r>x Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag '27 Februari 1917. Br is alle reden om voor de arbeidersbevolking, wier hoofdvoedsel aardappelen is welke slecht zijn, goedkoope rijst beschikbaar te stellen. Voor de instandhouding van de weerkracht der arbeiders bevolking is dat van groote beteekenis. Waar alle omstandigheden er voor pleiten om de prijzen der genoemde artikelen te verlagen, hoopt spreker dat de Raad ertoe zal besluiten. De Voorzitter heeft een paar bezwaren genoemd in de vorige vergadering. De toestand is wel eritiek heeft de burgemeester gezegd, maar niet dringend. Het gevaar bestaat, aldus de burgemeester in die vergadering, dat Leeuwarden wordt uitgeschakeld voor zijn aandeel in de oorlogswinstbelasting. Spre ker weet dat die bedreiging is geuit, maar hij be treurt het, dat Burgemeester en Wethouders er voor uit den weg zijn gegaan. Als iemand toch eene wettelijke bevoegdheid uitoefent en niemand zal ontkennen dat de Raad dit doet als hij de prijzen lager stelt, dan is het te betreuren, dat een Minis ter den moed heeft een dergelijke bedreiging te uiten. De bevoegdheid wordt hem daardoor ontno men en spreker herhaalt liet te betreuren, dat Bur gemeester en Wethouders voor die bedreiging uit den weg zijn gegaan. Spreker hoopt, dat de Raad zich sterker zal toonen en den moed zal hebben er tegen in te gaan. De Minister van Landbouw belooft voor den oogst van 1917 abnormale prijzen. Prijzen, 191) hooger dan vóór den oorlog. Sommige boeren heb ben al gezegd: dat is te veel voor aardappelen. Het is dan ook al te gek, dat een Minister, die zoo om springt met het geld van de Xederlandsche natie, (ie gemeentebesturen het mes op de keel zet en zegt: ik zal jullie wel vinden. Spreker hoopt, dat de Raad zich door die bedreiging niet zal laten beïnvloeden. Het zal ook zoo'n vaart niet loopen. Men zou im mers even goed kunnen verwachten dat de Minis ter straks zegt, jullie krijgen niets, jullie zaak is te luxieus ingericht, jullie hebben het niet noodig, om dat Leeuwarden indertijd geweigerd heeft een klein stuk grond te verkoopen voor 4O0<11De Minister zou kunnen zeggen, dat daaruit blijkt, dat het geld in Leeuwarden niet sehaarsch is en dat zou een reden tot uitschakeling kunnen zijn. Prijs verlaging van aardappelen en rijst kan voor die uit schakeling geen argument zijn. Spreker noemt de bedreiging dan ook immoreel en hij hoopt, dat de Raad het gemeentebestuur zal steunen, als het den moed heeft gebruik te maken van zijn wettelijke be voegdheid. Verder spijt het spreker, dat Burgemeester en Wethouders tegenover het andere gedeelte van het erzoek niet toegevender zullen zijn. Zij zullen zich tegen het inwilligen ervan verzetten. Dezelfde gron den echter, die pleiten voor inwilliging van het eer ste gedeelte, doen dat ook voor liet tweede. Het ar tikel klompen toch is ook schrikbarend duur en de arbeidersklasse gebruikt dit bijna uitsluitend. Met verlaging van den prijs zal dit deel der be volking dan ook zeer gebaat zijn. Er is dan ook alle reden om uitbreiding te geven aan de klompen- verstrekking. Op het oogenblik zien wij dezelfde schandalen weer als in 1914 en 19.10. Hoe gaat de distributie? Eerst wachten de mensehen 1V2 uur en dan kunnen zij zich opgeven. Dan gaan ze naar huis, komen terug, wachten weer l1/., uur op bons. Zij gaan weer naar huis, keeren weer terug en wach ten weer .'P/a uur op klompen, die ze niet gratis krijgen, maar die ze kunnen koopen tegen verlaag de prijzen. Als men heeft