112 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 April 1917.
komstig liet voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
(agenda no. 7) Prae-advies op het adres van de
Regelingxcommissie voor de op 28 Mei a.s. te honden
uitvoering van het gewest „Friesland" van het Neder-
landsche Gymnastiekverbond om een gemeentelijke sub
sidie van f 200.
Dit voorstel luidt als volgt:
A. J. Ypes, E. de Vries en J. Rodenhuis vragen
in hunne hoedanigheid van voorzitter, secretaris
en penningmeester van en namens de regelingscom
missie voor de op 28 Mei a.s. (Pinkster-Maandag)
te dezer stede te houden uitvoering van het Ge
west Friesland van het Nederlandsch Gymnastiek
verbond een subsidie van 200.uit de gemeente
kas op door den Raad te stellen voorwaarden. De
bedoeling dei1 uitvoering is, naar het adres mede
deelt, om propaganda te maken voor lichamelijke
opvoeding, een belang dat ook den Raad ter harte
gaat, terwijl verwacht wordt dat de betooging een
groot bezoek van buiten de stad zal trekken.
1' dienende van het verlangde prae-advies doen
wij opmerken dat het adres o.i. de juiste gronden
aanvoert, waarop een geldelijke tegemoetkoming in
dezen zou zijn te verdedigen. Inderdaad heeft de
Raad een en andermaal metterdaad getoond voor
de bevordering der lichamelijke opvoeding een
warm hart en een geopende beurs te hebben, zoodat
er geen reden zou zijn den steun hier te onthouden
waar de zaak uitgaat van een lichaam als het Ne
derlandsch Gymnastiekverbond, dat op zijn gebied
zijn sporen reeds lang heeft verdiend en van wien
dus mag worden verwacht dat het de te houden uit
voering met ernst aan het belang dat het voor
staat zal dienstbaar maken. Bestond bij ons deze
laatste overtuiging niet, doch moest worden ge
dacht dat in de eerste plaats het houden van een
feestelijke bijeenkomst op den voorgrond zou staan,
dan ware in deze tijden geldelijke tegemoetkoming
van de gemeente niet te rechtvaardigen, zelfs al
bracht de feestdag ten bate van de neringdoenden
velen van buiten naar hier.
Deze kan het best geschieden in den vorm van
deelneming in een eventueel waarborgfonds, gelijk
in soortgelijke gevallen, laatstelijk b.v. in 1912 bij
den steun aan de Landbouwtentoonstelling, meer
malen is geschied, zoodat wij F voorstellen te be
sluiten aan de regelingscommissie voor de op 28
Mei a.s. alhier te houden uitvoering van het Ge
west Friesland van het Nederlandsch Gymnastiek
verbond mede te deelen, dat van gemeentewege in
het waarborgfonds dier uitvoering tot een bedrag
van 200.zal worden deelgenomen, waartegen
over geen vrije toegangskaarten, gelijk mogelijk aan
de particuliere inschrijvers op het fonds worden
verstrekt, zullen worden verlangd, doch onder voor
waarde, dat geen grooter risico dat tot het ge
noemde bedrag wordt aanvaard, zullende, indien
geen waarborgfonds wordt gevormd, liet volle be
ding van 200.als subsidie worden verstrekt of
zooveel minder als naderhand mocht blijken noodig
te zijn.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Beekhuis kan zich uitstekend met het
voorstel vereenigen. Burgemeester en Wethouders
hebben evenwel termen gevonden om even te mora-
liseeren. Met die moraal nu kan spreker zich niet
geheel vereenigen. Burgemeester en Wethouders
toch zeggen: als het houden van een feestelijke bij
eenkomst op den voorgrond stond, dan zou eene
geldelijke tegemoetkoming in deze tijdsomstandig
heden niet te rechtvaardigen zijn. Spreker noemt
dit onjuist. Hij meent, dat de overheid in benarde
tijden moet trachten het weerstandsvermogen der
ingezetenen grooter te maken. Het lijkt hem dan
ook niet goed gezien, dat een dergelijke feestelijke
bijeenkomst zou moeten worden tegengegaan.
De Voorzitter is het persoonlijk tot zekere hoogte
met den heer Beekhuis eens. Hij gelooft echter niet
in de toelichting het tegendeel te kunnen lezen. Er
staat toch alleen, dat de gemeente dan geen geld
beschikbaar zou moeten stellen, als de bijeenkomst
een uitsluitend feestelijk karakter had. In het al
gemeen toch moeten allen de zuinigheid betrachten
en de gemeente dient daarvan het voorbeeld te ge
ven. Burgemeester en Wethouders zijn niet tegen
de feestelijkheid zelf en willen ook niet dat men
met een begrafenisgezicht rondloopt. De bedoeling
is eenvoudig om dat te doen uitkomen.
