.42 V''i-slag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Maart nil7.
wijzers geen toeslag van gemeentewege zullen krij
gen, omdat zij van Rijkswege toeslag genieten.
De algemeene beraadslagingen worden gesloten.
Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behande
ling van het ontwerp (onderdeel A van het voor
stel).
Aan de orde is art. I met liet daarop door den
1 eer Haversehrnidt ingediende amendement.
Dit amendement wordt ondersteund en maakt te
gelijk met het voorstel van Burgemeester en Wet
houders een onderwerp van beraadslaging uit.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer SchooiMlernmrk (wethouder) zegt, dat
door den heer Haversehrnidt is beweerd, dat de
hoofden ten opzichte van de onderwijzers in min
dere conditie gekomen zijn. Hij vergeet evenwel één
groote factor, n.l. dat de verhoogingen nu om de
2 jaren zullen plaats hebben, terwijl de hoofden
vroeger om de 4 jaar werden verhoogd. Dat is een
kolossale sprong. De Commissie van Toezicht en
Burgemeester en Wethouders zijn het erover eens,
dat het verschil tnssehen liet salaris der hoofden en
onderwijzers voldoende is. Onderwijzers met hoofd-
acte krijgen J K' 10 J 100 voor woninghuur, hoof
den 1000 J 350' voor woninghuur. Het verschil
is dus J 350. Spreker vindt dit goed en als nu de
Raad het daarmee eens is en niet vergeet dat de
periodieke verhoogingen vlugger worden gegeven,
terwijl er bovendien één verhooging meer wordt
toegekend, moet hij niet meegaan met het voorstel
van den heer Haversehrnidt.
De heer Haversehrnidt ziet in die vluggere op
klimming weinig voordeel; het eindresultaat is nu,
evenals vroeger, dat ze in 16 jaar liet maximum be
reiken en dat ze bij deze herziening 150 gulden
vooruitgaan, terwijl de onderwijzers 300 gulden
krijgen.
Men meene niet dat een schoolhoofd liier zoo goed
betaald wordt; op .spreker s vraag deelde een Fra
neker schoolhoofd hem indertijd mee, dat hij hier
niet solliciteerde omdat hij het in Franeker beter
had.
De hoofden hebben nooit liooge eisehen gesteld
en de schoolcommissie heeft wel lniiten hun toedoen
om verhooging gevraagd; wel vroegen de Hoof
den meermalen iets voor hun personeel.
Ten slotte moet men niet vergeten, dat de duurte-
toeslag, die hij de Staten-Generaal aanhangig is, de
hoofden niet ten goede zal komen.
Spreker had verwacht dat men bij deze herzie
ning de hoofden even royaal had behandeld als de
onderwijzers.
De heer Sclioonderniark (wethouder) wijst erop,
dat de heer Haversehrnidt een uitdrukking heeft
gebruikt, waartegen spreker zich krachtig moet
verzetten. Hij twijfelt toch aan de waarheid of er
zijn andere omstandigheden. Hij beweert n.l., dat
een hoofd der school uit Franeker niet solliciteert
naar hier omdat hij het daar heter heeft. Spreker
weet per se niet, wien de heer Haversehrnidt bedoelt,
of hij moet het oog hebben op een hoofd der school
die toevallig Directeur der Rijksnormaallessen is.
Zoo iemand gaat natuurlijk niet uit Franeker weg.
Spreker verzoekt den lieer Haversehrnidt om vóór
hij weer dergelijke dingen noemt, eerst de zaak be
ter te onderzoeken.
De heer Haversehrnidt zegt ter inlichting van den
wethouder, dat het door hem bedoelde Franeker
schoolhoofd was de heer Wesseling, een eertijds
Ie Leeuwarden zeer gewaardeerde onderwijzer, en
dat spreker's vraag, waarom hij niet solliciteerde,
''enige jaren geleden plaats had, toen de wethou
der nog geen schoolopziener was. Genoemd hoofd
is trouwens reeds met voorbijgaan van Leeuwarden
te Amsterdam benoemd.
