194 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Juli 1917.
De heer Dijkstra kan zich met het voorstel niet
vereen! geil. In de eerste plaats niet omdat spreker
in 't algemeen niet is voor het verknopen van- ge
meentegrond. Doch in dit speciale geval komt daar
nog iets bij. Dit, dat spreker het daar niet wil dicht-
bouwe-n. Niet, dat spreker den toestand daar wil
houden zooals zij op het oogenblik is, maar in elk
geval moet de ruimte daar blijven.
Spreker heeft uit de toelichtingen tot het voor
stel vernomen, dat Burgemeester en Wethouders
in overleg zijn getreden met. het rijk, wiens eigen
dom een gedeelte van dien grond is. Het rijk is niet
genegen den grond te verkoopem, maar wil er een
plantsoen aanleggen. In 't belang van hen, die daar
wonen, en met het oog op de luchtverversching in
die dichtbebouwde kom, acht spreker het beter, dat
het bestaande plantsoen blijft. Beter nog is het, dat
het geheele stuk in een nieuw plantsoen wordt be
trokken. Daar is wel iets moois te stichten, en dat is
ook niet onverschillig voor de menschen die in het
armhuis aldaar wonen. Dat zou een mooi zitje kun
nen worden voor deze menschen die in; een toestand
zijn waar niemand naar verlangt.
Het natuurschoon in Leeuwarden mag eerder
wat aangevuld, dan dat men het doet verdwijnen.
Zoo 't nu is tusschen het Paleis van Justitie en
„de Harmonie" kan het niet blijven, maar in over
leg met het rijk is er wel wat goeds te maken.
De heer van Sloterdijck heeft intusschen de ver
gadering verlaten.
De heer Fransen merkt op, dat het advies van de
Commissie voor Openbare Werken niet eenstem
mig was. Spreker is geen vriend van bebouwing
van open ruimte in de bebouwde kom. Wat de bouw
zelve betreft, tusschen den door het rijk af te slui
ten tuin en de bebouwing komt een smalle straat.
Spreker gelooft niet dat deze bouw uit het oogpunt
van bouwkunst tot zijn recht zal komen. Ook ver
wacht spreker dat de verkoop niet zal meevallen,
wat aangaat de opbrengst.
Maar in 't algemeen is spreker tegen bebouwing
van open ruimte in de stad, en hij acht het niet
in> 't belang van de gemeente om dat terrein thans
te bebouwen. Voor een beschutte tuin, zooals de
heer Dijkstra zich voorstelt, is liet daar veel te
klein, Behoorlijk groen, dat is voldoende. In de
Commissie voor Openbare Werken heeft spreker
deze concessie gedaan, dat hij by een eventueel hoo-
ge koopsom, maar meer nog bij een goede teeke-
ning van het te stichten gebouw misschien zou
kunnen meegaan, maar bij nader inzien moet hij
ook nog hierop terug komen en zal niet meegaan
met het voorstel.
De heer Peletier had zich, toen hij nog van; de
toelichting tot het voorstel geen kennis had kunnen
nemen, afgevraagd, welke motieven Burgemeester
en Wethouders ertoe gebracht zouden kunnen heb
ben om met dit voorstel te komen. Misschien, zoo
was zijn gedachte, is een aanbieding gevraagd, of
wordt een flinke prijs geboden. Dan kon spreker
zich eenigszins voorstellen, als daar een prachtig
monumentaal gebouw in harmonie met de omge
ving, zou komen, dat voorgesteld wordt, daarop in
te gaan. Maar, nu dat niet het geval is, nu men nog
moet zoeken naar een kooper, nu kan spieker niet
met het voorstel meegaan.
De toestand dient daar evenwel wel te worden
verbeterd. De aanwezigheid van het urinoir daar is
een bezwaar; beter is het dat te verplaatsen dichter
naar de gracht, Dat verbetert den toestand daar al
veel.
