120 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 April 1917. uitbreiding. Spreker kan nu niet zeggen dat hij door het advies der commissie overtuigd is. Zij toch gaat van de veronderstelling uit, dat het Eengerspark eigenlijk maar „in tuntsje" is en zegt, er moet aan deze zijde der stad een park komen. Alsof het Ren- gerspark al niet reeds een park is dat nog al wat beteekent. Het is een flink groot park en spreker ziet de noodzakelijkheid van uitbreiding ervan ook niet in. Het tweede uitgangspunt der commissie is dat de uitbreiding der bestaande begraafplaats in strijd is met het uitbreidingsplan, daar hierdoor dan de geprojecteerde ceintuurbaan zal worden onder broken. Dat is niet juist. Door den heer Oosterhoff is reeds gezegd, dat er van het uitbreidingsplan niet veel bekend is. Bij de stukken heeft spreker dan ook een schets van de commissie gemist. Spre ker is overtuigd dat de ceintuurbaan zal komen ten noorden van de Oude Aleer, anders stuit zij op de Ijsbaan. Waar de twee uitgangspunten onjuist zijn, kan spreker zich niet met de conclusie vereenigen. De Voorzitter heeft van verschillende leden de opmerking gehoord dat de bestaande begraafplaats weinig doelmatig is. Dat is van algemeene bekend heid. In 1911 heeft de gezondheidscommissie al ge zegd, dat het „te allen tijde droog staan der graven een gebiedende eiseh" was. Thans kan met meer recht gesproken worden van een verdrinkplaats dan van een begraafplaats. De gedachte die bij de meerderheid van het college van Burgemeester en Wethouders heeft voorgezeten is deze, om een nieu we begraafplaats aan te trekken bij de bestaande. Dit denkbeeld heeft misschien bij een deel der bur gerij weerklank gevonden. Er is daarmee evenwel onopzettelijk eene verkeerde voorstelling ge wekt. De heer Tulp heeft gevraagd naar liet rap port der commissie van deskundigen, die onder zocht hebben of de toestand op de bestaande be graafplaats kan worden verbeterd. Die commissie is tot de conclusie gekomen, dat dit wel mogelijk is, maar dan moet in het gedeelte, waar reeds veel is begraven, een goed buizenstel of een laag zand wor den aangebracht. Dit is alleen mogelijk door alge- heele omwerking van den bodem en dit kan, waar nagenoeg de geheele begraafplaats vol ligt, alleen geschieden door de begraafplaats minstens 15 jaar te sluiten en dan alle graven, of zoowat alle, op te ruimen. Alleen de smalle strook waar nog niet is begraven, zou nu in orde kunnen worden gebracht. Wil men een of meer af deelingen als begraafplaats behouden, dan moeten die gedeelten eerst worden gesloten en later omgewerkt. Alen maakt dus een voudig naast de bestaande begraafplaats een gelie i nieuwe. Spreker wil een vraag stellen. Wat is nu uit gevoelsoverwegingen beter: dat men de bestaan de begraafplaats omspit en daarnaast een nieuwe aanlegt, of dat men van de bestaande begraafplaats een mooi park maakt, met eerbiediging, volgens de aardige bepaling onzer wet, van de bestaande gra ven, zoolang ze worden onderhouden En van ge voelsoverwegingen gesproken, spr. had niet gedacht nog iets nieuws over deze zaak te kunnen zeggen, maar de directeur der begraafplaats heeft hem toch nog op een belangrijk punt gewezen, dat door geen der sprekers is genoemd: de nieuwe begraafplaats zou komen vlak naast het terrein waar 's winters en 's zomers vaak muziek wordt gemaakt. Nu reeds, bij de bestaande begraafplaats, is dit een bezwaar en een regeling is gemaakt, dat de muziek tijdens een begrafenis een oogenblik ophoudt. Alaar dit kan niet voortdurend geschieden. Wie voortaan de gra