238 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 4 September 1917. legK'ir in het lands- dus in het algemeen belang v e r- mag en eene goede geoefendheid van het leger.is toch zeker een zaak van algemeen belang. De heer Fransen: 'het was een voorspel van eene begrafenis. De heer Schaafsma is door het antwoord van den heer Oosterhoff niet bevredigd. Hij is het niet met den wethouder eens. Vertooningen met vliegmachi nes, concoursen en veldspelen vallen toch z. i. wel onder het begrip openbare vermakelijkheden. Spre ker hoorde den heer Fransen bp interruptie zeg gen: het was het voorspel van eene begrafenis. De heer Oosterhoff zei dat het een demonstratie was in het algemeen belang. Spreker en zijne partijge- i mo ten zijn van meening, dat dergelijke demonstra ties dwars tegen het algemeen belang indruischen. En dit is niet alleen de opvatting der S. D. A. P., in breedte lagen der bevolking, staande buiten de S. D. A. P., heerscht de meening dat de populari seering van het leger in strijd is met het algemeen belang. Ook in die kringen wordt het besef wakker dat er naar algemeene ontwapening moet worden gestreefd. De heer Hieinstra meent dat er bij de uitvoering der verordening geen sprake is van algemeen be lang, maar dat uitsluitend moet worden gelet op het karakter der vertooning. Wat nu gebeurd is, klopt niet met de verordening. Spreker meent dat Burgemeester en Wethouders daarmee rekening hebben te houden en dat zij in deze verplicht wan u geweest de verordening toe te passen. Zij hebben met de kwestie of een dergelijke vertooning hun anti- of sympathiek is geen rekening te houden. De heer Oosterhoff (wethouder) heeft niet gezegd dat Burgemeester en Wethouders deze demonstra tie niet hebben belast omdat zij was in het alge meen belang, maar omdat zij van oordeel waren dat zjj niet kon worden gerangschikt onder de open bare vermakelijkheden. Dat er concoursen zijn ge houden is onjuist. Het was eenvoudig een demon stratie. De heer Beekhuis zegt niet te willen treden in eene beoordeeling van het. nuttige en wenschelpke van eene betooging als die van den legerdag. De een kan daar zus, de ander zoo over denken. Hij begrijpt echter niet dat iemand den legerdag kan rangschikken onder „openbare vermakelijkheid". Als zoodanig is hij niet bedoeld en is dat in werke lijkheid ook niet. Spreker is van meening dat Bur gemeester en Wethouders met hunne opvatting vol komen in hun recht staan en terecht geen belasting hebben geheven. De heer Fransen is in tegenstelling met de wet houder van meening dat de legerdag wel als een openbare vermakelijkheid moet worden beschouwd. Het was teest in de stad met een draaimolen en kramen by Amicitia De heer Beekhuis: „ook bij zendingsfeesten heeft men die". De heer Fransen: „het was feest en het be vreemdt mij dat er geen belasting geheven is. Tk had gedacht dat dit wel zou zijn gebeurd." De heer Schaafsma is liet met den heer Fransen eens. Er is op het terrein muziek gegeven. Het was wel eene openbare vermakelijkheid. Spreker meent dat ten onrechte is afgeweken van art. 4b der ver ordening. De heer P. A. de Haan wijst erop dat Burgemees ter en Wethouders zijn uitgegaan van de gedachte dat het een zaak van algemeen belang betrof. Daar over kan men van gedachten verschillen, maar ook voor tentoonstellingen, die ook het algemeen belang dienen, moet belasting worden betaald. Het komt spreker voor dat Burgemeester en Wethouders het wat ver hebben gezocht vrijstelling van belasting te verleenen in het algemeen belang. De heer Oosterhoff (wethouder) wijst erop dat tentoonstellingen, die worden gehouden ter bevor dering van een wetenschappelijk of ander algemeen belang, juist vrij zijn van belasting. De Voorzitter, er op wijzende, dat het eigenlijk mosterd na den maaltijd is, zegt verder: „De Raad heeft te kennen gegeven hoe sommige leden er over denken en dat is voldoende." Spreker sluit hiermede de interpellatie. De interpellatie is hiermede gesloten. VII. De Voorzitter verleent nu het woord aan den heer Hiemstra tot het stellen zijner vraag. De heer Hiemstra vraagt: Is het juist, dat sommige ingezetenen in de ge legenheid zijn gesteld, om brandstoffen op te slaan buiten de Distributieregeling om. Zoo ja, wordt hiermede niet gehandeld in strijd met die rege ling? Blijft het kwantum, dat deze ingezetenen in slaan, minus de hoeveelheid waarop zij volgens de Distributieregeling recht hebben, ter beschikking van de Brandstoffencommissie en zoo ja, welke waarborgen heeft deze commissie dat dit kwantum niet zonder hare toestemming wordt verbruikt? Spreker zegt dat hem ter oore is gekomen, dat sommige particulieren volop brandstoffen krijgen. Dit wekt ontstemming, omdat er ten opzichte van het