De heer Oosterhoff merkt op, dat hij door afwe
zigheid aan de voorbereiding- van dit voorstel niet
heeft meegewerkt. De motieven die er toe hebben
geleid, kent spreker dus niet anders dan uit het
prae-advies. Op deze wijze, zeggen Burgemeester
en Wethouders, zal een aanmerkelijke verbetering
worden verkregen, 't Zijn dus aesthetische overwe
gingen, die Burgemeester en Wethouders geleid
hebben tot hun voorstel. Maar dan had spreker het
ook gewemscht gevonden om de Schoonheidscom
missie er in te kennen, 't Betreft hier een veran
dering in het aspect van een geheel stadsgedeelte;
iets dat nog van meer belang is, dan het uiterlijk
van een speciaal gebouw.
Wat het voorstel zelve betreft, zou spreker, als
men tot verkoop overging, liever liet oorspronke
lijke plan van den Directeur van Gemeentewerken
hebben (verkoop van 700 M2.) dan het voorstel van
Burgemeester en Wethouders (verkoop van 900
M2.). Bij dit laatste toch komt er aan de eene zijde
een straat terwijl aan de andere zijde tegen de
Harmonie aan gebouwd wordt. Dat acht spreker
een misstand; ook aan dien kant moet eendge ruimte
overblijven, hetgeen wordt verkregen door het eer
ste plan. Daar geeft spreker dus de voorkeur aan.
De heer Beekhuis is van oordeel, dat de tegen
standers van het plan wel wat overdrijven. Men
spreekt van het volbouwen van een tuin, en van
de sloppen en stegen in de omgeving. Spreker acht
zulks overdreven.
De laatste spreker heeft het. voorgesteld alsof de
achterkant van de Harmonie zoo'n prachtig-gezicht
oplevert. In spreker's oog is dat gedeelte juist lee-
lijk en hoe dichter men tegen de Harmonie bouwt
om dat gedeelte, te maskeeren, hoe beter, natuurlijk
met. behoud van de no-odige ruimte.
Het komt spreker voor, dat als men de feiten, re
duceert tot lmn ware grootte, dan is 't eigenlijk
niets anders dan dit: misschien kunnen wij daar
een monumentaal gebouw krijgen, en brengt dit
aan de gemeente heel wat geld in kas. Een finan-
cieele onderneming is het alzoo in hoofdzaak, en
als men daar ter plaatse een monumentaal gebouw
krygt, dan acht spreker de opofferingen voor de
gemeente niet zoo heel groot. Het denkbeeld van
den heer Oosterhoff om de Schoonheidscommissie
hier nog over te hooien, lacht spreker wel toe. Op
pervlakkig beschouwd, komt het hem evenwel voor,
dat het heel wel is te probeeren. De Baad houdt
toch alles nog in handen, en kan later nog beo-ordee-
len, hoeveel geld er voor komt, en of dat maakt,
dat de opofferingen gewettigd zijn.
De heer Vonck veroorlooft zich, misschien voor
de allerlaatste maal, met Burgemeester en Wet
houders van meening te verschillen. Het voorstel
heeft spreker bevreemd, omdat het ingaat tegen
het gewaardeerde streven van den Burgemeester
om de stad te verfraaien, waar hij daar kans toe
ziet. pat een hier te stichten gebouw strekt tot ver
fraaiing wil er bij spreker niet in. Hij zou het be
jammeren indien liet plantsoen voor enkele honder
den guldens werd opgeofferd en hoopt, dat de
raadsleden dit gevoelen zullen de-elen.
De heer H. P. de Haan zal, na de verkregen in
lichtingen, vóór het voorstel stemmen,, omdat hier
mede slechts in beginsel wordt beslist. De zaak
komt altijd weer in den Raad, en alleen wanneer
dan een bepaald voorstel aan de alsnog te stellen
eischen van welstand zal voldoen en de te betalen
prijs geheel naar genoegen is, zal er voor hem aan
leiding kunnen zijn daarop in te gaan.