De heer Sclioonderniark (wethouder) zegt, dat de
toestand, dien de heer Haversehrnidt schetst, lang
geleden bestond. Die toestand bestond vóórdat spre
ker schoolopziener was. oor drie jaar zijn de sa
larissen bier verhoogd en nu zal dat weer gebeuren.
Spreker wil erop wijzen, dat de heer Haversehrnidt,
als hij iets wil verdedigen, geen vergelijkingen die
lieden niet meer opgaan moet maken, maar met
deugdelijke argumenten moet komen.
De heer Koopmans heeft het amendement van
den lieer Haversehrnidt ondersteund, omdat ook hij
de hoofden in een betere positie wil brengen. Ili'j
beaamt niet alle gronden daarvoor aangegeven, in
geen geval die waarin gesproken wordt van liet
meer of minder appreeieeren door de bestrijders
van het werk der hoofden. In het algemeen acht
spreker de salarisverliooging voort te spruiten uit
de tijdsomstandigheden en spreker concludeert dat
lóll.- al heel weinig is, daar een hoofd der school
niet profiteert van den Rijksduurtetoeslag. Ook de
hoofden hebben rekening te houden mot de duur
dere levensbehoeften. De heer Sclioonderniark zegt.
dat de huishuur als traetement moet worden be
schouwd; dit doet weinig ter zake; de huishuur is
belangrijk gestegen en er moet met deze omstandig
heid rekening worden gehouden, al is het ook dat
sommige hoofden, hetzij eigen woning of nog loo-
pende huur hebben.
De heer Znndstra schaart zich geheel aan de zijde
van den wethouder van onderwijs en kan niet mee
gaan met het amendement van den lieer Haver
sehrnidt. Spreker en zijne partijgenoot en geven in
geen geval toe, dat de marge vergroot moet worden.
Wil de Raad dat doen, hij moet liet weten. Dan zal
hij evenwel genoodzaakt zijn ook de salarissen der
onderwijzers meer te verhoogen. Waar de Commis
sie van Toezicht heeft gezegd, dat de laagste loo-
nen het eerst dienen verhoogd te worden, meent
spreker, dat de Raad niet verder moet gaan dan
thans wordt voorgesteld.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement-Haversehrnidt wordt verwor
pen met 13 tegen lil stemmen.
1 óór stemmen de hoeren: Cohen, Haversehrnidt.
Koopmans, de Vos, H. P. de Haan, Fransen, Me
nalda, van Sloterdijek, Yonck en P. A. de Haan.
Tegen de heeren: Terpstra, Attema, Sehaafsma,
Tiemersma, Pelctier, Berghuis, Zandstra, Dijkstra.
Binnerts, Oosterhoff, Beekhuis, Sclioonderniark en
Hiemstra
Art. I wordt hierna met algemeene stemmen vast
gesteld, evenals de artt. II IX'.
Aan de orde is art. X.
De Voorzitter deelt mede, dat op dit artikel dooi
de hoeren Sehaafsma en Zandstra een amendement
is ^ingediend om te lezen: in plaats van ƒ600.—
700.en in te lassehon: voor lien die langer dan
2 jaren Lij het onderwijs werkzaam zijn, geldt het
bepaalde van de artikelen 4 en 5 dezer verorde
ning.
oorts vullen Burgemeester en Wethouders hun
voorstel aan met liet volgende:
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Maart 1911. 03
„Na het eerste lid van onderdeel 1 van art. 12
wordt ingelascht: „Deze bedragen worden ver
hoogd met de jaarlijksehe toelage, bedoeld in art.
5, 1, 2 letters li, e of d voor het geven van onder
wijs in een vreemde taal of voor het gedurende
de schooluren geven van onderwijs in de gym
nastiek."
