148 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 Mei 1917. mate heeft voldaan aan de groote eischen, welke aan haar worden gesteld. Hij is dan ook zeker, dat het voorstel van Burgemeester en Wethouders, nu de nood zoo hoog is gestegen, in goede aarde is ge vallen. Alleen zullen enkele leden van den Raad met het college van gevoelen verschillen over de vraag of wij geheel, of slechts ten deele hebben te voldoen aan den wensch van het bestuur. Burge meester en Wethouders zeggen ten deele, omdat er leerlingen van buiten op school gaan en het voor de hand ligt, dat de buitengemeenten mee betalen. Tegen die redeneering is niets in te brengen. Even wel dekken de theorie en de praktijk elkan der in dit geval al bijzonder slecht. De praktijk toch leert dat de pogingen, door het bestuur der Indu strie en Huishoudschool aangewend om van de bui tengemeenten subsidie te krijgen, zijn gefaald. Het resultaat was niets of zeer gering. De Raad kan dat betreuren, maar het feit blijft en daarmede heeft de school en ook de Raad rekening te houden, lntus- schen, niet al die gemeenten treft in deze evenveel schuld. Volgens het verslag van 1916 waren er in dat jaar 124 leerlingen van buiten. Die waren gere- eruteerd uit 62 plaatsen. De verdeeling is niet ge lijk. Enkele gemeenten leverden meer leerlingen, maar verscheidene slechts 1 of 2. Voor zoover die leerlingen deelnemen aan cursussen treft de school geen geldelijk nadeel. Die cursussen leveren zelfs een batig saldo op. Het is dus in het belang der school het bezoeken dezer cursussen te bevorderen. Het klasseonderwijs verkeert niet in dezelfde gun stige conditie. Die kosten meer dan het schoolgeld opbrengt. Gemeenten, uit welke leerlingen deelne men aan dat klasse-onderwijs, zijn dus zedelijk ver plicht daarvoor eene bijdrage te geven. Alleen Harlingen heeft dat beseft en zendt een jaarlijksehe bijdrage. Alle andere gemeenten zijn doof gebleven voor de bede van het bestuur. Als nu het voorstel van Burgemeester en Wet houders wordt aangenomen, blijft er dus een tekort van ƒ500.Wat nu het meest drukt, dat is het onderwijs dat wordt gegeven aan twee groepen van leerlingen, die, hierop legt spreker den nadruk, uit sluitend bestaan uit burgeressen van Leeuwarden. Die twee groepen zijn: le meisjes die worden opge leid voor een passende betrekking, waarin zij later hun levensonderhoud vinden en 2e dienstboden, die onderricht ontvangen in allerlei nuttige zaken hun vak betreffende. Daarvoor moet minstens ƒ2000.worden geof ferd. Spreker wijst er verder op dat alles wat de school noodig heeft hier wordt gekocht en dat de verschillende tractementen, pl.m. ƒ19000.ook hier grootendeels worden uitgegeven. Leeuwarden heeft derhalve groote verplichtingen aan de school, verplichtingen, vergeleken met die der buitenge meenten, relatief veel grooter dan door de verhou ding 1500:500 wordt uitgedrukt. Vooral deze overweging maakt voor spreker het voorstel van Burgemeester en Wethouders onaan nemelijk. Wij moeten zorgen dat de school kan blij ven bestaan en dat het bestuur, dat jaren aaneen gesukkeld heeft met tekorten, eindelijk eens uit de misère wordt geholpen. Dat kan alleen gebeuren door het voorbeeld van het Rijk te volgen en toe te staan hetgeen wordt gevraagd. Spreker stelt daarom voor het subsidie met 2000.te verhoogen. De heer H. P. de Haan wil een enkel woord toe voegen aan het voorstel-Vonck. In de laatste jaren wordt van regeeringswege veel gedaan voor het vakonderwijs voor jongens, weinig nog voor dat van meisjes. Spreker was dan ook verheugd te ver nemen, dat de Regeering, die tot dusverre ƒ10000. gaf, dit subsidie heeft verhoogd tot ƒ12500.—. De Regeering doet dit in de verwachting dat ook de Provincie en de gemeente hun subsidie zullen ver hoogen naar evenredigheid. De gevolgen van de verhooging van den prijs der levensmiddelen zjjn voor de school niet gering. Het komt spreker voor dat, waar in het prae-advies staat, dat het bestuur den indruk heeft gegeven zuinigheid te betrachten, er alle aanleiding bestaat om het subsidie te geven tot het aangevraagde bedrag. Het heeft spreker zeer gespeten te lezen dat een legaat van ƒ10000. moest worden verbruikt. Spreker had het veel beter gevonden als dit ka pitaal onaangetast ware gebleven en slechts over de rente ware beschikt. Eene vereeniging als deze kan zich niet onttrek ken aan de verplichting om de tractementen op peil te houden en de noodige leermiddelen te ver schatten. Spreker zal dan ook gaarne meewerken om het subsidie met ƒ2000.te