De heer Beekhuis begrijpt dat Burgemeester en
Wethouders geen bezwaar hebben om de gemeente
kas aan te spreken. Indien echter liet doel alleen
was een feestelijke bijeenkomst te hebben, zou spre
ker er ook wei geld voor beschikbaar willen stellen.
Hij herhaalt, dat de overheid in benarde tijdsom
standigheden de opgewektheid der ingezetenen
moet bevorderen om daardoor het weerstandsver
mogen der ingezetenen te verhoogen in plaats van
te drukken.
De Voorzitter: „wij komen beide tot hetzelfde re
sultaat."
De beraadslaging wordt gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
7. (agenda no. 8) Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot wijziging der verordeningregelende de
jaarwedden van het personeel bij de gemeentelijke gas
fabriek en het gemeentelijk electriciteitbed rij f (bijlage
no. 11).
De Voorzitter deelt mede, dat op het voorstel twee
amendementen zijn ingediend, n.l. een van de liee-
ren Peletier, H. P. de Haan, Koopmans en Tulp
om te lezen in ontwerp 1
voor den boekhouder 1800 2400
len opzichter 1500 1800
2en „1200 „1500
opzichter-teekenaar „1200 „1500
Van den heer Terpstra:
voor den len opzichter 1500 1800
2en „1200—'„1500
opzichter-teekenaar „1200 „1500
chef-fitter „1200 „1500
gasmeester 1500 1800
In ontwerp IT:
voor den chef-monteur „1200 „1500
De algemeene beraadslagingen worden geopend.
De heer Hiemstra heeft den indruk dat deze ver
ordening op 1 Jan. 1917 in werking zal treden. Hij
meent dat voor de ambtenaren, die bijslag krijgen,
overeenkomstig het voorstel Rengers de nieuwe sa
larisregeling moet ingaan op 1 October 1916. Door
wisseling der directie toch waren de voorstellen be
treffende het personeel aan de gasfabriek niet ge
reed en nu lijkt het spreker niet goed, dat de amb
tenaren de dupe worden van omstandigheden, die
zij niet in de hand hebben. Spreker meent den Raad
hierop te moeten wijzen.
De heer Binnerts (wethouder) is het met den
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 April 1917. 113
heer Hiemstra eens, dat het de bedoeling is geweest
van het voorstel-Rengers om de salarisregeling voor
hen, die bijslag krijgen, te doen ingaan 1 October
1916. Burgemeester en Wethouders kunnen aan het
denkbeeld van den heer Hiemstra dus uitvoering
geven.
De algemeene beraadslagingen worden gesloten.
Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behande
ling van ontwerp I.
De artikelen IIII worden met algemeene stem
men vastgesteld.
Aan de orde is art. IV met de daarop ingediende
amendementen.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Koopmans wenscht met een enkel woord
het amendement, dat vrijwel is een amendement
van de commissie van de lichtfabrieken in haar ge
heel, behalve de Voorzitter, toe te lichten en de mo
tieven aan te geven die haar hiertoe hebben ge
leid. Deze cijfers zijn dezelfde als die welke de com
missie heeft gemeend te moeten stellen in haar ad
vies aan Burgemester en Wethouders. Zij wijken
echter belangrijk af, zijn lager dan die van den
directeur der fabriek, die zijne cijfers in hoofdzaak
had gegrond op eene vergelijking met de salaris
sen aan andere fabrieken van plaatsen van onge
veer gelijke grootte als Leeuwarden. De commissie
meende echter de waarde der functies zelfstandig
te moeten beoordeelen en meent hierin wel geslaagd
te zijn, door toe te kennen aan den eersten opzichter
een mimimum-salaris van 1500.den tweeden
een minimum van 1200.Op deze wijze kan
men menschen krijgen van voldoende capaciteit en
ze ook behouden.
De heer Terpstra kan veel onderschrijven van wat
de heer Koopmans heeft gezegd. Het personeel toch
moet bjj nacht en 's Zondags disponibel zijn en krijgt
daarvoor geen overuren betaald, wat wel het geval
is met de klerken. Die gaan tot 1300.Als de
gemeente de minima zoo laag houdt, dan krijgt zij
bij voorkomende vacatures geen eerste kwaliteit
werkkrachten. Spreker hoopt dan ook, dat de Raad
zijn amendement aanneemt.
De heer Hiemstra wil een vraag stellen. Hij
waarschuwt ervoor, dat de Raad niet in de war
moet worden gebracht door de cijfers van Burge
meester en Wethouders, die het salaris van den
boekhouder op 1400J 2200 stellen. In werkelijk
heid is het, tengevolge van de waarneming der boek
houding van het eleetrieiteitbedrijf, j 600.meer
en is het salaris dus 2000—2800. Als het nu nog
200.hooger wordt gesteld, wordt het maximum
3000 en wordt het salaris van den boekhouder
bijna gelijk aan dat van den directeur. Dit lijkt spre
ker nu juist niet precies noodig. Hij acht het door
Burgemeester en Wethouders voorgestelde salaris
dan ook voldoende.