gezien hoe de arbeiders vrouwen een paar uur moesten wachten en dan nog dikwijls ongetroost naar huis teruggingen, be kruipt ons een gevoel van wrevel en dan komt het gevoel op: omdat de maatregel Burgemeester en Wethouder niet sympathiek is, wordt zij zoo uitge voerd. Spreker zegt niet, dat het zoo is, hij weegt zijn woorden. Hij zegt, dan komt het gevoel op alsof. Én waar dit het geval is hij spreker, is het met anderen ook het geval. De schijn is tegen het college. Waar om toch moest het zoo. In 1914 heeft spreker vol doende aangetoond, dat de distributie onpraktisch geregld was. Toen is er verbetering aangebracht. Men had dit, wat nu met de klompen is gebeurd, kunnen voorzien. aarom hebben Burgemeester en Wethouders nu geen partij getrokken van de les van 1914, en waarom hebben zij de zaak nu niet zoo geregeld, dat de mensehen, zonder uren behoe ven te wachten, goedkoope klompen konden krijgen? Spreker meent, dat de bestaande regeling zoo spoe dig mogelijk moet worden veranderd. Ook is er geen reden om te zeggen, dat arbeiders, die 12 a 13 gul den per week verdienen, die goedkoope klompen niet noodig hebben. Zij hebben die wèl noodig en het feit dat de Heerestraat uren aaneen volstaat, bewijst dat voldoende. Spreker hoopt dan ook dat de Raad het verzoek zal inwilligen. De Voorzitter zal den heer Hiemstra niet volgen in het herhalen van reeds vroeger te berde gebrach te argumenten. Wat de aardappelen betreft, heeft de heer Hiemstra de opmerking gemaakt, dat ze oneetbaar zijn. De uitdrukking komt spreker sterk overdreven voor, doch hij kan in ieder geval den heer Hiemstra geruststellen. De witvleezige zand- aardappelen, die thans worden gedistribueerd, moesten, op last van den Minister, eerst op. Het kwantum is verwerkt en er zouden nu geen wit vleezige aardappelen meer komen. Wij krijgen nu andere en wel 3 K.G. per week en per hoofd. De distributie daarvan zal wel geregeld kunnen plaats hebben. Wat de klompen betreft, evenals indertijd heeft de heer Hiemstra zeer breed uitgemeten het wach ten van belanghebbenden. Spreker geeft toe, dat dit wachten, als het is te vermijden, zeer te betreu ren is. Het gaat evenwel niet aan daaruit de con clusie te trekken dat de maatregel Burgemeester en Wethouders niet sympathiek is. Als dit niet liet geval was hadden Burgemeester en Wethouders hem zeker niet genomen. Zij hebben den maatregel krachtens eigen bevoegdheid genomen. Spreker heeft over- de disjributieregeling ook klachten ge kregen. Zoodra hij di.e kreeg, heeft hij getracht daarin zooveel mogelijk verbetering aan te brengen. Ook hem is ter oore gekomen, dat er vrouwen uren hebben gewacht en onverrichter zake naar huis zijn teruggekeerd; zooclra dit bekend werd, is er voor gezorgd, dat het niet meer kon voorkomen. De heer Hiemstra heeft verder een- en andermaal gespro ken over het aandeel van Leeuwarden in de oor logswinstbelasting. Spreker behoeft den Minister van Landbouw niet te verdedigen. De zaak gaat niet om liet ontvangen van iets waarop de gemeen te recht heeft. Het betreft een antwoord op een vraag van het gemeentebestuur van Amsterdam, waar de toestand veel ongunstiger is dan hier. De Minister heeft dat gemeentebestuur te verstaan ge geven, dat Amsterdam, als <le prijzen van aard appelen en rijst werden gebracht op de voor hier gevraagde, niet behoefde te rekenen op een deel in de oorlogswinstbelasting. Voor Leeuwarden zou zulks in versterkte mate het geval zijn. Het is niet juist dat Burgemeester en Wethouders voor