verhoogen. De heer Tulp wil in geen enkel opzicht bij de heeren Yonck en H. P. de Haan onderdoen in waar- deering voor het groote nut der school en de prij zenswaardige zuinigheid van het Bestuur. Hij is het met den heer de Haan eens dat het mooi is dat de Regeering het subsidie heeft verhoogd. De ge meente echter toont hare belangstelling door sub sidie te geven, welk subsidie wordt voorgesteld met ƒ1500.te verhoogen omdat de vereeniging nood lijdend is. Als men de cijfers nagaat, ziet men dat 55 '/o der leerlingen uit Leeuwarden, 45 van bui ten komt. Nu vindt spreker het onjuist geredeneerd dat er wordt gezegd: de buitengemeenten willen niets geven, laten wij het maar van Leeuwarden halen. Dat is geen redeneering. Als Leeuwarden ook zou redeneeren als de buitengemeenten, dan zouden Rijk en Provincie er voor blijven zitten. Dat wil spreker ook niet. Hij meent dat het zeer billijk is dat de buitengemeenten bijdragen. De leerlingen komen uit 63 plaatsen en liet offer kan dan ook niet groot worden. Willen ze zich dat niet getroos ten, dan moet er van de buitenleerlingen een hooger schoolgeld worden gevorderd. De besturen van ver- eenigingen moeten evenwel niet altijd klagen: de buitengemeenten willen niet bijdragen en om die reden bij Leeuwarden aankloppen. De heer Hienistra stelt voorop dat diegenen, die het kunnen doen, de volle kosten moeten betalen. Als dat niet gebeurt is er geen reden om over te gaan tot verhooging van het subsidie. In het algemeen evenwel worden door de menschen die het kunnen doen, de volle kosten betaald. Het lesgeld is nog onlangs weer verhoogd en de tekorten worden dan ook veroorzaakt door de lessen aan on- en minver mogenden. Ook bij de Ambachtsschool is dat het geval. De gemeente profiteert echter ook van de jongelui die van buiten komen. Die moeten hier onder dak worden gebracht. De vergelijking van den heer Tulp gaat mank, daar de on- en minver mogenden voor het grootste gedeelte uit Leeuwar den komen. Dat is nog al begrijpelijk omdat de reis kosten voor de buitenwonenden de kosten te hoog maken. Waar nu de ontstane tekorten worden ver oorzaakt in hoofdzaak ten minste door het geven van onderwijs aan on- en minvermogenden uit Leeuwarden, de leerlingen der cursussen be talen wat zij ontvangen moet de Raad niet rede neeren als de heer Tulp. Ook moet niet uit het oog worden verloren dat Leeuwarden van de school profiteert. De salarissen worden hier grootendeels verteerd, de behoeften ingekocht, enz. Waar nu het eenige argument van Burgemeester en Wethouders is, dat de buitengemeenten niet bij Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 Mei 1917. 149 dragen, meent spreker dat er alle reden is om het subsidie met ƒ2000.— te verhoogen. De heer H. P. de Haan zegt dat de heer Tulp de opmerking heeft gemaakt dat de buitenleerlingen als de gemeenten niet willen bijdragen, maar hooger schoolgeld moeten betalen. Spreker wil doen op merken, dat zulks in strijd zou zijn met de voor waarden van subsidieering door Rijk en Provincie. Daarin toch staat dat het schoolgeld voor alle leer lingen gelijk moet zijn, behalve voor on- en minver mogenden. Spreker betreurt het, dat de buitenge meenten, die van de nuttige instellingen in de hoofdstad der provincie als parasieten gebruik maken, niet meer willen steunen Er zijn slechts enkele gemeenten die iets geven. Sneek b.v. draagt niets bij, doch wil wel hooge inkomsten genieten van den Sneeker trekweg. Hij zal het voorstel-Vonck blijven steunen. De heer Tulp onderschrijft de bewering, dat (1e meeste kosten worden veroorzaakt door de cursus sen voor dienstboden en is van oordeel dat het juist is dat de gemeente daarvoor bijspringt. Hij blijft er echter bij dat, als er een tekort is, terwijl er zooveel buitenleerlingen van het onderwijs pro- fiteeren, de buitengemeenten moeten bijspringen. Het bestuur moet niet redeneeren: de buitenge meenten doen het niet, nu moet Leeuwarden maar betalen. De lieer Beekhuis wijst erop dat men de buiten gemeenten er wel een verwijt van kan maken dat zij niet willen bjjdragen, maar hij meent dat de In dustrie en Huishoudschool daarvan niet de dupe mag worden. Men mag het betreuren, dat de bui tengemeenten niet subsidiëeren, maar dat mag geen argument zijn om een subsidie dat gevraagd wordt en noodig is, te weigeren. Spreker zal voor het voorstel-Vonck stemmen. De Voorzitter kan zich aansluiten bij den heer Tulp. Voor Burgemeester en Wethouders is het groote motief dit: als zij geven wat het bestuur der school vraagt, is het zeker dat de buitengemeenten niets zullen doen. Als zij echter niet verder gaan dan wat is voorgesteld, kan worden afgewacht of het bestuur niet zal trachten elders nog geld te krijgen. Wanneer het, zooals de heer Yonck zegt, voor de verschillende buitengemeenten moeilijk is met het oog op de ongelijke verdeeling der leer lingen over de gemeenten om bij te dragen, laat dan de provincie dat doen. Deze toch geeft slechts ƒ1500.