhalve niet de onmiddellijk aan gewezen persoon. De commies-redacteur is dit wel. Die moet te allen tijde den secretaris vervangen. Daarbij komt dat de geldelijke verantwoordelijk beid altijd ten laste van den ontvanger blijft. De eerste klerk draagt geen financieele verantwoorde lijkheid. Het feit dat op het ontvangerskantoor veel wordt overgewerkt, heeft geen invloed op het salaris. Als het toch blijkt dat er zooveel werk is, dat dit in den kantoortijd niet af kan, dan moet het personeel worden uitgebreid. Dat kan niet worden verholpen door eene hoogere salarieering. Burgemeester en Wethouders blijven hunne meening handhaven, dat het salaris behoorlijk is. De Voorzitter zal de beantwoording der vel schillende sprekers over salarissen van bepaalde personen laten rusten tot de behandeling der be trekkelijke reglementen en zich bepalen tot de al gemeene kwestie. De heer de Vos beeft gezegd dat de grens voor toeslag bij de Rijksambtenaren op 1700,wordt gebracht. Dat is echter nog maar alleen een courantenbericht en liet is niet bekend dat het zoo zal komen. De opmerking van den heer Dijkstra inzake de werklieden aan de gasfabriek pleit niet tegen Bur gemeester en Wethouders, maar zou een bewijs zijn dat de werklieden nog niet rijp zijn voor liet drie.- ploegenstelsel. De algemeene regel is dat, als het geen nadeel doet aan den dienst, den werklieden wordt toegestaan in hun vrijen tijd werk voor der.- den te verrichten. De omvang daarvan evenwel kan zoo groot worden, dat er maatregelen moeten worden genomen om het te beletten. Zoolang dat echter niet het geval is, moet aan de menschen zelf' worden overgelaten wat zij in hun vrijen tijd willen doen. De heer de Vos hoort van den wethouder Oos- terhoff dat deze van oordeel is, dat de vergelijking die spreker heeft gemaakt tusschen de vervanging van den ontvanger door den eersten klerk en die van den secretaris door den commies-redacteur, niet opgaat. Bij ontstentenis wordt de ontvanger vervangen, zegt de wethouder, door een door Bur-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1917 | | pagina 7