ven zou bezoeken, zou vlak naast de begraafplaats muziek te hooren krijgen. Is er een ongeschikter plaats denkbaar! Een zijdelingscli voordeel van het voorstel-Koop- mans-Eransen is nog dit, dat er haast bij de zaak is en dat op de Alagere Weide, zoodra het plan gereed is, met den aanleg kan worden hegonneu, daar tie gemeente te allen tijde één of meer stuk ken land aan den huurder kan ontnemen. Een ander bezwaar dat wel genoemd is, is het genomen besluit. Ook is er een en andermaal ge zegd, dat geen nieuwe argumenten zijn bijgebracht. Spreker doet opmerken dat hij wel voorbeelden kan aanhalen dat de Raad is teruggekomen op een ge nomen besluit, zooals bij salarisherzieningen, de winkelsluiting, maar hij erkent grif, dat het niet weuschelijk is zulks te doen, als er geen nieuwe ar gumenten zijn. Er is evenwel een groot nieuw argu ment en dat is het plan dat hier ligt, het plan „Ala gere Weide". Bij de beraadslagingen, die aan het vorige raadsbesluit voorafgingen, is door een voorstander, mr. Beekhuis, en door een tegenstan der van het toen genomen besluit, de heer Tie- mersma, gezegd: het gaat nu om de keuze tusschen Hinneland of Oude Aleer. Daarover is toen dus be sloten. Wat de heeren Koopmans en Fransen voorstellen is niet een terugkomen op een genomen besluit. Als bezwaar tegen „de Alagere Weide" is de af stand genoemd. Spreker begrijpt niet dat men dien zoo groot vindt. Het is van hier een half uur loo- pen. De directeur der gemeentewerken vindt het nog te dicht bij. Ook kan men niet volhouden dat de weg te smal en te druk is. AAre hebben in Leeuwar den maar weinig straten die breeder zijn, en 17 Juli 1914 heeft de Raad voor dezen weg roolijnen vastgesteld, waardoor hij een breedte van 40 AI. tusschen de gevelrijen zou krijgen. De weg maakt misschien den indruk wat smal te zijn omdat hij zoo lang en zoo recht is. Nog zijn de kosten als een bezwaar genoemd. Dat is evenwel geen hoofdzaak. Het plan van Burge meester en Wethouders, waarbij onteigening moet plaats hebben, is ook kostbaar. De „Alagere Weide" is gemeente-eigendom. Wat de toegangsweg betreft, die is met betrekkelijk weinig kosten te verbete ren; het Schapendijkje is nog al gemakkelijk te ver- breeden. De hoofdzaak echter is de stadsuitbreiding. Een en andermaal is erop gewezen, dat men bij stads uitbreiding de begraafplaatsen zoover mogelijk van de bebouwde kom aflegt. Hier ligt ze tegen die kom aan. De heer Oosterhoff heeft de veronderstelling uit gesproken, dat de stad zich aan deze zijde het minst zou uitbreiden. Waarom! In 1896 stond daar alleen het Diaconessenhuis. Alle straten die er nu zijn, zijn ei' gekomen in een tijdperk van 20 jaar. Er is geen enkel motief meer waarom dit aantrekkelijk deel der stad zich niet zal uitbreiden. De belemmering, die vroeger bestond, dat het land niet te koop was, is ook opgeheven. Dezer dagen toch is, naar de di recteur van gemeentewerken spreker mededeelde, land van mr. Olivier voor bebouwing verkregen en ook het Old Burgerweeshuis zal de bebouwing niet tegenhouden. De heer Beekhuis heeft gezegd, dat de ceintuur baan om de Oude Aleer en de Ijsbaan zal moeten worden aangelegd. Spreker vraagt den heer Beek huis of hem een stad bekend is, waar men midden in een stadsdeel een begraafplaats heeft. Alen kan een ceintuurbaan krijgen langs Rengerspark, be graafplaats en ijsbaan, met een straal van 50 Al. uit de begraafplaats, maar dan is de heele uitbrei ding bedorven. Spreker vindt dan ook heel zwak het argument der meerderheid dat men thans geen be sluit kan nemen. Volgens het voorstel der meer Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 April 1917. 