116 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 April 1917.
zoo voor dat werk een aannemelijke aanbieding-
wordt verkregen.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Haverschmidt vraagt of de inhoud van
den septic-tank geen waarde heeft voor landbouw
doeleinden.
De Voorzitter zegt, dat de directeur der gemeen
tewerken een advertentie heeft geplaatst en er zijn
eenige personen wezen kijken. Zij hebben geen bod
gedaan. Zij vertrouwen het niet zoolang het in de
tank zit. Als er na het uit de tank halen nog geen
bod komt, acht de directeur van de reiniging het
geschikt om het in eigen product te verwerken.
De heer Haverschmidt meent zich te herinneren,
dat indertijd overleg is gepleegd met wijlen den
heer Sickenga, die den inhoud van de tank meen
de te kunnen gebruiken voor land-verbetering,
waarvan dooi- het overlijden van den heer Sickenga
toen niets is gekomen. Dit de opbrengst zou men
op die wijze een deel der kosten van het opruimen
kunnen bestrijden. Spreker merkt intusschen dat
de aandacht van Burgemeester en Wethouders
hierop reeds is gevestigd.
De heer Peletier vraagt, wanneer er met de Pot-
margebrug wordt begonnen.
De Voorzitter kan geen datum noemen, maar aan
gemeentewerken wordt er druk aan gewerkt.
De beraadslaging wordt gesloten en het voorstel
met algemeene stemmen aangenomen.
9. (agenda no. 10) Het voorstel der heeren J. Koop-
mans en W. Fransen omtrent opschorting van het
raadsbesluit tot uitbreiding der algemeene begraafplaats
en den aanleg eener nieuwe begraafplaats aan of nabij
den Stienserweg (bijlage no. 37 van 1914, 17 en 25
van 1916 en 9 van 1917).
De beraadslaging wordt geopend.
De Voorzitter deelt mede, dat door den heer de
Vos een voorstel is ingediend, luidende:
Ondergeteekende, van meening dat het niet wen-
sehelijk is op dit oogenblik een definitief besluit te
nemen omtrent het maken van een nieuwe be
graafplaats, stelt voor, de uitvoering van het be
sluit van den Raad van 28 Maart 1916 op te schor
ten, noodigt Burgemeester en Wethouders uit om
te trachten een meer geschikte plaats te vinden voor
aanleg van een nieuwe begraafplaats dan door de
heeren Koopmans en Fransen aan de hand gedaan
en te zijner tijd een voorstel naast dat van genoem
de heeren bij den Raad ter tafel te brengen.
De heer Koopmans wil in de eerste plaats den
Raad danken voor de welwillendheid, hem betoond
door aanhouding der behandeling van het voorstel
in de vorige vergadering. Spreker stelde toch bij
zonder veel belang om bij de behandeling tegen
woordig te zijn en kon de vorige vergadering on
mogelijk komen. Hij is niet willekeurig weggeble
ven, maar een zaak van algemeen belang, waaraan
hij zich onmogelijk kon onttrekken, vereischte zijn
tegenwoordigheid. Mocht hij enkelen leden onge
legenheden hebben veroorzaakt, dan biedt hij de
zen gaarne zijne verontschuldigingen aan.
De heer de Vos heeft een voorstel ingediend, dat
geheel parallel loopt aan dat van spreker en den
heer Fransen. Ook hij wil de uitvoering van het
raadsbesluit opschorten en Burgemeester en Wet
houders gelegenheid geven nog een ander terrein
te zoeken. Spreker en de heer Fransen hebben het
zelfde bedoeld. Zij hebben gemeend een schema te
moeten aangeven, hoe zij zich de uitvoering voor
stellen. Zij stellen toch voor:
„op grond van vorenstaande, hebben wij de eer
den Raad uit te noodigen, Burgemeester en Wet
houders te verzoeken de uitvoering van het be
sluit d.d. 28 Maart 1916 no. 129 R/59 op te schor
ten en te onderzoeken of het thans ingediende sche
matische plan voor uitvoering vatbaar is."
