220 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Augustus 1917. dat tegen de onteigening door belanghebbenden geeue bezwaren zijn ingebracht; gelet op de artikelen 77—83 der Onteigenings wet en de bovengenoemde stukken alsmede op de adviezen van de Gezondheidscom missie, gegeven bij brieven van 29 September 1915 en 22 Januari 1916; besluit: I. tot aankoop van het perceel gelegen aan de Wissesstraat, kadastraal bekend gemeente Leeu warden Sectie A no 11, bergplaats, groot 30 c.A. van H. Horensina te 's-Gravenhage, voor de som van vijfhonderd vijftig gulden 550.met bepa ling dat de kosten op de overdracht en de levering vallende, alsmede die van de levering van een no tarieel afschrift der koopakte voor het gemeente archief door de gemeente worden gedragen; II. in- het belang der volkshuisvesting ten name van de gemeente Leeuwarden de onteigening uit te spreken van de perceelent ten kadaster bekend ge meente Leeuwarden, Sectie A no. 58 als huis, groot 24 c.A., voor de helft toebehoorende aan Dirk Kleisma alhier, en Sectie A no. 1600, als huis en erf, groot 34 c.A., toebehoorende aan W. Fransen Jz., alhier; III. te bepalen, dat het besluit sub II vervalt, wanneer de onteigening niet bij den rechter is aan gevraagd binnen één jaar na de dagteekening van de Staatscourant, waarin het Koninklijk besluit, bedoeld in art. 86 der Onteigeningswet, is opge nomen. De beraadslaging wordt geopend. De heter Fransen zegt dat het voorstel van Bur gemeester en Wethouders begint met: „Bij Uw besluit van 27 Juni 1916 no. 1823/236 is „de wenschelijkheid uitgesproken om in het belang „der volkshuisvesting verbetering te brengen in „den woningtoestand aan den Wissesdwinger, en „ons college gemachtigd om, ten einde het ontwor- „pen bouwplan te kunnen uitvoeren, pogingen- in „het werk te stellen om door minnelijken aankoop „de vrije beschikking te verkrijgen over de aldaar „gelegen, aan particulieren behoorende gebouwen „en ongebouwde eigendommen." Spreker nu is van meening, dat Burgemeester en Wethouders zeer- eigenaardig hebben gehandeld ten opzichte van perceel no 38, eigenaars de heeren Klamstra en Kleisma. Indertijd hebben Burge meester en Wethouders voor de woning 350 gebo den. Later scheen men daar berouw van te hebben en toen is voorgesteld drie taxateurs te benoemen. Een door de gemeente, een door de betrokkenen en een derde door tie twee taxateurs te zanien of door den kantonrechter. Die drie taxateurs hebben de woning eenparig op 450 geschat. Doch toen zijn Burgemeester en Wethouders weer gekomen met de vraag of de eigenaars de woning voor 350.— wilden missen. Een der eigenaars is erop inge gaan. Die heeft daar misschien een bijzondere re den voor. Waar echter drie deskundigen eenparig een prijs van 450.hebben getaxeerd, meent spreker dat die prijs ook moet worden betaald. De heer Kleisma wil nu die 50 meer. En nu vindt spreker het niet de moeite waard om daarvoor eene onteigeningsprocedure te beginnen, te meer, daar naar recht en billijkheid de getaxeerde prijs moet worden betaald. Spreker wil den Raad dan ook in overweging geven het deel van Kleisma voor 225 te koopen. De Voorzitter doet opmerken, dat de mededee- ling van den heer Fransen op één punt onjuist is. 350.toch is de vraagprijs geweest. Toen de schatters de woning hooger hebben geschat, heb ben Burgemeester en Wethouders geboden wat.ge vraagd is. Dit is een groot verschil met wat de heer b ranscn zegt. Burgemeester en Wethouders heb ben getracht de woning zoo goedkoop mogelijk te krijgen. En, waar 350.werd gevraagd, achtten zij zich niet gerechtigd moer te bieden. De heer Fransen zegt dat het mogelijk 'is dat hij niet juist is ingelicht. Als er evenwel voor eeu pand eeu zeker bedrag wordt gevraagd en men gaat daar niet op in, doch benoemt taxateurs, dan ligt het in den aard der zaak dat heide - partijen zich hij de uitspraak dier schatters neerleggen. Een onteigeningswet aan te vragen om J 50.verschil acht spreker niet goed en ook na dcc lig in dit ge val voor de gemeente. i! De Voorzitter herhaalt dat de overweging is ge weest; van Burgemeester en Wethouders, dat zij niet meer behoefden te geven dan gevraagd werd. De taxatie geschiedt om een maatstaf te hebben. De heer Fransen: „als de gemeente eerst de wo ning niet accepteert en zij benoemt taxateurs, dan is het de gewone regel dat de getaxeerde waarde wordt betaald." De heer Berghuis (Wethouder) zegt dat er een misverstand bestaat. De vraagprijs is niet gewei gerd. Alle perceelen zijn getaxeerd omeenige zeker heid te hebben. Toen nu de taxateurs den vraagprijs niet te hoog vonden, wilde de gemeente de woning wel accepteeren. De deskundigen hebben de ge meente ingelicht. Van eene weigering is geen sprake. De heer Fransen: „ik beschouw het als eene wei gering wanneer iemand, hij een aanbod om te koo pen zegt: ik wil het pand laten taxeeren,". Sprekers grootste bezwaar evenwel is dat er om 50.