121 derheid neemt men een besluit dat minstens voor een 80 jaar bindt en daarmede is de geheele stads uitbreiding te dier plaatse bedorven. Een uitbrei dingsplan maakt men thans niet meer voor 25 jaar, de klassieke termijn, maar in ieder geval, een be graafplaats, met een verbrandingsoven, heeft zeker een levensduur van een 80 jaar, evenals de be staande. Er is der commissie voor het uitbreidingsplan een verwijt van gemaakt dat zij geen plan heeft inge zonden. Zij heeft dit niet kunnen doen, want zij wacht onder meer op het besluit, dat heden dooi den Raad zal worden genomen, maar bovendien is er een teekening noodig om aan te toonen dat een begraafplaats de stadsuitbreiding daar zou be lemmeren? Wat het bezwaar van de Israëlietisehe begraafplaats betreft de heer Koopmans heeft er reeds op gewezen dat bezwaar is niet groot. Dat kleine stukje staat de uitbreiding der stad niet in den weg en wordt nog gehalveerd wanneer die begraafplaats tegelijkertijd met de algemeene wordt gesloten. Eindelijk komt spreker aan het Rengerspark. De heer Beekhuis heeft gezegd dat het groot ge noeg is. Spreker is het daar niet mee eens. Het is een zeer mooi park. Als spreker evenwel in een an dere stad een park van dezelfde afmetingen zou zien, zou hij dat geen park, maar een mooi plant soen noemen. Als Leeuwarden na verloop van ja ren 60 a 70000 inwoners heeft, dan is het Rengers park met de begraafplaats samen nog niet groot. Een werkelijk park is geen weelde voor een stad als deze, als ze tweemaal zoo groot is. Alen behoeft geen parken op verschillende plaatsen te hebben. De af standen zijn niet zoo groot dat liet Rengerspark niet gemakkelijk te bereiken zou zijn, ook al bereikte de stad het dubbele van haar tegenwoordigen omvang. AATij hebben hier nu een zeldzame gelegenheid om met weinig kosten een park van beteekenis te krij gen. Dat acht spreker een buitengewoon voordeel, dat anders niet licht zal zijn te verkrijgen. Spreker vleit zich niet veel nieuw licht over deze zaak te hebben ontstoken, maar zou zich niet ver antwoord achten indien hij nog niet eens een en an der had naar voren gebracht, omdat hij het nu te nemen besluit voor Leeuwarden's toekomst van groote beteekenis acht. De heer Fransen kan, na hetgeen door den Voor zitter over deze zaak zoo juist is gezegd, kort zijn. Het verwondert spreker niet dat het prae-advies afbrekend is. Op 28 December toch heeft de heer Binnerts reeds medegedeeld, dat de meerderheid van Burgemeester en Wethouders niet bereid was het voorstel in overweging te nemen, daar die zich vasthield aan het besluit van 28 Alaart. Spreker vindt het prae-advies tamelijk slap. Er wordt weinig tegen het plan aangevoerd. Burge meester en Wethouders zeggen: „AVij doen dan op snerken, hoezeer zij, wier verwanten begraven zijn „op de bestaande begraafplaats, de voorkeur zul- „len geven aan een bijtrekking bij deze inplaats „van een ver daarvan verwijderd nieuw kerkhof. „Dit is in laatste instantie wel geen bezwaar dat „den doorslag mag geven, maar is evenmin geheel „buiten rekening te laten als daarnaast nog andere „bestaan, vooreerst dat van den grooteren afstand „uit de stad langs een smallen, althans niet vol doend breeden weg als de Stienserweg is. Dan wa- „re de Alarsumerweg eerder te kiezen, waaraan ook „de R.