Het is niet een plan, dat naar voren is gebracht,
maar alleen een schema en Burgemeester en Wet
houders zijn dan ook geheel vrij om een andere
plaats te zoeken als deze niet geschikt blijkt. Spre
ker zou dan ook gaarne zien, dat dn lieer de Vos
diens voorstel intrekt, als de Raad meent dat Bur
gemeester en Wethouders niet gebonden zijn aan
de plannen.
Meent de Raad dat dit niet liet geval is, dan moet
dat eerst worden uitgewerkt. Spreker zou gaarne
het oordeel van den Voorzitter vernemen.
De Voorzitter gelooft niet dat liet voorstel van
den heer de Vos gelijk is aan dat van de heeren
Koopmans en Fransen. In dit voorstel worden Bur
gemeester en Wethouders toch bepaald uitgeuoo-
digd het plan-Magere Weide te onderzoeken, ter
wijl de heer de Vos geen bepaald terrein aangeeft.
Volgens het voorstel-Koopmans wordt dus een be
paald terrein aangewezen, volgens dat van den boei
de Vos wordt alleen het oude Raadsbesluit opge
schort en hebben Burgemeester en Wethouders een
schoone lei.
De heer de Vos heeft ook een oogenblik geaar
zeld met het indienen van zjjn voorstel, want ook
hij heeft aanvankelijk gedacht dat het besluit tot
uitbreiding van de bestaande begraafplaats moest
worden geerbiedigd. Als men echter de gemeente
doorgaat, dan hoort men, al is het dan niet openlijk,
zooveel oppositie tegen bet besluit tot uitbreiding,
dat de gedachte post vat, dat in de kwestie van een
begraafplaats op een andere wijze moet worden
voorzien. Het terrein bij de Magere Weide heeft
spreker niet kunnen bevredigen. Zijn bezwaar is.
dat het te ver het land in ligt en de kosten voor
90000 M3. zand en de verbetering der reed ad
171000.zijn hem te hoog. Het feit alleen dat het
zoo ver van den weg af ligt maakt het, meent spre
ker, al ongeschikt. Hij meent dat er, bij ernstig
willen, nog wel een ander terrein is te vinden dat
de geheele gemeente kan bevredigen. Spreker wijst
als een z.i. geschikt stuk land aan, het stuk vlak
over 't R.-K. Kerkhof aan den Marssumerweg. Dat
zal niet zooveel behoeven te worden opgehoogd als
het terrein bij de Magere Weide en zal dus min
der kosten. Bovendien acht spreker het terrein bij
de Magere Weide ongeschikt, omdat hij het voor de
gemeente beter vindt, die plaats als zathe en lan
den te behouden. Hij kent het plan van den Voor
zitter niet en vraagt dezen of hij over spreker',s
voorstel wil laten stemmen. Mocht het worden ver
worpen, dan is het de bedoeling in te gaan op het
besluit van 28 Maart 1916. Spreker's voorstel ligt
tusschen dit besluit en het voorstel-Koopmans in.
Spreker meent dan ook dat het 't eenvoudigste is te
stemmen over zijn voorstel of over uitbreiding
der bestaande begraafplaats.
De Voorzitter meent dat, als het voorstel-Koop
mans niet was ingediend, er geen nader voorstel
noodig was tot bestendiging van het besluit van 28
Maart 1916. Dat besluit zou eenvoudig worden uit
gevoerd. Nu de heer de Vos ook een voorstel heeft
ingediend is de volgorde aldus: het voorstel-Koop-
mans-Fransen, het voorstel-de Vos en als beide
zijn verworpen blijft het besluit van 28 Maart 1916
van kracht.
4
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 April 1917. lit
De heer Hiemstra zegt, dat de Raad twee din
gen kan doen, uitbreiden of verplaatsen. Er moet
nu toch heden worden beslist of de bestaande be
graafplaats zal worden uitgebreid of niet. De hee
ren Koopmans en Fransen zeggen: wij hebben een
plan, wij noodigen Burgemeester en Wethouders uit
dat te onderzoeken en tevens om, als dat plan niet
uitvoerbaar blijkt, met een ander plan te komen.