De heer Sehaafsma wenscht een enkel woord te
zeggen ter toelichting. Het bevreemdt spreker, dat
èn Burgemeester en Wethouders èn de Commissie
van Toezicht, die den stap tot salarisverliooging
hebben gedaan, niet hebben kunnen besluiten om
de salarissen der tijdelijke leerkrachten gelijk te
stellen aan die der vaste. Wat is de reden om de
tijdelijke klasse-onderwijzers lager te bezoldigen?
Daarvoor zijn twee redenen. De wethouder van
onderwijs heeft gezegd, dat de tijdelijke niet gelijk
gesalarieerd moeten worden als de vaste, omdat
zij niet meer waard zijn. Spreker gelooft, dat dit
argument op liet oogenblik geen opgang meer kan
doen. Op 31 December toch waren de tijdelijke on
derwijzers ƒ:500.waard, en toen zij op 1 Januari
ontwaakten, plotseling 100.meer. Het komt
spreker voor, dat de positie van den wethouder
door het nader voorstel van Burgemeester en Wet
houders wordt verzwakt. De motiveering van den
wethouder van onderwijs berust erop, dat men van
de onderwijzers, die pas examen hebben gedaan,
niet weet wat zy kunnen presteeren.
Het nader voorstel van Burgemeester en Wet
houders wijst erop, dat zij wel meer kunnen prestee-
ren En toch worden zij met 100.— minder beloond.
Do Commissie van Toezicht heeft oen ander motief.
Zij zegt: de tijdelijke onderwijzers zijn in den regel-
Leeuwarders en hebben niet zooveel pensionkosten.
Het is spreker niet duidelijk hoe de Commissie van
Toezicht aan de conclusie komt. Er zijn toch ook
tijdelijke leerkrachten uit de provincie en die kun
nen niet van de ouders profiteeren. En al is dit het
geval, dan gaat het niet op deze leerkrachten met
100.minder te beloonen. De tijdelijke leerkrach
ten worden voor een groot deel gerecruteerd uit de
jonge onderwijzers en deze nu komen grootendeels
voort uit den kleinen burgerstand en uit de beter
gesitueerde arbeiders. Als men nu weet welke op
offeringen de ouders zich moeten getroosten om-
hunne kinderen 4 jaar te laten studeeren, dan is
het niet goed, dat gesanctionneerd wordt, dat deze
onderwijzers het volle pensiongeld niet kunnen be
talen. Hij geeft dan ook ernstig in overweging het
voorstel-Za ndstr a-Schaaf snm aan te nemen.
De heer Schoondermark (wethouder) zegt, dat de
heer Sehaafsma beweert, dat spreker's argument,
dat de jonge onderwijzers niet meer waard zijn,
moet. vervallen, omdat zij voor twee maanden
ƒ500.kregen, terwijl nu wordt voorgesteld hun
ƒ600.— te geven. Als de ambtenaren worden ver
hoogd, vraagt spreker, gebeurt dat dan omdat zij
zooveel meer waard zijn? Neen, de tijdsomstandig
heden doen het. Een onderwijzer, die pas van het
examen komt, spreker herhaalt dat, is niet meei
waard dan G00.Spreker vindt dat al mooi en
liet is dan ook niet inconsequent om te zeggen: als
ze lesgeven in vakken van bijacten, moeten zij daai-
voor worden betaald. Er is een tijdelijke onderwy-
zeres aan school 4 die les geeft in het 1 ransch. Zij
wordt met 500.— beloond en dit vonden Burge
meester en Wethouders te gek; vandaar de nadere
aanvulling. Als gebeurt wat. de heeren Zaudstia
en Sehaafsma willen, is liet beter te zeggen: sa-
lariëer ze allen gelijk.
Spreker begrijpt waarom men dat met gedaan
heeft. Zelf heeft men gezegd: wy weten wel, (lal
de jonge onderwijzers minder praktische ervaring
hebben. Toen heeft men gedacht: de tijdelijken moe
ten niet zooveel hebben, want dan loopt liet mis.