dit dreigement uit den weg zijn gegaan. Als er een maatregel noodig is, dan moet die genomen worden, al kost dat ook geld. Dat Burgemeester en Wethou ders daarvoor niet schromen, blijkt o.a. daaruit, dat hier altijd aardappelen verstrekt zijn, terwijl m Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Februari 1917 f>9 verschillende gemeenten geen aardappelen meer waren. Die werden dan per boerenwagen aange voerd, wat veel geld kostte en waarvoor de ge- ineente geen cent van de Regeering terugkrijgt. Als een maatregel niet noodig is, dan is spreker, al be- Itaalt het Rijk 9;j0 van het verschil, er nog tegen. Is ze noodig, dan moet ze worden genomen, al moet de gemeente dan ook alle kosten dragen. De heer Hiemstra heeft herhaaldelijk gezegd: ik hoop, dat de Raad het verzoek zal toestaan. Spre ker wil doen opmerken, dat deze zaken belmoren tot de bevoegdheid van Burgemeester en Wethou ders en dat deze alleen over het al of niet inwilli gen van het verzoek hebben te beslissen. Zij heli- hen daarom ook voorgesteld het adres in hunne handen te stellen ter afdoening en daartegenover is alleen de meening denkbaar, dat de kwestie niet bij Burgemeester en Wethouders thuis behoort. Zoolang de lieer Hiemstra dan ook de opvatting, dat deze zaak tot de competentie van Burgemeester en Wethouders behoort, niet bestrijdt, kan de Raad niet anders doen dan te besluiten conform het voorstel. Hij kan het verzoek niet inwilligen. De heer Hiemstra zal er niet veel meer aan toe voegen. De voorzitter drukt zich nog al vaag uit. Spreker vraagt of de Voorzitter overtuigd is, dat de Regeering 11 van het verschil zal bijpassen. De Voorzitter: „Ja." De heer Hiemstra vervolgt en zegt, dat het dan over de kwestie gaat of deze zaak tot de competen tie van den Raad behoort. Spreker meent van wel. Er zijn toch verschillende groote gemeenten waar dergelijke hesluiten genomen zijn. Bovendien, de Raad voteert een zeker bedrag en nu is het toch al te gek te veronderstellen, dat hij niet het recht zou hebben enkele artikelen tegen een verlaagden prijs bschikbaar te stellen. Als de Raad het recht niet had, zou men in andere groote gemeenten niet een dergelijk besluit nemen. Daar weet men toch ook wel wat tot de bevoegdheid van Burgemeester en Wethouders en tot die van den Raad behoort. Spreker wil den Raad sterk aanraden over de zaak te stemmen. Burgemeester en Wethouders kunnen dan, als de stemming anders uitvalt, daarmee reke ning houden. Het lijkt toch ai te vreemd, dat waar de belangen van een groot deel der inwoners bij de zaak betrokken zijn, de Raad, bestaande uit de ver- trouwensmenschen dier inwoners, geen uitspraak zal kunnen doen. Burgemeester en Wethouders kun nen in de uitspraak van den Raad ook aanleiding vinden van standpunt te veranderen. Als de Raad over het verzoek gaat stemmen, hoopt spreker dat de Voorzitter het verzoek in drie doelen in stemming zal brengen. De Voorzitter: „bij mij bestaat geen twijfel aan de bevoegdheid van Burgemeester en Wethouders. Mij is geen besluit bekend van den Raad eengr groote gemeente, als de heer Hiemstra bedoelt." De heer Hiemstra: „Amsterdam. Daar is een voor stel geweest om Burgemeester en Wethouders een onbegrensd erediet te verleenen en heeft de heer van Tienen voorgesteld zich te bepalen tot aard appelen en rijst." De Voorzitter vervolgt en zegt, dat het in Am sterdam niet over dezelfde zaak ging. Daar hebben Burgemeester en Wethouders den Raad een voor stel gedaan om hun tot het nemen van dezen maat