De heer Hiemstra komt er tegen op, dat men hier
zou hebben te doen met een beginselbesluit. Is dit
Verslag van de handelingen van den gemeentera;
besluit genomen, dan wordt liet terrein verkocht.
Dan heeft de Baad eenmaal gezegd: wij hechten
aan dat plantsoen niet veel-, en dan wordt het bouw
terrein. En dan kan men bet niet om een klein ver
schil in den prijs laten overgaan. De beteekenis van
een besluit in den zin van het voorstel is dus, dat
het plantsoen, er weg gaat. Spreker raadt aan, dat
men zich niet laat vangen door een beginselbesluit,
maar -dat men kiest tusschen plantsoen of bebou
wing.
De Baad zou een eigenaardig figuur maken,
meent spreker, dat, waar hij indertijd een bod van
40.000 voor het terrein vóór Amicitia afwees, hij
nu dit terrein zou afstaan. Men mag toch niet aan
nemen dat het belang van Amicitia toen gegolden
heeft!
Nu moet het belang van de omwonenden gel
den, en van hun behoefte aan licht en lucht. Men
zou hun heel wat licht en lucht ontnemen, als men
op het voorstel inging.
De Voorzitter noemt bet een verzuim, dat de
Schoonheidscommissie over het voorstel niet is ge
hoord. Wil men 't advies van die commissie, dan
stelt spreker voor, de verdere behandeling voor-
loopig uit te stellen.
De heer Hiemstra is daar niet voor. Als wij niee-
nien, dat er geen aanleiding is, om het plantsoen er
weg te nemen, dan is er, meent spreker, ook geen
reden om de Schoonheidscommissie te hooreii.
Eerst als de Baad besluit dat er verandering zal
komen, kan advies worden gevraagd.
De Voorzitter. „Neen, we moeten eerst advies
vragen; niet daarna."
De heer Peletier merkt op, dat de Schoonheids
commissie b.v. ook met heel andere plannen zou
kunnen komen, die tot verbetering van, den toe
stand daar kunnen leiden.
De beraadslaging wordt gesloten en met alge-
meene stemmen besloten de verdere behandeling
van het voorstel aan te houden, om -eerst liet advies
der Schoonheidscommissie te vragen.
8. agenda no. 9). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om hen te machtigen op het nader daarvoor
gunstig geoordeelde tijdstip uitvoering te geven aan het
plan voor de stichting van een openhaar slachthuis op
de kadastrale perceelen gemeente Leeuwarden, sectie G.
nos. 3676 en 4775 en gemeente Huizum, sectie A. no.
825 (bijlage no. 23).
De beraadslaging wordt geopend.
De lieer Peletier erkent dat een openbaar slacht
huis in onze moderne samenleving burgerrecht
heeft verkregen, maar daarmee is niet gezegd, dat
het gewettigd zou zijn, om op alle plaatsen een
openbaar slachthuis in te richten. Zulks is afhanke
lijk van plaatselijke toestanden en anderszins. De
vraag is, of voor Leeuwarden niet andere zaken,
die een plaats tot een moderne stad kunnen stem
pelen, den voorrang zouden moeten genieten.
Voor -spreker hangt de vraag of hij voor e-en
openhaar slachthuis zal kunnen stemmen af van
de vraag of het de gemeente veel of slechts weinig
zal kosten. Spreker vernam in 1913 reeds van wet
houder Komter dat het de bedoeling was, dat het
aan de stad geen geld zou kosten En dat stand
punt, hetwelk spreker toen deelde, is ook nu nog 't
zijne. Wil spreker -dus aan een voorstel zijn stem
geven, dan moet het geen of weinig geld kosten
aan de gemeentekas-, en hieromtrent heeft men
thans geen juist overzicht. Daarom stelt spreker
van Leeuwarden van Dinsdag' 10 Juli 1917. 195
voor dit voorstel aan te houden tot tijd en wijle
- zegt spreker wij -over de cijfers kunnen oor
deel-ent De cijfers die nu gegeven zijn, kunnen niet
ter zake dienen, 't Bapp-ort is drie jaar geleden op
gesteld.
