180 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Juni 1917. dat Ret de bedoeling is bepaalde personen en wel sociaal democraten te doen opnemen. Door deze toelichting krijgt de motie een bijzonder karakter. Spreker vindt bet even verkeerd, dat de Raad zou uitspreken, dat deze politieke groep in de commis sies moet worden vertegenwoordigd, als dat zou worden bepaald, dat zekere personen uit de com missies moeten worden geweerd, alleen omdat zij sociaal democraat zijn. En omdat deze motie niet los gemaakt kan worden van de daarop gegeven toelichting, kan spreker er zich niet mee vereeni- gen. De lieer Beekhuis is het met den lieer Peletier eens. De heer Zandstra heeft gezegd dat hij door het slot van het antwoord der commissie van toe zicht bevredigd is. Het komt spreker nu voor, dat de heer Zandstra, die niet door het antwoord der voogden van de Armenkamer bevredigd is, zyne motie moet wijzigen of intrekken, omdat toch fei telijk het doel is bereikt. De zaak is onder de aan dacht der betrokken colleges gebracht, die hebben hunne argumenten gegeven en nu kan worden af gewacht in hoeverre by eene volgende aanbeveling met de wenschen van den heer Zandstra rekening is gehouden. Spreker zou eene stemming betreu ren, daar verschillende leden om de toelichting zul len tegenstemmen. De heer Zandstra zou zich, na de verklaring der oommissie van toezicht, gedrongen gevoelen om de motie in te trekken. Zij bevat echter twee zaken, de Armenkamer en de commissie van toezicht. Trekt spreker nu de motie in, dan doet hij dit over beide lichamen. En dat is zijne bedoeling niet. Hij heeft na de verklaring der commissie van toezicht geen bezwaar het daarop betrekking hebbend gedeelte der motie in te trekken, maar ten opzichte van de Armenkamer ook zoo ver te gaan is niet sprekers bedoeling, tenzij de Raad de verzekering geeft hem bij eene eventueele aanbeveling voor de Armenka mer te zullen steunen. Dan heeft hij geen bezwaar tegen de intrekking. De heer Hiemstra meent, dat er onderscheid moet worden gemaakt tusschen de verschillende com- missiën. in de commissie van toezicht nu zijn alle politieke partijen vertegenwoordigd behalve de sociaaldemocraten. De opvatting ten opzichte van het onderwijs, de strekking ervan, de grootte der klassen, de invloed van het hoofd enz., demon streert zich in de verschillende politieke partijen. De rechter partijen hebben daaromtrent een ander inzicht dan de linker. De Vrijzinnigen en de Sociaal Democraten loopen ten opzichte van de opvatting van het onderwijs ook vrijwel uiteen. Waar nu de Sociaal democratische partij, die een afwijkend standpunv inneemt, niet in de commissie is verte genwoordigd, is er iets voor te zeggen dat die par tij, die een groot deel der ingezetenen vertegen woordigt, in de commissie wordt opgenomen. In den brief der commissie wordt over deskundigheid gesproken. Spreker weet niet of alle leden der- commissie onderwjjs-specialiteiten zijn, maar als lid van de burgerlijke partij schijnt men dat al heel spoedig te kunnen zijn. Hij acht arbeiders met een gezond verstand in de commissie op hun plaats. Men kan over liet belang van het kind en de ver houding in de school heel gezonde opmerkingen maken, zonder onderwijs-specialiteit te zijn. Het foefje, dat men niemand kan vinden, die geschikt is, is een foefje en als de commissie zoo slecht thuis is op liet terrein der sociaal democratie, had zij kunnen informeeren. De heer H. P. de Haan ziet ook geen heil in eene stemming. Indertijd kon hij zich met de strekking der motie volkomen vereenigen. Ook hij is van oor deel dat de genoemde commissiën de aanvulling zoeken in te engen kring. Hij moet nu evenwel stemmen over de motie- Zandstra in verband met de toelichting en juist met den eisoh, dat in de betrokken commissiën so ciaal democraten moeten worden gekozen, kan spreker zich niet vereenigen. Hij acht het heel ge vaarlijk eene stemming uit te lokken, welke uit den aard der zaak zeer onzuiver zal worden. De publi catie van hetgeen ter zake is gesproken zal, meent spreker, wel voldoende zijn. De heer Zandstra: „ik trek de motie in". De Voorzitter deelt mede dat de heer Zandstra diens motie heeft ingetrokken. Zij maakt derhalve geen onderwerp van beraadslaging meer uit. 9. (agenda no. 10.) Benoeming van een voogd van het Nieuwe Stads Weeshuisvacature H. Beucker Andreae. Uitgebracht 20 stemmen, verdeeld als volgt: Op den heer G. W. Koopmans 11 stemmen. Op den heer mr. A. Rombaeh 8 stemmen. Op den heer T. A. Overmeer 1 stem. De heer G. W. Koopmans is alzoo benoemd. 