ti Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Januari 1918.
warden, voor de som van zes gulden vijf en zeventig
cent 6.75) en overigens op de bepalingen der gel
de 11 de liu u rovereenkomst
Met algemeene stemmen wordt besloten over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
0. (agenda no. 1) Voorstel van Burgemeester en Wet
houders om hen te machtigen in rechten de ontbinding
te vorderen van onderscheidene huurovereenkomsten
omtrent gedeelten van het perceel Groot Schavernek no. .9
en houten hulpuoningen aan den Poppemeg.
Dit voorstel luidt als volgt:
Eenige bewoners van door de gemeente ver
huurde weekwoningen zijn nalatig in de betaling
van de daarvoor verschuldigde huurpenningen, te
weten: J. J. Berger, J. Yos, G. van der Ley, K.
Witteveen, wed. J. Postma-Reekers en J. van
Wier, allen bewoners van een gedeelte van het voor
malig hotel Weidema, Groot Schavernek no. 9 en
K. Jelgersma en G. Draaisma, huurders van houten
hulpwoningen aan den Poppeweg.
Genoemde personen waren op 17 December 1.1.
achterstallig onderscheidenlijk 11, 13, 24, 19, 11, 19,
6 en 5 weken huur, tot een totaal bedrag van respec
tievelijk 33.—, 29.25, 24.—, 23.75, 33.—,
23.75, 13.50 en 11.25.
Aangezien de waarschijnlijkheid groot is, dat de
wanbetaling slechts het gevolg is van onwil der be
trokken huurders, dient de mogelijkheid te worden
geschapen om in rechten tegen hen op te treden.
Onder overlegging van het advies van den rechts
geleerden raadsman stellen wij U dan ook voor:
Burgemeester en Wethouders te machtigen om,
wegens wanbetaling van huurpenningen, voor den
rechter, zoowel in eersten aanleg als, indien noo-
dig, in hooger beroep en in cassatie, te doen eischen
dat de huurovereenkomst met J. J. Berger, J. Yos,
G. van der Ley, K. Witteveen, wed. J. Postma
Reekers en J. van Wier, .allen bewoners van een ge
deelte van het pei'ceel Groot Schavernek no. 9 en
K. Jelgersma en G. Draaisma, huurders van hou
ten lmlpwoni'ngen aan den Poppeweg, van de bij
ieder hunner in gebruik zijnde woning wordt ont
bonden en dat die woning door ieder hunner wordt
ontruimd.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Terpstra zal over het perceel Weidema
niet spreken, wel over de hulpwoningen. Indertijd
heeft spreker den voorzitter in kennis gesteld met
den toestand dier woningen. En dat Burgemeester
en Wethouders ermee bekend zyn is wel bewezen
door het feit, dat er bij de begrooting over is ge
sproken. Die woningen zijn niet in orde en spreker
vraagt daarom, is dit ook de oorzaak van het niet
betalen der huurpenningen. Als dit zoo is, dan is
er geen kwestie van onwil, maar van nalatigheid
van het gemeentebestuur.
De Voorzitter wijst erop, dat dit besluit is geno
men in eene vergadering van Burgemeester en
Wethouders, waar spreker niet tegenwoordig was.
Spreker wil dit echter doen opmerken, dat hij de be
woners niet zal doen uitzetten, als hij den indruk
heeft, dat zij geen schuld hebben. De zaak, door den
heer Terpstra ter sprake gebracht, heeft aanleiding
gegeven tot het instellen van een onderzoek en het
nemen van maatregelen, waardoor de bezwaren zoo
goed mogelijk zijn opgeheven. Men moet echter niet
uit het oog verliezen, dat het houten hulpwoningen
zijn. Het is spreker dan ook niet bekend, dat er
nog meer verbeteringen kunnen worden aange
bracht. Spreker 'heeft uit de rapporten den indruk
gekregen, dat er onwil in het spel is. Hij heeft zich
evenwel niet, zooals hij wel eens heeft gedaan, per
soonlijk overtuigd en spreker verzoekt den Raad
dan ook dit besluit te willen beschouwen als eene
machtiging. Er zijn misschien enkele gezinnen bij.
waar bij een nader onderzoek kan blijken, geen on
wil in het spel te zijn. Als dat het geval blijkt te
zijn, dan zullen die niet worden uitgezet.