Spreker coucludeert dus, dat Burgemeester en
Wethouders het voortstel zullen terugnemen, tot er
cijfers kunnen worden gegeven-, waar men eene
exploitatie-rekening op kan baseeren. Bovendien,
meent spreker, is bij -de thans -opgezette exploitatie
rekening ook niet voldoende rekening gehouden
met afschrijvingen op installaties -en machinerieën.
De Voorzitter. „Dat kunnen, we voorloopig laten
rusten. Laten we eerst de vraag van uitstel behan
delen."
De heel Peletier wil dus aanhouding tot tijd en
wijle werkelijk met bouw en inrichting kan worden
aangevangen.
De Voorzitter merkt op, dat de afschrijvingen
zijn berekend naar den maatstaf: 2 pCt. op gebou
wen, en 5 pCt. op machines-. Dat is naar de afschrij-
vingstheorie bij de Duitsche slachthuizen.
De heer Peletier: „Het is niet voldoende."
De Voorzitter verklaart zich voor een kort uit
stel van b.v. 14 -dagen; 't betreft hier een belang
rijk voorst-el, dat echter geen bijzondere haast heeft,
en waarvoor de tijd van onderzoek wel wat kort
was. Ook voor spreker persoonlijk is- dit uitstel wel
kom, omdat zijn aanteekenimgen op de secretarie
zoek geweest zijn, waardoor hij weinig tijd had om
ze te bestude-eren.
Evenwel meent spreker, dat men, nu wel in be
ginsel kan uitmaken, of men met deze plannen mee
gaat of niet. Dat is beter dan een aanhouding op
langeren termijn overeenkomstig het vo-orst-el-
P-eletier. Dat zou hierop neerkomen, dat de hee-le
zaak werd aangehouden tot na den oorlog. Spreker
zou dat jammer vinden. Als men -een slachthuis in
beginsel wil, dan zal men dit niet laten om enkele
duizenden guldens meer. Men kan nu de plannen
beo-ord-eelen, en wat die kosten, moet het kosten.
Als men liet plan niet te groot en geen overdreven
eischen er in vindt, dan zal m-en straks tot den
bouw moeten overgaan, en niet op enkele duizen
den guldens bouwkosten meer -of minder zien.
Dan kunnen Burgemeester en Wethouders inr
middels verder gaan terwijl men eventueel omtrent
het juiste bedrag nog de goedkeuring van den Baad
zal kunnen vragen.
De heer Beekhuis merkt op dat in het voorstel
zelve staat: ,,'t nader te bepalen tijdstip", 't Lag
dus in 't voorstel van Burgemeester en Wethou
ders zelve dat niet direct met de uitvoering zal wor
den begonnen.
Spreker zelf kan zich heel best vereenigen met
een-ig uitstel, en hij wil zelf ook op een punt ingaan
dat misschien tot eenig uitstel zal moeten leiden.
Spreker wyst op de volgende passage in de toelich
ting: „Gelijk nog een nadere bij de stukken gevoeg
de teekening aantoont, is de plaatsing van het com
plex gebouwen aldus gedacht dat de gemeente
grens er doorheen loopt." Dit heeft, aldus zeggen
Burgemeester en Wethouders, het voordeel, dat
daardoor, ook in. Le-euwarderadeel, een slachtver
bod op grond van art, 4 3a der Hinderwet kan wor
den uitgevaardigd.
Spreker heeft zich afgevraagd, of dat zoo zal
kunnen gaan zooals Burgemeester en Wethouders
het zich voorstellen, Spreker zou eerder mee-nen,
dat dit punt moest vallen -onder art. 120 van de Ge
meentewet, ill. eene regeling die twee gemeenten