brandstoffenvraagstuk ongerustheid bestaat. Men weet niet of men wat krijgt. Daarom wil spre ker gaarne worden ingelicht of dit juist is, omdat zulks, indien dit het geval ware, in strijd zou zijn met de belangen der ingezetenen. Spreker weet wel dat dit moeilijk is. Burgemeester en Wethouders staan buiten de kwestie, daar deze de brandstof fencommissie aangaat, die noch aan den Raad, noch aan Burgemeester en Wethouders verantwoording schuldig is. Spreker acht het liet best deze vragen in het open baar te stellen. In Utrecht wordt een blaadje uit gegeven waarin alles wordt medegedeeld wat met de distributie in verband staat. Dat zal hier wel moeilijk gaan. Spreker acht het echter aan te be velen dat het publiek zoo volledig mogelijk wordt ingelicht. De Voorzitter antwoordt dat de heer Hiemstra terecht heeft opgemerkt, dat Burgemeester en Wet houders buiten de brandstof-voorziening staan. Spreker staat er als wethouder geheel buiten, maar als waarnemend burgemeester is hij ook waarne mend voorzitter der brandstoffencommissie. Men kan wel begrijpen dat dit voor hem een moeilijke taak is. Het is het moeilijkste gedeelte van de waar neming van het burgemeesterschap. Spreker toch moet in een college als voorzitter optreden, terwijl hij van den gang van zaken niets weet. Hij hoeft nog slechts één vergadering bijgewoond en den in druk gekregen dat er ernstig en zoo eerlijk moge lijk wordt gewerkt. Het is daarom niet uitgesloten dat men soms een verkeerde werkwijze heeft. Spre ker, die niet voldoende op de hoogte is, kan daar over niet oordeelen. Hij heeft in verband met. de ingekomen vraag ge tracht eene vergadering te beleggen. Dat is hem Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 4 September 1917. 239 evenwel mislukt. Spreker kon de leden niet bij el kaar krijgen. Hy zal de vraag aan de commissie overbrengen, maar nog in het kort dit antwoord geven. Het is niet juist dat sommige ingezetenen in de gelegenheid zijn gesteld brandstoffen op te slaan buiten de distributieregeling om. Wel is aan sommige ingezetenen en instellingen toegestaan eene hoeveelheid turf op te slaan, maar die hoeveel heden staan niet buiten de distributie en blijven voor zoover zij boven de rantsoeneering komen ter beschikking van de brandstoffencommissie. Andere brandstoffen, als anthraciet, zijn niet geleverd. De betrokkenen zijn met de voorwaarden vooraf be kend gemaakt en gingen daarmee accoord. Spreker hoopt dat de lieer Hiemstra hiermede tevreden is gesteld. De heer Hieinstra begrijpt de moeilijkheid waarin de Voorzitter verkeert. Hij dankt hem voor het ant woord, waardoor tenminste eenig licht is verspreid. Spreker wil dan nog constateeren, dat hij niet den minsten twijfel heeft gekoesterd aan de eerlijkheid der commissie. Hij heeft de vragen alleen gesteld opdat de bevolking wete wat er gebeurt. Bevredigd is hij niet geheel. Hij vertrouwt echter dat meerder licht zal worden verspreid als de Voor zitter der brandstoffencommissie weer terug is. De heer Dijkstra begrijpt dat de Raad in een eigenaardige positie verkeert. De commissie staat buiten het gemeentebestuur, maar als de regeling aanleiding geeft tot moeilijkheden mag de Raad er zich wel mee bemoeien. Spreker heeft geconstateerd dat betrekkelijk waardelooze sponturf, die 3.50 kost en de mem- seheu de deur uit stinkt, voor 11.wordt gele verd. Spreker meent dat de distributieregeling er is om prijzenregelend op te treden. Zoo kan echter een woekeraar het ook. Er heerscht daarover ontstem ming en de brandstoffencommissie mag die kwestie wel onder de oogen zien. Spreker staat zeer scep tisch tegenover de verstrekking van anthraciet. Het is toch niet zeker dat er anthraciet zal worden ge leverd. Spreker hoopt dat er zooveel mogelijk open baarheid aan de zaak der brandstoffen voor zien ing zal worden gegeven- De heer de Vos was van plan een vraag te stel len. Op 17 Augustus j.l. zijn er door een schipper aan den Noordersingel 15.000 turven gelost De Voorzitter kan die vraag niet toelaten. Hij heeft op de vraag van de heer Hiemstra geant woord en kan niet toelaten dat verschillende leden nu met dergelijke verhaaltjes komen. Spreker is buiten de brandstoffencommissie, de heer de Vos ook. De heeren die bezwaren mochten hebben, ge lieven zich tot het algemeen distributiebureau te wenden. Spreker had den heer Hiemstra wel het zelfde antwoord kunnen geven, maar hij heeft dat niet gedaan omdat de heer Hiemstra zeer beleefd de vragen schriftelyk heeft gesteld, teneinde het publiek tevreden te stellen. Verdere besprekingen kan spreker niet toestaan. De interpellatie is hiermede gesloten. Niets meer te behandelen zijnde, sluit de oor- zitter de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1917 | | pagina 8