100 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 April 1917.
B. vacature mej. A. Geelof:
1. mej. M. G. M. Prins, onderwijzeres te Elsloo;
2. mej. J. J. van Leeuwen, tijdelijk onderwij
zeres te Groningen;
3. mej. H. Zylstra, tijdelijk onderwijzeres te
Leeuwarden.
2. Aanbeveling voor een door den Raad te be
noemen lid in het bestuur der „Woningvereeniging
Leeuwarden", wegens periodieke aftreding van L.
W. Sillevis:
L. W. Sillevis, controleur van de grondbelasting',
alhier.
De stukken 1 en 2 hebben ter visie gelegen, om
nog heden te worden behandeld.
3. Voorstel van Burgemeester en Wethouders
tot wijziging der voorwaarden, waaronder aan de
Ned. Tramwegmaatschappij een renteloos voor
schot is toegezegd voor den aanleg van de tram
lijn naar Suameer.
4. Alsvoren tot intrekking van verordeningen
betreffende het gemeentelijke werkloozenfonds, in
verband met de rijksregeling der werkloosheidsver
zekering.
5. Alsvoren tot verlenging van de huurovereen
komst met de GroentenyCentrale te 's-Gravenhage
voor het gebouwtje op de voormalige vischmarkt
aan de Oosterkade.
6. Alsvoren tot verkoop van een strookje grond
aan de Willem Loréstraat aan S. Fonk.
7. Prae-advies op het adres van het bestuur van
de afdeeling Leeuwarden van den Nederlandschen
bond voor lichamelijke opvoeding, om toekenning
van een subsidie in 1917 ad 400 voor haar sport
terrein.
8. Alsvoren op het adres van het comité voor de
oprichting van een symphonie-orkest, om ten be
hoeve daarvan over te gaan tot verhooging van het
subsidie voor het stedelijk muziekkorps.
De stukken 3—8 zullen in eene volgende verga
dering worden behandeld.
IV. De Voorzitter deelt mede, dat door den
heer van Weideren baron Rengers verlof is ge
vraagd de volgende vraag tot Burgemeester en
Wethouders te mogen richten:
„Zal spoedig door Burgemeester en Wethouders
worden voorgesteld aan wie zal worden verzocht
zich te belasten niet de exploitatie der door de ge
meente gebouwde woningen aan den Hollander-
dijk1!"
Spreker stelt voor den heer van Wel deren baron
Rengers het gevraagde verlof te verleenen na af
handeling der agenda.
Dienovereenkomstig wordt met algemeene stem
men besloten.
V. De heer Tulp rapporteert dat de Commissie,
belast geweest met 't onderzoek der rekening en ver
antwoording van den Armenraad', geene aanleiding
heeft gevonden tot het maken van op- of aanmer
kingen. Zij stelt derhalve voor de rekening en ver
antwoording goed te keuren tot een bedrag in ont
vang en uitgaaf beide van 551.38.
De Voorzitter stelt voor dit rapport en de reke
ning in eene volgende vergadering in behandeling-
te nemen, onder dankbetuiging voor den door haar
verrichten arbeid.
Dienovereenkomstig wordt met algemeene stem
men besloten.
V IWordt overgegaan tot behandeling der voor
heden op den oproepingsbrief vermelde punten.
De beraadslaging wordt geopend.
De Voorzitter deelt mede, dat de heer Peletier
eene geheime vergadering heeft aangevraagd.
De heer Tulp vraagt of die geheime zitting niet
kan worden gehouden by de behandeling van punt
12, dat toch in geheime zitting moet worden be
handeld.
De lieer Beekhuis heeft willen vragen of de eer
ste voordracht alphabetisch is gesteld. Mej. Zijlstra
heeft eene kennisgeving gekregen waarop stond
dat de voordracht alphabetisch gesteld is.
De Voorzitter heeft een gedrukt formulier voor
zich. Daarop staat tusschen haakjes „alphabetisch".