De heer Binnerts (wethouder) zegt, dat de lieer
Koopmans bij de toelichting van het amendement
is uitgegaan van het advies van den Directeur der
gasfabriek en daarop heeft laten volgen het advies
van de commissie. Zelf wil hij nu die lijn nog wat
verder doortrekken. Het is waar, dat die directeur
eene deels hoogere salariëering heeft voorgesteld,
maar, als de commissie voor de lichtfabrieken en
de raadsleden het advies van den directeur hebben
gelezen, zullen zij hebben begrepen, (lat hij daarbij
rekening heeft gehouden met eene ideale regeling
en niet zoozeer met het thans in dienst zijnde per
soneel. Het is dan ook juist, dat de commissie met
hare lagere cijfers rekening heeft gehouden met
het personeel, dat er nu is, en niet met een idealen
toestand. Daardoor zijn de lagere cijfers der com
missie gekomen. Burgemeester en Wethouders nu
zijn nog een kleinen stap verder gegaan. Dit ver
schil nu zit dus niet in het principe, maar is slechts
een kwestie van een weinig meer of minder. Het
grootste verschil zit in het salaris van den boek
houder, doch dit is meer op papier dan in wer
kelijkheid, daar het blijkens de toelichting van het
voorstel den boekhouder toegedachte salaris van
2600 binnen de gestelde grenzen door niemand
te laag is genoemd. Ten opzichte van de opzichters
is er slechts een verschil van ƒ100.in het maxi
mum. Spreker had zich nu wel bij de lagere cijfers
der commissie kunnen neerleggen. Burgemeester
en Wethouders echter maakten eene vergelijking
met andere takken van dienst en kwamen aldus tot
eene afwijking van de commissie. De le opzichter
bij de reiniging heeft van 11001300, hier
wordt voorgesteld ƒ1400 in plaats van ƒ1300.
Daarin is voldoende uitgedrukt de meerdere moei
lijkheden aan de betrekking verbonden. Overigens
is het naar het oordeel van Burgemeester en Wet
houders niet juist om, zooals de lieer Terpstra doet,
eene vergelijking te maken met de functie van de
klerken. Dat is h^el iets anders. De opzichter der
fabriek heeft een functie op zich zelf en hij heeft
ook weer niet als de chef-fitter eene uitsluitend
praktische opleiding gehad. Burgemeester en Wet
houders achtten het dan ook beter eene vergelijking
te maken met de opzichters van de reiniging. Zij
meenen dan ook, dat de thans voorgestelde salaris
sen voldoende zijn.
De heer Koopmans sprak van de minima. Die
minima echter hebben slechts een min of meer
theoretische waarde. Als men hier eene regeling
had als bij de provincie, waar de benoeming altijd
plaats moet hebben op het minimum-salaris, was
het wat anders. Burgemeester en Wethouders heb
ben altijd de vrijheid om te zien, in hoeverre het mo
gelijk is voor het minimum een geschikt persoon te
krijgen en kunnen er altijd afwijken. Die minima
hebben daarom dus slechts betrekkelijk waarde.
Spreker zal dus in zijne bestrijding van het voor-
stel-Koopmans c.s. daarop niet verder ingaan,
daar het alhier voornamelijk aankomt op de kwes
tie der maxima.
Burgemeester en Wethouders hebben voor de
functie van boekhouder een vrij hoog salaris voor
gesteld. Zij hebben daarbij behalve op den persoon
van den tegenwoordigen functionaris natuurlijk
ook het oog gehad op eene eventueele vacature. De
tegenwoordige functionaris zou men later mogelijk
met. een hooger minimum niet anders dan naar ver
dienste beloonen. Als echter het maximum is Ge
reikt, dan zal daarin eventueel nog wel op een an
dere wTijze kunnen worden voorzien. Bij de nieuwe
salarisregeling moet, gelijk gezegd, rekening gehou
den worden met eene eventueele vacature, en Bur
gemeester en Wethouders zijn van meening, dat
zij voor een salaris van 20062800 wel een zeer
goede kracht kunnen krijgen. Zij achten het dan
ook niet gewenscht hooger te gaan. Het verschil
tusschen Burgemeester en Wethouders en de voor
stellers der amendementen, spreker herhaalt liet.
is derhalve geenszins van prineipiëelen aard of
voortgesproten uit geringere waardeering der func
tionarissen. Spreker meent hiermede het standpunt
van Burgemeester en Wethouders voldoende te
hebben uiteengezet.
De heer Koopmans kan zich in zooverre bij de
heeren Binnerts en Hiemstra aansluiten, dat hij