10. (agenda no. 11.) Voorstel van Burgemeester en Wethouders om den grond in het stratenplan aan het Cambuursterpad en den Oostersingel, voor zoover niet verkocht aan de Woningvereeniging, in uitgifte te brengen, (bijlage £0). De onderdeelen IV van het voorstel van Bur gemeester en Wethouders worden met algemeene stemmen vastgesteld. 11. (agenda no. 12.) Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging der voorwaarden, waaronder aan de Ned. Tramweg Maatschappij een renteloos voor schot is toegezegd voor den aanleg van een tramlijn naar Suameer (bijlage no. 17). De beraadslaging wordt geopend. De heer Peletier heeft met aandacht de stukken gelezen. Deze zaak toch was al hangende in een tijd toen spreker nog geen raadslid was en veel wat hem niet bekend was, is hem uit de stukken geble ken. Sprekers meening is deze, dat Burgemeester en Wethouders op voortreffelijke wijze deze kwes tie hebben behandeld en de belangen van Leeuwar den in het oog hebben gehouden. Zij hebben dat ook gedaan ten opzichte van de bepaling, dat de weg moet worden aangelegd met normaal spoorwijdte en zoodanig moet worden ingericht, dat de normale spoorwagens zonder overlading kunnen worden vervoerd. Spreker wil echter onder de aandacht van den Raad brengen, dat hier wordt gebruikt de uitdrukking „normale spoorwagens", terwijl even later bij de daarstelling van de'brug als hoogste as- belasting wordt aangegeven 15.000 K.G. Dit betee- kent, dat slechts wagens met rO.OOO K.G. draagver mogen zullen worden toegelaten. Als er geen tech nische bezwaren zijn, zou spreker het draagvermo gen willen opvoeren tot 20.000 K.G. De wagens van 10.000 K.G. laadvermogen toch zijn in den laatsten tijd reeds vervangen door wagens met 15.000 K.G. capaciteit. Tegenwoordig worden uitsluitend wa gens aangemaakt van 20.000 K.G. draagvermogen. De kleinere zullen successievelijk worden afge schaft. Spreker zou daarom in overweging willen geven den weg en de bruggen aan te leggen, bere kend op wagens met 20.000 K.G. draagvermogen. De heer Beekhuis zegt: Een volksgezegde is: alle uren een lepel, dan zal de patiënt wel genezen, indien hij niet vóór dien tijd dood gaat. Het is nu Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Juni 1917. 181 de vraag, of onze patiënt, de tram, door het lepeltje dat hem lieden wordt toegediend, den kant der ge nezing opgaat of dat de dood er door wordt ver haast. Spreker wil in geen enkel opzicht onderdoen bij den lteer Peletier in het toezwaaien van lof voor hetgeen door Burgemeester en Wethouders is ge daan. Ah spreker de correspondentie van Burge meester en Wethouders met de maatschappij over de laatste jaren leest, dan gelooft hij dat Burge meester en Wethouders zich op het ééne goede standpunt hebben geplaatst, nil. dit, dat er wel de gelijk een overeeukomst bestaat tusschen de Maat schappij en de gemeente, al blijft men afhankelijk van de goedkeuring van den Minister. Spreker moet dan ook opkomen tegen de opvatting der Maatschappij, dat er tusschen haar en de gemeen te niets bestaat. Het gaat dan ook niet aan te luis teren naar de eischen, welke de Maatschappij ons stelt. Spreker vreest dat de patiënt van het nu toe gediende lepeltje niet veel beter zal worden. Burgemeester en Wethouders komen nu alleen met de voorwaarden voor de toekenning van het renteloos voorschot bij den Raad. W aarom, vraagt spreker, hebben zij niet de geheele zaak ineens aangebracht. De onderhandelingen, voor en na niet de Maatschappij gevoerd, maken spreker huiverig. Hij vreest toch dat, als de nu in behandeling zijn de zaak klaar is, men weer over iets anders zal struikelen. Daarom liad spreker liever de geheele zaak ineens afgehandeld. De Maatschappij kon zich dan ineens over de geheele zaak uitlaten. Als de overeenstemming is verkregen omtrent het renteloos voorschot, zal de Maatschappij mis schien bij de concessievoorwaarden weer terug krabbelen. Spreker meent bovendien, dat de split sing tusschen de voorwaarden op zeer willekeurige wijze heeft plaats gehad. Spreker kan er geen logi sche gedachte in vinden, waarom eenige artikelen wel, andere niet worden behandeld. Hij vindt in de splitsing geen vaste lijn. Als voorbeeld wijst spre ker op de oude voorwaarde van art. 6, 3e lid, waar staat: de concessionaris moet enz. Waarom wordt dit niet nu behandeld en wel wat voor brug de gemeente zal bouwen en wat zij aan de een of andere straat zal doen. En zoo zijn er meer te noemen. Als