Er staat op: Bij deze heb ik de eer U mede te dee-
len dat II onder no (alphabetisch) enz. Ook
staat er „voordracht" en „aanbeveling" op. Is nu
een voordracht niet alphabetisch, dan wordt dit
woord en „aanbeveling" doorgehaald. De formu
lieren zijn zoo gesteld omdat er alphabetische voor
drachten en aanbevelingen zyn. Men heeft nu op
de secretarie blijkbaar vergeten op de oproeping
van mej. Zijlstra het woord „alphabetisch" door te
halen. Toen dit bemerkt is, is evenwel aan de be
langhebbende direct kennis gegeven dat de voor
dracht niet alphabetisch was.
De heer Peletier heeft, nu deze kwestie toch reeds
aangesneden is, geen bezwaar er in het openbaar
over te spreken. Spreker wil mededeelen, dat hjj
zich oogenschijnlijk niet met deze voordracht kan
vereenigen en wel om de plaatsing van mej. Zylstra.
Deze toch is eene tydelyke onderwijzeres, die vol
gens de rapporten der schoolhoofden waar zy werk
zaam is geweest eene uitstekende leerkracht is. Zij
heeft reeds vroeger als no. 2 op een voordracht ge
staan, terwijl ze er nu als no. 3 op voorkomt. Op
zich zelf behoeft dat niet vreemd te zijn, maar voor
spreker is het aanleiding om te vragen of de wet
houder van onderwijs ten opzichte van de tijdelijke
leerkrachten dit standpunt inneemt, dat zy niet
hier worden benoemd, alvorens buiten werkzaam
te zijn geweest? Spreker heeft van den wethouder
wel eens een dergelijke uiting gehoord, hoewel hij
zich daarover niet stellig heeft uitgelaten. Voor
dat standpunt, meent spreker, is wel iets te zeg
gen, maar als spreker de uitstekende rapporten ziet
van de heeren Broersma en Van der Schaaf, zou
het hem niet hebben verwonderd als mej. Zijlstra,
die een vorigen keer op no. 2 stond, thans no. 1 had
gestaan.
Eene uitdrukking in het rapport van het betrok
ken schoolhoofd heeft spreker verwonderd, n.l.
deze, dat de voordracht door dat hoofd is opgemaakt
in overleg met den wethouder van onderwijs. Spre
ker kan mis zijn, maar hij meent, dat de hoofden
zelfstandig een rapport maken, evenals de school
opziener, waarna de wethouder van onderwijs er
het zyne van zegt, en dat de voordracht daarna door
Burgemeester en Wethouders wordt samengesteld.
Spreker zou gaarne worden ingelicht op welke wijze
de voordrachten worden opgemaakt en of bij den
wethouder van onderwijs de idee voorzit, dat tijde
lijke leerkrachten, alvorens hier te worden benoemd,
eerst naar buiten moeten.
De heer de Vos vraagt hoe het mogelijk is, dat
mej. van Leeuwen als no. 1 voorkomt op de voor
dracht voor de vacature-mej. Jansma en als no. 2
op die voor de vacature mej. Geelof. Als het waar-
is dat mej. van Leeuwen in praktische bekwaam
heid en verstandelijke ontwikkeling zoover boven
de anderen staat, had zij op beide voordrachten als
no. 1 moeten voorkomen. Dan was mej. Zijlstra op
de tweede voordracht opgeschoten en had als no. 3
een ander kunnen worden geplaatst. Nu er toch
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 April 1917. 101
over deze kwestie gesproken wordt, meent spreker
daarop even de aandacht te moeten vestigen.