De heer Terpstra kan zich na deze verklaring hij
het voorstel neerleggen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
7. (agenda no. 8) Voorstel vun Burgemeester en Wet
houders tot aanvulling van het .raadsbesluit van den
.9 October 1917 no. 432 Rj233 tot overneming van de
Bis sell ops t raat
Dit voorstel luidt als volgt:
Door een onjuiste aanduiding der straat op de
kadastrale kaart is abusievelijk bij raadsbesluit van
9 October 1.1. de oostelijke helft van de Bisschop
straat niet overgenomen. De verschillende eigena
ren ook van dit gedeelte hebben zich, evenals die
van de reeds overgegane westelijke helft, tot over
dracht bereid verklaard, zoodat wij, met aanvulling
in zooverre van het raadsbesluit van 9 October
1917, no. 432R/233, punt I, L voorstellen te be
sluiten:
tegen bijbetaling der reeds in dat raadsbesluit
genoemde som alsnog in eigendom over te nemen
de navolgende gedeelten der Bisschopstraat, als
van:
J. van Althuis, het gedeelte straat van het kada-
strale nummer in sectie G 6518;
A. Nijhof, wed. IJ. Lautenbaeli, alsvoren van no.
6519;
Joh. Sinnema, Wed. Ph. Geelof e.s., alsvoren van
no. 6520;
K. van der Wees, alsvoren van no. 6521;
A. A. Swart, alsvoren van no. '6522;
A. Vlietstra, alsvoren van no. 6523;
A. Voordewind en Joh. Meyer, alsvoren van no.
6524;
G. Postma, alsvoren van no. 6525;
Klaas Slager, alsvoren van no. 6526;
S. Idzerda (te Huizum), alsvoren van no. 6527;
J. Jonker, alsvoren van no. 6528;
G. Bergsma, alsvoren van no. 6529;
S. Idzerda (te Huizum), alsvoren van no. 6530.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
8. (agenda no. 9) Prae-advies van Burgemeester en
Wethouders op het adres van A. K. Wassenaar om
weder inhuring van de villa Baenseinaan den Har-
linger Straaticeg.
By adres, dd. 16 October 1917, dat in handen
onzer vergadering door U om prae-advies werd ge
steld. verzoekt A. K. Wassenaar hem de villa
„Baensein" na 12 Mei 1918 weder te verhuren en
wel tot 12 Mei 1921. Hij ziet evenwel de huurprijs
van 500 's jaars gaarne op een lager bedrag ge
steld, omdat het perceel op aanzienlijken afstand
van de stad is gelegen en verstoken is van alle ge
riefelijkheden, welke zich in anderei huizen bevin
den, als gas, electriciteit, waterleiding enz. Bij be
zwaar Uwerzijds tegen die verlaging is hij niette
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Januari 1918.
min bereid weder 5UO.'s jaars te betalen en de
zelfde voorwaarden te aanvaarden.
Terwijl wij 1' bij dezen van het gevraagde advies
dienen, merken wij dadelijk op dat er voor verla
ging van den huurprijs allerminst reden bestaat,
ook niet op de door verzoeker aangevoerde gron
den. Een billijke verhooging is daarentegen wel te
verdedigen. Wij hebben adressant dan ook doen
weten, dat wij zijn verzoek bij U wel willen onder
steunen, mits hij met een jaarlijksche huursom van
550.genoegen nam; de andere voorwaarden
konden dan ongewijzigd blijven.
Wassenaar heeft bericht hiermede accoord te
gaan, maar merkt toch op, dat er naar zijne mee
ning, in verband met de bedoeling van de Huur-
commissiewet, voor opdrijving van huurprijzen zon
der gegronde redenen ten deze geen motief aanwe
zig is. Nochtans laat hij die beoordeeling gaarne aan
ons over en legt hij zich bij ons besluit neer.
Van prijsopdrijving kan o. i. hier zeker niet ge
sproken worden. Een huursom, als thans gevraagd,
is alleszins billijk, ook al mist het huis de door
adressant genoemde gemakken. Vergelijkt men die
som met hetgeen voor dergelijke en zelfs kleinere
panden in de gemeente wordt betaald, dan zal ge-
reedelijk toegegeven moeten worden, dat hier voor
adressant's opmerking geen termen zijn. Een open
bare verhuring zou zeker eer hooger dan lager uit
komst geven. Toch hebben wij gemeend daartoe
niet te moeten adviseeren, juist om geen prijsop
drijving in de hand te werken.
De persoon van den huurder rechtvaardigt trou
wens ook een wederinhuring.
Op grond van het voorafgaande hebben wij de
eer IJ in overweging te geven te besluiten:
de villa „Baensein" met tuin, plaatselijk gemerkt
Harlingerstraatweg no. 5 en kadastraal bekend ge
meente Leeuwarden, sectie D no. 1391, als huis en
tuin, groot 27 Are, met ingang van 12 Mei 1918
voor den lijd van drie jaren, alzoo tot 12 Mei 1921,
te verhuren aan Anne Klazes Wassenaar, te Leeu
warden, voor de som van vijf honderd vijftig gul
den 550.'s jaars en verder op de thans gel
dende voorwaarden.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Nyholt is eenigszins verwonderd over
dit prae-advies en wel over eene uitdrukking, die
erin voorkomt, n.l. „van prijsopdrijving kan o.i. hier
zeker niet gesproken worden". Als het prae-advies
daar was geëindigd, zou spreker zich ermee kun
nen vereenigen. Er staat evenwel verder:
„een huursom, als thans gevraagd, is alleszins
„billijk, ook al mist het huis de door adressant ge
doemde gemakken. Vergelijkt men die som met
„hetgeen voor dergelijke en zelfs kleinere panden
„in de gemeente wordt betaald, dan zal geredelijk
„toegegeven moeten worden, dat hier voor adres-
„sants' opmerking geen termen zijn. Een open-
„b a re v e r h u r ing zou e e r h o o g e r d a n
lager uitkomst geve n".