Het verschil tnssehen de Commissie van Toezicht
en Burgemeester en Wethouders is dit, dat Burge
meester en Wethouders de salarissen der tijdelijke
leerkrachten, die twee jaren hier werkzaam zijn ge
weest, willen verhoogen. De Commissie van Toe
zicht heeft er te weinig op gelet, dat er ook tijde
lijke onderwijzers zijn, die 25 jaar op een boeren
dorp zijn geweest, gepensionneerd zijn en dan hier
tijdelijke betrekkingen vervullen. Die leerkrachten
zijn bijna niets waard en het is dan ook voorzichtig
het salaris der tijdelijke leerkrachten niet te hoog
te maken.
Als de gemeente de tijdelijke leerkrachten naar
waarde beloont, is zij billijk. Een onderwijzer, die
pas examen heeft gedaan en die hier 600 krijgt,
zal sollieiteeren en trachten hier weg te komen. Sa-
lariëert de gemeente deze leerkrachten te hoog, dan
blijft zij er mee zitten en dat is niet wenseheljjk. De
onderwijzers vliegen dan op de tijdelijke betrekkin
gen af en denken: ik kom er wel in. De gemeente
krijgt op die manier een vast personeel, dat niet
o]i een voldoend hoog peil staat. Het hoofdmotief
van deze salarisvoorstellen is dit, dat men voelt
geen goed personeel te kunnen krijgen. De tijde
lijke onderwijzers zijn mensehen die de gemeente
spreker hoopt, dat men hem deze uitdrukking
niet euvel zal duiden van de straat opraapt en
tegen wie gezegd wordt: ga jij maar voor die of
die klas. Voor jonge menschen van 18 jaar, die pas.
komen kijken, acht spreker 600 meer dan vol
doende.
Spreker wil den Raad dan ook ernstig in over
weging geven, niet op het voorstel van de heeren
Zandstra en Sehaafsma in te gaan. Het voorstel
om de tijdelijke leerkrachten op ƒ600 te brengen,
is alleen door de sociaal-democraten gesteund. Het
heeft altijd in de lijn van den Raad gelegen om de
tijdelijke leerkrachten met 100 minder te beloo
nen en Burgemeester en Wethouders hebben reke
ning te houden met het principe van den Raad en
zij zouden inconsequent handelen als zij daarvan
afweken.
De heer Sehaafsma wil een enkele kantteekeiiing
maken op hot door den wethouder van onderwijs
gesprokene. De wethouder roept den Raad op om
consequent te zijn. De Raad heeft in betrekkelijk
korten tijd een heele zwenking gemaakt en spre
ker zou het niet akelig van den Raad vinden als
hij met het voorstel Zandstra-Schaafsmu mee kon
gaan en als hij toonde niet al te stram van leden
te zijn. De heer Schoondermark zegt, dat de tijde
lijken zullen blijven hangen, als ze gelijk worden
gesalarieerd als de vasten. Spreker meent, dat zulks
niet mogelijk is. Volgens art. 33 der Wet op het
Lager Onderwijs heeft men alleen tijdelijke leer
krachten ter vervanging bij ziekte en mobilisatie.
Dat duurt in den regel niet zoo heel lang. Dit ar
gument van den Wethouder deugt dan ook niet.
Ook heeft de Wethouder gezegd, dat de jonge on
derwijzers niet geschikt zijn. Het is echter nog
niet lang geleden, dat een piepjong onderwijzer, die
pas 6 maanden de acte had, is benoemd. Op diens
capaciteit is niets afgedongen en men mag dus
aannemen, dat dit een goed onderwijzer is. Het
blijkt, dat een jong onderwijzer wel een heele beste
voor de klas kan zijn en liet is zeer onbillijk zoo
iemand met 100 minder te beloonen. Dat is ook
in strijd met alles. Op particulier terrein toch wor
den de tijdelijke werkkrachten zoo niet beter, dan
toch evengoed betaald. Zij hebben toch geen zeker-