De Voorzitter moet voor de zooveelste maal zeg
gen, dat het samenstellen van de voordrachten tot
de competentie van Burgemeester en Wethouders
behoort. De wijze waarop zij is opgemaakt, is niet
onwettig en de Raad kan er geen op- of aanmerkin
gen op maken. Als de Raad het niet begrypt, ziju
Burgemeester en Wethouders wel bereid er eene
uiteenzetting van te geven. Er is niet gevraagd hoe
het mogelijk is dat mej. van Leeuwen bij een vorige
voordracht beneden mej. Zijlstra stond en thans
er boven. Dit is nog sterker dan wat er wel is ge
vraagd en spreker had dan ook gedacht, dat dit de
opmerking zou zijn geweest. Dit is mogelijk en ver
klaarbaar. De Raad herinnert zich dit misschien
niet meer.
De voordracht wordt gemaakt by vergelijking.
Het is daardoor mogelijk dat iemand die drie maal
op no. 2 staat, een derden keer no. 3 wordt. Dan zijn
er natuurlijk anderen die in capaciteit hooger staan.
De Raad zou dit kunnen weten, als hij zich her
innert wat er den vorigen keer over mej. van Leeu
wen is gezegd, toen het ging tusschen de dames
Meijer, Zijlstra en van Leeuwen.
Nu staat mej. van Leeuwen op no. 1. Zij verkeer
de destijds in ongunstige omstandigheden. Zij was
toch aan hare school nog slechts veertien dagen
werkzaam en was dus voor het schriftelijk werk
niet verantwoordelijk. De indruk werd echter ge
wekt dat het een goede onderwijzeres kon zyn, maar
dat zij te weinig in haar dagelijksch doen kon wor
den beoordeeld. Daarom werd zij toen op no. 3 ge
plaatst.
Spreker veroorlooft zich de opmerking, dat hij
den vorigen keer, toen de heer Beekhuis over mej.
Zijlstra sprak en vroeg of de wethouder van onder
vijs uitging van het idee dat tijdelyke leerkrachten
hier niet worden benoemd1, gezegd heeft, dat hij
gaarne ziet dat onderwyzers(essen) eerst een paar
jaar naar buiten gaan. Spreker staat daarin niet
alleen. Zijn collega te Groningen eischt zelfs dat zij
eerst buiten de gemeente werkzaam moeten zijn.
Dat standpunt nemen Burgemeester en Wethou
ders niet in. Zeker is het goed dat de onderwij
zers (essen) eerst in een dorpsschool werken, waar
zij twee of drie klassen hebben en waar zij prak
tisch leeren werken. Is er eens een enkele keer een
onderwijzer die uitloopt, dan stappen Burgemees
ter en Wethouders over hun principe heen en dan
komt zoo iemand wel op no. 1. Dat is, meent spre
ker, een zuiver standpunt.
De opmerking van den heer Peletier, of het waar
is dat de voordracht is opgemaakt in overleg met
den wethouder van onderwys en den schoolopzie
ner, moet spreker bevestigend beantwoorden. Het
is de meest praktische weg en niet onwettig. Naar
aanleiding van dit overleg komt het hoofd met zijn
rapport. Dat rapport komt bij Burgemeester en
Wethouders en die beslissen. Spreker wil een voor
beeld noemen. Bij eene vacature aan school 12 be
stond er verschil tusschen het hoofd, den wethou
der en den schoolopziener. Er waren 3 verschillen
de vacatures en de wethouder verschilde van mee-
ning met den schoolopziener en deze met het hoofd.
Spreker wil deze verklaring afleggen, dat de
voordrachten hier zoo consciëntieus mogelijk wor
den gemaakt. Hij durft verklaren, dat ze in geen
enkele gemeente conscientieuser en accurater kun
nen worden opgemaakt. Nu kan de heer Peletier
eene verdachte beweging maken, maar er is niets
gebeurd dat in stryd is met de wet. Er moet een
rapport komen van het hoofd der school. En het
is niet onwettig als het hoofd overleg pleegt met
den wethouder van onderwijs en hem vraagt: hoe
denkt u daarover of, zal ik daar of daar nog eens
heengaan. Het is, meent spreker, voor den Raad zoo
prettig mogelijk een voordracht te krijgen waarin
overeenstemming is tusschen het hoofd der school,
den schoolopziener en den wethouder. Als er ver
schillende opinies zijn, wordt de zaak moeielijk. Om
dit te voorkomen is zoo gehandeld.