spreker de correspondentie leest, ziet hij dat de Maatschappij geëindigd is met aan Burgemeester en Wethouders te zeggen, dat zij natuurlijk niet zal influenceeren op het initia tief der Gemeente omtrent de te stellen voorwaar den, maar dat zij het Burgemeester en Wethouders gemakkelijk wil maken door hun concept-voor waarden toe te zenden. Die, hun door de Maat schappij voorgelegde concept-voorwaarden hebben Burgemeester en Wethouders tot leiddraad ge diend. j Spreker had liever de oude voorwaarden genou- den, want de nieuwe wijken wel is waar niet zoo heel' veel af van de oude, maar hier is een zinsnede, daar een woord uitgevallen, wat aan een contract een geheel andere beteekenis en een groot verschil van opvatting kan geven. Spreker vraagt of het met verstandig zoude zijn alle voorwaarden tegelijk met de Maatschappij te bespreken en daarop dan de voorloopige goedkeu ring van den Minister te vragen. Dan zal de Raad en dit lijkt spreker veel practischer alles tege- lyk kunnen behandelen. De Voorzitter wijst er den heer Peletier op, dat de bepaling omtrent het draagvermogen van de wagens al in de oude voorwaarden stond. Burge meester en Wethouders hebben m het algemeen niet getracht nu meer te krijgen dan was bepaald.. Spreker vindt het moeilijk om van den kant der ge meente te eischen dat de weg wordt aangelegd voor wagens van een grooter draagvermogen. Bur gemeester en Wethouders zouden kunnen vragen of er, met het oog op de veranderde tijdsomstandig heden ook aanleiding is om zulks te doen. Als het belang der Maatschappij dat meebrengt en spr. ziet niet hoe de belangen van gemeente en Maat schappij hier tegenstrijdig kunnen zijn zal zij wel niet nalaten den weg enz. op die wijze in te richten. Spreker wil in overweging geven de dooi den heer Peletier bedoelde vraag aan de Maat schappij te stellen. De heer Peletier vindt dit punt van zooveel be lang, dat hij op een ander punt wel wat toeschie telijker zou willen zijn om dit erdoor te halen. Spreker beschouwt het als een uitsluitend belang voor Leeuwarden en niet voor de Maatschappij. Het zal dikwijls voorkomen, dat fabrikanten of handelaren bijv. aan het Vliet, 20 tons wagens zul len ontvangen en die zullen, als er maar 10 tons mogen worden toegelaten, niet kunnen worden doorgevoerd. Spreker vindt het noodzakelijk dat er op wordt gelet. Hij kan zich echter wel vereenigen met het denkbeeld om deze kwestie bij wijze van een vraag te stellen. De heer Koopmans zegt dat, waar hier sprake is van wagens grooter dan 10 ton, dit alleen te pas komt bij art. 8, bij de brug over het Vliet. Nu heeft de gemeente op zich genomen die brug te bouwen, dus ligt het aan haar of daarover zwaarder wagens dan van 10.000 K.G. kunnen worden vervoerd. Spreker acht het niet bezwaarlijk de brug zwaar der te bouwen. De Voorzitter: „er is sprake van bruggen^ en de bepaling slaat dus ook op de brug over het Kanaal, die de Maatschappij bouwt." De heer Beekhuis: „ik geloof dat u zich vergist. Het staat in art. 8, nieuwe voorwaarden." De Voorzitter: „voor de brug over liet Nieuwe Kanaal geldt, krachtens de oude overeenkomst, de zelfde eisch. Omdat dit reeds vast stond is dat hier niet meer opgenomen." De heer Koopmans vraagt zich af of, indien men de bruggen, ook die over het Kanaal, zwaarder gaat bouwen dan noodig is voor wagens jan 10.000 K.G. lading het ook niet noodig zal zijn, weg en werken eveneens zwaarder te bouwen. Men komt ■daarmede dan op geheel ander terrein en het zal noodig zyn zich daarover te vergewissen De Voorzitter kan niet inzien dat het belang der Maatschappij niet samenloopt met dat der gemeen te en dat van de Staatsspoor. Hij meent dat de maatschappij den weg wel zoo zal bouwen, dat de gebruikelijke wagens erover kunnen worden ver voerd. De heer Peletier: „wat gebeurt er als de zware wagens niet mogen worden toegelaten! De S. S. vervoert de goederen tot Leeuwarden. Dan wordt overgeladen en moet dus twee maal vracht worden betaald. De doorvoervracht is het goedkoopste, het- o-een meer klemt voor den ontvanger dan voor den vervoerder." Spreker meent dus dat het wel m het belang van de gemeente is om de aandacht van de Maatschappij op deze zaak te vestigen. De Voorzitter: „het belang van de spoorwegen is een goedkoop vervoer. De concurrent is het vervoer te water. Ik begrijp niet dat Me Maatschappij den weg zoo zal maken, dat het meest gebruikt wordend type van wagens niet kan worden vervoerd.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1917 | | pagina 4