Die laatste redeneering wordt gewoonlijk ook ge
hoord van de huisbazen. Spreker nu meent dat het
niet juist is dat Burgemeester en Wethouders dat
zelfde standpunt innenjen. Hij heeft dan ook ge
dacht: meenen Burgemeester en Wethouders ook
iets anders dan zij zeggen en daarom eens nage
gaan, wat zij er bij de vorige verhuring van hebben
gezegd. Vóór drie jaar nu hebben Burgemeester en
Wethouders in hun prae-advies gezet dat bij eene
openbare verhuring geen hoogere huur zou worden
bedongen. Daaruit volgt dus, dat 500.voor drie
jaar een normale huur was. En wat is, vraagt spre
ker, de redeneering van Burgemeester en Wethou
ders, om er nu 50.op te leggen! Is dat, vraagt
hij, geen profiteeren van de buitengewone omstan
digheden? Spreker meent, dat Burgemeester en
Wethouders dan dezelfde richting uitgaan als de
huisbazen en dus tegen de bedoeling der Huurcom-
missiewet. Als Burgemeester en Wethouders ver
klaren, dat de huur van 500.te laag is, dan zal
spreker er zich bij neerleggen. Maar dan, meent
spreker, is de aangehaalde zinsnede in het prae-
advies niet op haar plaats.
De heer Haverschmidt heeft zich altijd verwon
derd dat deze fraai gelegen villa met 27 Are tuin
niet meer huur doet. Wat blijft er toch van die 550
gulden over na aftrek van grondlasten en onder
houd; met het verven van de gevels is de halve
huur reeds verdwenen. De huurder wijst op de
Huurcommissiewet en waarschuwt voor opdrijving
van den huurprijs, maar deze opmerking heeft geen
zin zoolang de villa ver beneden normalen prijs ver
huurd is.
Spreker vraagt wat de gemeente aan het bezit
der villa heeft. Het huis is gekocht in 1908 met het
land, waarom liet eigenlijk te doen was en dat men
nog maar ten deele kreeg. Voor het niet begeerde
huis had men geen bestemming en zoo werd het
steeds voor lagen prijs op korten termijn verhuurd.
Men heeft er zelfs aan gedacht er den directeur
van het abattoir te laten wonen, maar men heeft
spoedig ingezien dat men ter wille van de villa op
dit ongeschikte terrein toch geen abattoir kan stich
ten. Sedert korten tijd ligt tot Baensein een riool
en waar een riool ligt, dient ook een gasleiding te
komen. Spreker meent nu dat men de keuze heeft
tusschen twee oplossingen en wel, of de villa van
gas voorzien en dan een normale huur vragen, of,
en spreker geeft hieraan de voorkeur, het huis ver-
koopen, hetgeen thans zeker tot goeden prijs kan ge
schieden.
Spreker zou in het belang van den huurder de
huur wel een jaar willen verlengen, desnoods tegen
den ouden prijs, maar de gemeente moet zich geen
drie jaar tegen dezen lagen huurprijs verbinden.
Er komt vraag naar het terrein aan den Harlinger
Straatweg. In de bouwcommissie is reeds over den
prijs gesproken. Spreker meende dat 6 gulden voor
villabouw voldoende was, de andere leden dachten
het dubbele te kunnen vragen, maar als de gemeente
liet slechte voorbeeld geeft een fraaie villa met
grooten tuin voor even .10 gulden per week te ver
huren, dan is die prijs van 6 gulden zeker nog te
hoog.
Spreker wenseht voor te stellen, in afwachting
van een nadere bestemming van de villa, de huur
daarvan met een jaar te verlengen.
De heer Dystra kan zich met het voorstel van den
heer Haverschmidt wel vereenigen. Nu er voor een
dergelijk huis een mooie prijs is te maken en de
huur daarmee niet in evenredigheid is, zou het,
naar spreker meent, overweging verdienen het pand
te verkoopen. Hij zal dan ook een eventueel voor
stel van den heer Haverschmidt tot verkoop steu
nen.
De Voorzitter doet opmerken, dat er wel verschil
bestaat tusschen het gebruik maken van de abnor
male omstandigheden en eene kleine verhooging van
de huur. In het algemeen kan men toch wel zeggen,
dat een huur van 500.voor drie jaar, nu wel
550.mag zijn. Alles is toch in prijs gestegen,
zoodat niet kan worden gezegd, dat de gemeente
gebruik maakt van de abnormale omstandigheden.
Burgemeester en Wethouders kunnen bij openbare
verhuring wel veel hooger huur bedingen, maar zij
willen dat niet. Zij nemen dit standpunt in dat zij,
als openbare verhuring niet noodzakelijk is om de