regel een erediet te verleenen. Dat is volkomen wet tig. Als Burgemeester en Wethouders zooiets noo dig achten, kunnen zij den Raad een voorstel doen. De Raad kan het erediet al dan niet toestaan. Doet hij dat niet, dan kunnen Burgemeester en Wethou ders verder zien. De heer Hiemstra nu wil, zonder dat Burgemeester en Wethouders een voorstel doen, den Raad laten besluiten om het gedane verzoek iti te willigen. Spreker wil in verband hiermee doen opmerken, dat alles wat betreft de uitvoering der Distributie- wet, is opgedragen aan de gemeentebesturen. De vaste toepassing is, dat daaronder worden verstaan Burgemeester en Wethouders. Bij de behandeling der wet is daaromtrent ook geen twijfel blijven be staan. De zaak is in de Tweede Kamer besproken en ook toen is als vaststaand aangenomen, dat deze kwestie tot de bevoegdheid van Burgemeester en Wethouders behoort, met uitsluiting van den Raad. Daarin kan de Raad geen verandering aan brengen. Wat toch bij de wet is-geregeld, kan niet door den Raad worden geregeld. Spreker hand haaft de opvatting, dat deze kwestie behoort tot de competentie van Burgemeester en Wethouders. Als de Raad dan ook een besluit neemt in den geest van den heer Hiemstra, zal spreker dit aan de Kroon ter vernietiging voordragen. De lieer Hiemstra meent, dat het gebeurde te Am sterdam de juistheid zijner stelling bevestigt. Spre ker geeft toe, dat alle bevoegdheid behoort aan Burgemeester en Wethouders, die uit royaliteit te genover den Raad kunnen voorstellen hun een ere diet te verleenen. Als echter Burgemeester en Wet- houdrs de bevoegdheid hadden de prijzen te verla gen, dan hadden zij het erediet van den Raad niet noodig. De Voorzitter: „IT bent heelemaal in de war." De heer Hiemstra: „dan is het voorstel van Bur gemeester en Wethouders om het adres in hunne handen te stellen ten fine van afdoening, ook on logisch. Als liet om prae-advies in hunne handen werd gesteld, kwam het bij den Raad terug. Nu lijkt het dat Burgemeester en Wethouders volko men het recht hebben te beslissen en de gevolgen der beslissing te dragen. Als ik onlogisch hen, zijn Burgemeester en Wethouders ook onlogisch." Spre ker wil echter over den vorm niet twisten. Hij wil gaarne in de gelegenheid worden gesteld om, als de Voorzitter bezwaar maakt tegen de beslissing door den Raad op het adres, door een motie den Raad laten uitspreken, dat het wensclielijk is de prijzen van aardappelen en rijst te verlagen. Bur gemeester en Wethouders kunnen met die uit spraak dan al of niet rekening houden. De Voorzitter zegt, dat de heer Hiemstra in een dwaling verkeert. Er zijn tal van zaken, waarvan de uitvoering is opgedragen aan Burgemeester en Wethouders en waarvoor posten op de begrooting voorkomen. De kosten van die maatregelen toch moeten door den Raad worden gevoteerd. Als de Raad dat niet wil, dan wordt daarin door art. 126 der Gemeentewet voorzien. Spreker zou echter den heer Hiemstra willen verzoeken geen motie in te dienen. Deze zouden B. en W. volgens hun opvat ting naast zich neer moeten leggen. Neemt de Raad echter een besluit, dan kan spreker daarover een beslissing van de Kroon uitlokken. Wordt het be sluit niet vernietigd, spreker zal zich daarover troosten, Burgemeester en Wethouders zijn dan van de verantwoordelijkheid af. De lieer Hiemstra: „ik stel voor, den prijs van de aardapelen te bepalen op 51/2 cent per K.G. en dien van de rijst op 10 cent per pond.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1917 | | pagina 2