—. Het argument van den heer Hiemstra dat het schoolgeld voor de Leeuwarder leerlingen in het al gemeen te hoog is, kan moeilijk opgaan. Op de be grooting voor 1917 staat een post voor schoolgeld van ƒ6500.De uitgaven bedragen ƒ22000.—. Dat schoolgeld is een droppel in den emmer. Men mag dus gerust aannemen, dat alle leerlingen in het al gemeen te weinig schoolgeld betalen. aar nu de helft der leerlingen van buiten komt, en de bui tengemeenten niets betalen, hebben Burgemeester en Wethouders gemeend dit voorstel te moeten doen. De heer Vonck deelt niet de meening van den Voorzitter, (lat de ijver van het bestuur om te trach ten van de buitengemeenten subsidie te krijgen, zal verminderen als Leeuwarden geeft wat gevraagd is. Het bestuur blijft te dien opzichte diligent. En al zouden enkele buitengemeenten subsidie gaan verleenen, dan nog was dit niet zoo heel erg; de school heeft veel geld noodig en zal het dankbaar in ontvangst nemen. De beraadslaging wordt gesloten. Met .12 tegen 9 stemmen wordt het amendement- Vonck aangenomen. Vóór stemmen de heeren: Tiemersma, Dijkstra, H. P. de Haan, Zandstra, Terpstra, Beekhuis, Pele- tier, Hiemstra, Sehaafsma, Menalda, Vonck en Ha- verschmidt. Tegen de heeren: van Weideren baron Rengers, de Vos, Tulp, Cohen, Oosterhoff, Fransen, Bin- nerts, van Sloterdijek en Berghuis. 9. agenda )io. 10). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging der verordening regelende den Burgerlijken Stand (gemeenteblad 1913 no. 27) (Bij lage no. 20). Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders. 10. agenda no. 11). Voorstel van de Commissie voor het ontwerpen van Strafverordeningen tot wijziging der Algemeene Politieverordening (Bijlage no. 14). De beraadslaging wordt geopend. De heer Tulp doet opmerken, dat er onder lett. c in artikel 27 eene gevaarlijke bepaling zal worden ingelascht. Een winkelier, die in een nauwe straat een mooie étalage maakt, waarvoor het publiek blijft staan, loopt kans proces-verbaal op te loo- pen. Spreker zou den Voorzitter dan ook in overwe ging willen geven deze bepaling eruit te nemen. Bij verkiezingen worden op verschillende plaatsen bul letins opgehangen en ook dat geeft aanleiding tot een volksoploop. De Voorzitter verzoekt den heer Tulp, diens amendement schriftelijk in te dienen. Spreker ge looft niet dat de voorsteller zijn doel bereikt. De heer Beekhuis is het met den heer Tulp eens, maar gelooft niet, dat deze met zijn amendement zijn doel zal bereiken. De verordening heeft het oog op een enkel speciaal geval nl. hij den heer v. d. Vel de, op den hoek van de Oude Doelesteeg. Spreker geeft toe dat (1e toestand daar hinderlijk is, maar kan men daarom nu de geheele gemeente bezwaren? Het is toch volkomen juist wat de heer Tulp heeft gezegd, dat het van de opvatting van een spe- cialen agent afhangt of bij een opeenhooping van menschen als de heer Tulp bedoelt proces-verbaal wordt opgemaakt of niet. Ook ten opzichte van het eerste punt is spreker het niet met Burgemeester en Wethouders eens. Burgemeester en Wethouders zeggen in hunne toe lichting: voor de toepasselijkheid wordt blijkens die redactie geëischt, dat razen, tieren en vechten op de straat niet uit zichzelf strafbaar is gesteld. In de verordening zelf is nu niet alleen sprake van razen, tieren en vechten, ook van dringen en twis ten. Als dit gebeurt en het neemt niet den omvang aan van eene ordeverstoring en, dergelijke kleinig heden komen toch alle oogenblikken voor, dan ook hangt het weer van de opvatting van den agent van politie af wat er zal gebeuren Een politie-verorde- ning moet niet voorschrijven hoe de menschen zich op straat hebben te gedragen indien maar niet de openbare orde wordt verstoord. Het komt spreker voor dat de verordening veel te ver gaat. De Voorzitter zegt dat de opmerkingen van de heeren Tulp en Beekhuis hierop neerkomen, (lat zij meenen, (lat de bewoordingen te ruim zijn. Spre ker zal alleen over c spreken, waarop de heer Tulp een amendement heeft ingediend om de woorden:

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1917 | | pagina 6