-C. Begraafplaats gelegen is." Welnu, met een begraafplaats aan den Alarsumer weg kunnen wij ons ook wel vereenigen. AVat. belette Burgemeester en AVethouders om aan den Alarssumerstraatweg om te zien naar een geschikt stuk land. Bovendien is de Stienserweg niet smaller, ten minste van morgen nog niet, toen spreker beide wegen heeft opgemeten. De Alarssu- merweg geeft den indruk breeder te zijn, omdat de trambaan er naast ligt. Dit is nu wel geen groot be zwaar, maar ook geen aanbeveling voor een weg, waar dagelijks begrafenissen langs komen. De heer Oosterhoff heeft gezegd, dat het plan der commissie voor de uitbreiding vaag is en dat omtrent het plan zelf nog niet de minste zekerheid bestaat. Spreker meent dat, met de platte grond dei- gemeente voor zich en liet rapport van de commis sie voor het uitbreidingsplan daarnevens en eenig voorstellingsvermogen, men zich zeer goed een denkbeeld kan vormen hoe de uitbreiding aan die zijde der stad zal worden. De AToorzitter heeft reeds gezegd dat bet van het heden te nemen besluit af hangt hoe de uitbreiding zal zijn De heer Oosterhoff: „hoe de commissie zich die denkt." De heer Fransen zegt, dat Burgemeester en AA'et- houders, als zij niet voldoende op de hoogte waren met de voorloopige plannen der commissie, zich met haar in verbinding hebben kunnen stellen. De AToorzitter van den Raad is tevens voorzitter dei- commissie en Burgemeester en AA ethouders konden alle inlichtingen krijgen, die zij wenschteu. even goed als wij als voorstellers van dit plan die ook hebben gekregen. Alen heeft dit klaarblijkelijk niet gewild. Spreker wil nog een enkele opmerking ma ken. De heer Tiemersma heeft gezegd er voor te zijn de begraafplaats over liet spoor aan te leggen, ge lijk ook de commissie voor de uitbreiding aanbe veelt. Spreker en de heer Koopmans hebben twee terreinen aangegeven, plan a en plan b, plan b is over den spoorweg en de Raad heeft dus de keus. Spreker kan ook best meegaan met plan b over de spoorlijn. Hoe het uitbreidingsplan precies zal worden, weet spreker niet, Zeker is het, dat 4/5 deel ten noorden van de stad komt en dat de begraafplaats daar mid den in komt. Dat is een groot bezwaar en voor spreker het bezwaar, waarom hij dan ook heeft medegewerkt om dit plan bij den Raad in te dienen. Voor hef aanleggen eener nieuwe begraafplaats moet rekening worden gehouden bij een uitbrei dingsplan en zij moet verder van de stad worden aangelegd. Spreker beveelt het voorstel-Koopmans- Fransen warm aan en vertrouwt dat de meerder heid van den Raad daarin mede gaat. De heer Hiemstra vindt, dat het aangenaam aan doet dat het gevoel, dat in dezen tijd wat in liet gedrang komt, hier op de voorgrond wordt gesteld. Hij gelooft echter niet dat dit den doorslag mag ge ven. En het zijn uitsluitend gevoelsmenschen die voorstanders zijn van de uitbreiding. De heer Oosterhoff heeft gezegd dat wij van het uitbreidingsplan niets weten. De commissie heeft nog geen plan gemaakt en de Raad kan daarover dan ook niet beslissen. Als wij echter besluiten tot handhaving van het besluit van 28 Alaart 1916 be slissen wij er wel over. AVij beletten de commissie dan om een uitbreidingsplan te maken zooals dat moet. Spreker wil er nog op wijzen, dat verbreeding ook verplaatsing' is en hij gelooft dat het verstandig is eerst het verstand te laten spreken en dan het ge voel. Het gaat alleen over het feit of het kerkhof vlak bij de stad moet liggen of niet. Iemand van buiten, die persoonlijk met de zaak niets heeft te maken, zou er vreemd van opzien dat hier uren moet worden betoogd om een begraafplaats buiten de stad te krijgen. Het lijkt spreker absurd. Hij zal vóór liet voorstel-Koopmans-Fransen stemmen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1917 | | pagina 7