De burgemeester, de heer mr. J. A. N. Patijn,
neemt thans het presidium over.
De heer Peletier wil een enkele opmerking ma
ken naar aanleiding van de uiteenzetting van den
heer Schoondermark, vooraf echter dit. De wethou
der heeft gesproken van eene verdachte beweging
van spreker's kant, Spreker heeft onder de rede van
den wethouder zijn hoofd geschud. Of dit nu een
„verdachte" beweging is geweest weet spreker niet,
maar hij wil nu nog zeggen waarom hij het niet
met den heer Schoondermark eens is.
De heer Schoondermark heeft, over het rapport
van het schoolhoofd sprekend, gezegd, dat er niets
gebeurd is dat niet met de wet in overeenstemming-
is. Spreker heeft niet beweerd dat de wijze, waarop
de voordracht tot stand is gekomen, onwettig is.
Hij had zich echter voorgesteld, dat het rap
port door het hoofd der sqIiooI absoluut zelfstan
dig wordt opgemaakt. Alleen dan heeft zoo'n rap
port voor den Raad de volle waarde. Waar even
wel de wethouder van onderwijs zegt, dat de hoof
den met den wethouder over de rapporten confe-
reeren, verliest een dergelijke voordracht voor spre
ker veel van hare beteekenis. De heer Schoonder
mark heeft gezegd dat het het best is dat de tij
delijke leerkrachten eerst naar buiten gaan. Waar
het geldt zeer jeugdige leerkrachten gaat spreker
daarin mee. Hij vindt het in dit geval echter niet
juist. Mej. Zijlstra is 24 jaar en reeds geruimen
tijd onderwijzeres, terwijl zeer mooie rapporten van
de hoofden haar sollicitatie sterk maken. Spreker
ziet niet in waarom deze onderwijzeres nu op no. 3
moet staan.
De heer Schoondermark (wethouder) kan het niet
helpen dat de heeren 't niet met hem eens zijn. Spre
ker wil doen opmerken, dat het onderzoek van Bur
gemeester en Wethouders, den schoolopziener en
het hoofd der school ernstiger geschiedt dan de al
gemeene beschouwing van den heer Peletier, die
op de beoordeeling van één persoon berust. Burge
meester en Wethouders hebben de zaak van alle
kanten bekeken, gewikt en gewogen. De heer Pele
tier neemt steeds de handschoen op voor mej. Zijl
stra. Dat heeft hij een vorigen keer ook gedaan.
De heer Peletier: „door my niet,"
De heer Schoondermark (wethouder): „het is den
vorigen keer ook gebeurd."
De heer Peletier: „in geheime of openbare ver
gadering? Als de heer Schoondermark zoo iets zegt,
moet hij ook bewijzen waar het is gebeurd."
De heer Schoondermark (wethouder)„ik kan dat
op het oogenblik niet doen. Ik weet het zeer vast
en zal onderzoeken wanneer de heer Peletier het
gezegd heeft."
De heer Peletier: „ik zal afwachten."
De heer Schoondermark (wethouder)„ik blijf
erbij, dat de voordracht wordt opgemaakt na on
derzoek, waarvan het resultaat na vergelijking-
wordt vastgesteld. Intusschen heeft de Raad het
recht no. 3 te benoemen." Spreker wil nog wijzen
op het groote gevaar dat ontstaat als de Raad af
dwaalt van liet benoemen van no. 1. Die ervaring-
hebben wij hier reeds opgedaan. In de vorige ver-
1. (agenda no. 2) Benoeming van twee onderwijzeressen
aan gemeenteschool no. 10 vacatures mej. J. Jansma
en mej. A. Geelof.