— een onteigeningswet zal worden aangevraagd. De heer Djjkstra heeft op 10 Juni onmiddelijk gezegd dat hij het eigenaardig vond, dat de eene eigenaar, Klamstra, wel, de andere, Kleisma, niet genegen was het boel te accepteeren. Misschien heeft Klamstra er een bijzondere, reden voor om het wel te doen, maar spreker kan zich wel voor stellen, dat Kleisma, waar alle drie taxateurs de waarde schatten op 450.voor zijn helft 225. wil ontvangen. Spreker kan zich bij don heer Fran sen aansluiten en wil ook geen extra kosten maken voor een kleinigheid. Klamstra moet het zelf we: ten als hij met 175.tevreden wil zijn, Kleisma heeft het recht te weigeren. De heer Tulp kan zich levendig indenken; dat de gemeente, als alle woningen zijn getaxeerd, de vraagprijs biedt. Als het evenwel eene weigering is. om op dien prijs in; te gaan, zooals de heer Fran sen zegt, dan moet de getaxeerde waarde worden betaald. Zijn alle woningen getaxeerd, dan kan spreker zich wel met het voorstel vereenigen. De Voorzitter zegt dat alle woningen getaxeerd zijn en dat het niet zeker is dal de helft van Ivleis- ma's woning voor 225.te krijgen is. De heer Fransen: „die krijgt u er wel voor". De Voorzitter zegt dat Burgemeester en Wethou ders daaromtrent niets hebben gehoord. Spreker stelt voor naar aanleiding van liet gesprokene eerst te probeeren of dit het geval is en overigens het voorstel aan te nemen. Verslag, van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Augustus 1917. 221 Met algemeene stemmen wordt dienovereenkom stig besloten. De heer Fransen heeft zich van medewerking tot dit besluit onthouden. 8 agenda no. 10). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van het raadsbesluit van den 13 Augustus 1.916 no. 354 Rjl76, zooals dat is gewij zigd bij besluiten van 14 November 1916 no. 522 li]244 en 28 December d.a.v. no. 417.9/300, betreffende het verleenen van steun aan de „Woningvereeniging Leeu warden" voor hare bouwplannen nabij den Oostersingel (bijlagen nos. 33 en 43 van 1916 en no. 25 van 1917). Met algemeene stemmen, wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders. 9 (agenda no. 11). Voorstel der Commissie ad hoe voor de verplaatsing enz. van het tehuis voor dakloo- zen, om van de vereeniging „de Philantroop" aan te koopen het perceel aan den Groninger straatweg, kadas traal bekend gemeente Leeuwarden, sectie F. no. 2713, als huis, schuur en erf, groot 19 A., 10 cA. Dit voorstel luidt als volgt: De commissie ad hoe, benoemd bij raadsbesluit van 11 Januari 1916, tot het onderzoeken van en casu quo doen van voorstellen betreffende ver betering of verplaatsing van het tehuis voor dak- loozen, had zich met de vereeniging „de Pliilan- throop" alhier in verbinding gesteld tot lret verkrij gen van een regeling, waardoor liet mogelijk zou zijn de gemeentelijke zorg met betrekking tot het dakloozenvraagstuk onder zekere voorwaarden aan die vereeniging op te dragen, met opheffing van haar instelling voor wat betreft de reclasseering van gestraften, voorwaardelijk in vrijheid gestel- den en degenen, die dreigen te worden opgezonden naar een rijkswerkinrichting. Overeenstemming was nagenoeg verkregen, toen de mededeeling in kwam, dat krachtens besluit van de laatste leden vergadering tot geheele liquidatie van de instelling en tot ontbinding van de vereeniging zal worden overgegaan. Hieraan was toegevoegd, dat het be stuur, met het oog op de reeds gevoerde onderhan delingen, alvorens de zaak verder af te wikkelen, de gemeente in de gelegenheid wenscht te stellen de gebouwen, zooals zij er staan, met den volledigen inventaris, machine enz. over te nemen voor een bedrag van ten hoogste 7500. Waar er ook een gegadigde is, wordt een spoe dige beslissing gevraagd. Uwe Commissie is van oordeel, dat de gevraagde som billijk is, al dient er bij gevoegd te worden, dat een gedeelte van den grond bezwaard is. met een grondrente van 100.'s jaars, wat, berekend naar den penning 20, de koopsom met 2000.