De motie-de Vos wil eigenlijk een beginsel-uit
spraak uitlokken tegen uitbreiding en vóór ver
plaatsing. De heer de Vos is voorstander van ver
plaatsing. Zijn voorstel komt op hetzelfde neer als
dat van de heeren Koopmans en Fransen. Het be-
teekent alleen dat, als de meerderheid de uitbrei
ding niet wil, Burgemeester en Wethouders wor
den verzocht uit te kijken naar een ander terrein.
Het komt spreker voor, dat het hierop neerkomt
dat Burgemeester en Wethouders prae-advies uit
brengen op het voorstel-Koopmans c.s. Dan kun
nen wij in korten tijd een voorstel in den Raad
hebben.
De heer Cohen heeft zich indertijd vóór de uit
breiding verklaard. De oorzaak daarvan is deze. Hij
heeft in de stukken gelezen dat de begraafplaats
niet past in het uitbreidingsplan der gemeente. Wat
gebeurt er dan echter met de Israëlietische be
graafplaats, die nog wel 60 jaar kan worden ge
bruikt en die toch nimmer bij een park kan worden
aangetrokken. Al wordt dus de begraafplaats ver
plaatst, dan nog blijft de Israëlietische begraaf
plaats een sta-in-den-weg voor de uitbreiding der
gemeente. Daarom is spreker voor de uitbreiding
der begraafplaats.
De heer Koopmans wil de zaak in het algemeen
beschouwen. Hij verzekert den Raad dat de heer
Fransen en hij het voorstel niet lichtvaardig heb
ben aangebracht. Zij hebben zich wel degelijk re
kenschap gegeven van het feit dat het in het al
gemeen niet wenseheljjk is op een besluit van den
Raad terug te komen. Het moeten al hee<l belang
rijke zaken zijn, als dit mag gebeuren. Dat het hier
een belangrijke zaak geldt, blijkt wel uit de belang
stelling, die voor deze zaak bestaat en die zich op
verschillende manieren uit. Spreker acht het dan
ook goed even in het licht te stellen, wat hem en
den heer Fransen tot de indiening van hun voorstel
heeft bewogen. Wij weten allen, dat de tegenwoor
dige begraafplaats wat betreft de inrichting en
den grond al bijzonder slecht is. Als men een an
dere plaats zoekt van het Hinneland is de grond
ook even slecht moet men land zoeken, dat be
hoorlijk hoog ligt en een flinken ondergrond heeft.
Het komt den voorstellers voor, dat het land van de
Magere Weide aan deze eischen voldoet, terwijl dit
bovendien gemeente-eigendom is. Dat het wat ver
af ligt is geen bezwaar, want men moet rekening
houden met de toekomstige grenzen der gemeente
en niet met de tegenwoordige. Met de uitbreiding-
zal men ook niet spoedig in het gedrang komen.
Spreker en de heer Fransen vonden de landerijen
bij de Magere Weide bij uitstek geschikt. Dit sluit
nu evenwel niet uit, dat er geen andere geschikte
terreinen zouden zijn. Burgemeester en Wethouders
noemen een terrein aan den Marssumerstraatweg
en wijzen op een beteren toegangsweg. Bij de voor
stellers bestaat hoegenaamd geen bezwaar om, als
Burgemeester en Wethouders een beter terrein kun
nen aanwijzen, dat terrein te gebruiken.
Mag men over de plaats van de begraafplaats
van meening verschillen, over de minderwaardig
heidheid van de oude begraafplaats, zoo tegen de
stad aan, kan geen verschil van meening bestaan.
Al ligt er een stuk land achter, toch is de begraaf
plaats voor uitbreiding ongeschikt.
De commissie voor het uitbreidingsplan heeft er
terecht op gewezen, dat de begraafplaats nu reeds
aan de bebouwde kom grenst en zeker in de toe
komst zal worden ingesloten. Die commissie toch
stelt zich voor, dat er een ceintuurbaan komt van
het Harlingereind tot over de Dokkumer Ee. En
nu mag men veilig aannemen dat er. als er eenmaal
een behoorlijke ceintuurbaan is, daaraan zal wor
den gebouwd en zeker is het dan dat de begraaf
plaats zal worden ingesloten. Is dit voor de be
graafplaats een nadeel, voor de omliggende bevolk
te wijken is het dit ook. Spreker geeft toe, dat de
Israëlietische begraafplaats eenigszins een hinder
paal zal blijven. Hij heeft met den Voorzitter over
deze zaak gesproken en deze heeft hem gemachtigd
mede te deelen, dat het Israëlietisch kerkbestuur
en dat van de begraafplaats bereid zouden zijn om,
als de gemeente tot verplaatsing der begraafplaats
besluit, hunne begraafplaats te sluiten als er gele
genheid is zich bij de nieuwe aan te sluiten. Bij het
maken van een plan kan daarmee rekening wor
den gehouden.
De heer de Vos heeft gezegd dat de sommen,
welke aan het plan „Magere Weide" moeten wor
den besteed te hoog zijn. Zeker, die sommen zijn
hoog geraamd, maar dit zou nader zijn te onder
zoeken. Er wordt niets anders voorgesteld dan dat
Burgemeester en Wethouders een nader onderzoek
instellen. Het zijn voorloopige plannen en voorloo-
pige cijfers, die naar spreker verwacht, ook al ver
anderd zullen zijn. Met de cijfers voor de uitbrei
ding zal dat ook wel het geval zijn.
Over de cijfers kan spreker thans niet oordeelen.
Het komt er op aan dat het terrein niet al te on
geschikt ligt voor den aanvoer van het zand. Dat
is een van de grootste uitgaven. De Magere Weide
ligt daarvoor niet ongeschikt. Het zand kan per
spoor misschien worden aangevoerd. Spreker ge
looft voorloopig voldoende over het voorstel te heb
ben gezegd. Door de aanneming van het voorstel
blijft de Raad absoluut vrij. Een groot voordeel is
eraan verbonden, n.l. dit dat hij tegenover het na
geslacht verantwoord is, daar hij de zaak met de
uiterste voorzichtigheid heeft onderzocht.
De heer Oosterhoff (wethouder) was oorspronke
lijk van meening dat er verschil bestond tusschen
het voorstel-de Vos en dat der heeren Koopmans
en Fransen. Dat van den heer de Vos, die Burge
meester en Wethouders uitnoodigt om eens rond te
kijken naar een terrein, zet de geheele zaak weer
op losse schroeven. Maar uit de toelichting van den
heer Koopmans blijkt, dat ook hij Burgemeester en
Wethouders geheel vrij wil laten in de keus van een
terrein. Het voorstel-de Vos is voor spreker nog
onaannemelijker dan het oorspronkelijke van de
heeren Koopmans en Fransen.
Het zou kunnen zijn, dat men een geschikte plaats
had gevonden en daarin zou een grond kunnen
zijn om de zaak opnieuw onder de oogen te zien.
Houdt men aan de genoemde plaats echter niet
Amst, dan is er, meent spreker, geen enkele reden
om nu terug te komen op een zoo kort geleden ge
nomen besluit. De heer Koopmans heeft gezegd liet
als regel niet goed te achten spoedig op een raads
besluit terug te komen en dat de voorstellers dat
dan ook niet lichtvaardig hebben gedaan. Spreker
had dus nieuwe argumenten verwacht, maar heeft
er geen enkel gehoord. Dat de grond ongeschikt is
en de begraafplaats dicht bij de stad ligt, zijn de
eenige aangevoerde argumenten. Dit Avas echter
reeds bekend en als dus op die gronden een nieuw
Aroorstel wordt gedaan, noemt spreker dat wel een
lichtvaardig besluit.
Daarna is gesproken van het uitbreidingsplan.