— ver hoogt. Doch ook dan nog meent de Commissie 1 te moeten raden tot den aankoop over te gaan. Dit is-, naar werd medegedeeld', eveneens het gevoelen van Burgemeester en ethouders. Het geheel, ter grootte van 19 A. 10 c.A., omvat, behalve den grond, een flinke burgerwoning (direc teurswoning), een hoofdgebouw met 0.111. beneden een conversatiezaal en boven een slaapzaal, en een afzonderlijk staande werkplaats met zolder en open terrein. Na den aankoop kan te zijner tijd een beslissing worden genomen omtrent de wijze van exploitatie als tehuis voor dakloozen. Daarbij zal dan. tevens uitgemaakt kunnen worden of verbouwing en uit breiding daartoe noodig is. Uwe Commissie heeft de eer 1 thans voor te stellen onder mededeeling dat zij overigens in zake het dakloozenvraagstuk diligent blijft te besluiten: van de Vereeniging „de Philantliroop", geves tigd te Leeuwarden voor de som van ten hoogste zeven duizend vijf honderd gulden 7500) aan te koopen het perceel, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, sectie F no. 2713, als huis, schuur en erf, groot 19 A„ 10 c.A., bezwaard, wat het in dat perceel opgenomen gedeelte, destijds kadastraal hekend alsvoren no. 2321, groot 13 A. 60 c.A., be treft, met eeu grondrente van 100 's jaars ten voordeele van Tjerk Gosliga, onder de voorwaar den welke aannemelijk zullen worden geacht. De beraadslaging wordt geopend. De lieer Tulp kan zich niet met het voorstel ver eenigen. Hij heeft in het voorstel niet kunnen lezen, dat de bezwaren, welke voor drie jaren golden, nu zijn opgeheven. Spreker meent dat dezelfde be zwaren nog bestaan en zal tegen stemmen. De lieer Fransen zegt dat de Raad nu voor de tweede maal voor een zelfde feit wordt geplaatst. Een raadscommissie niet de opdracht een bepaalde zaak te onderzoeken en daarvan een rapport aan den Raad over te leggen, komt niet met een rap port maar met een voorstel om een pand te koopen wat later misschien voor dat „plan" zal kunnen die nen. De Raad zal moeten beslissen om een pand aan te koopen, terwijl de bestemming ervan niet bekend is. Met den aankoop van liet hotel Weidema was dit ook zoo. Misschien komt de badinrichting er nooit. Bij de bestrijding van dien aankoop vond spreker den Voorzitter van den Raad aan zijn zijde, nu misschien niet. Zoo koopt de gemeente nu dit, dan dat pand, zonder dat het ooit wordt gebruikt. Spre ker wil niet meewerken tot aankoop van, een pand zonder dat de commissie een plan aangeeft. De heer Peletier hoort dat de heer Tulp zegt dat dezelfde bezwaren tegen den aankoop bestaan als voor drie jaar. Het hoofdbezwaar van toen was de kwestie van het toezicht. Bij het voorstel van Burgemeester en Wethouders was, spreker was dit ook van meening, het toezicht zeer gebrekkig, on voldoende. De bedoeling der commissie is echter spoedig met een voorstel te komen, waaruit zal blijken, dat er aan het toezicht niets mankeert. Bij enkele leden bestond destijds bezwaar tegen liet hebben van een dakloozen-tehuis daar ter plaatse. Dat bezwaar bestaat nog, maar het wordt, naar de meening der commissie, geneutraliseerd door de omstandigheid dat liet gebouw, als de gemeente liet niet koopt, zal worden geëxploiteerd door eene in stelling welke zich daartoe reeds heeft kenbaar ge maakt en waardoor het vast staat, dat in ieder ge val het gebouw zal worden bestemd om mensehen te huisvesten van minder gehalte dan dakloozen. Het zal dan eene reclasseringsinrichting worden in optima forma. Dit is, meent spreker, een argu ment van belang. Dat de commissie niet met een omlijnd voorstel is gekomen, is een gevolg van liet feit, dat het bestuur van „de Philantliroop heelt medegedeeld, dat het de instelling onmiddellijk wil likwideeren en er dus spoedig beslist moet worden, te meer, daar er een gegadigde is. De commissie zal dan ook, als het gebouw wordt aangekocht, bin nenkort met voorstellen komen. De heer Fransen meent dat het motief van den heer Peletier geen steek houdt. Men wil eene reclas- seeringsinrichting keeren, maar als die commissie een perceel grond koopt naast dit pand, staat die

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1917 | | pagina 4