58 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Februari 1918. de ongehuwden en menschen met weinig of zon der kinderen. De heeren beginnen nu te werken in de richting van loon naar behoefte. Spreker ge looft niet dat er leden zijn, die voorstanders zijn van het sociaal-democratisch systeem loon naar be hoefte. Hij heeft daarvan ten minste nooit iets, bemerkt. Als de heeren dat willen, laten zij dan doorpakken en niet voorstellen 25.te geven voor ieder kind. Wil men echter in die richting, fiat. Maar laat de Raad dan stemmen voor de af doende voorstellen der sociaal-democraten en de zaak niet vertroebelen. Dat is voor de werklieden en de ambtenaren niet goed. Laat de heeren be denken wat zij doen. Er moet worden gestemd over verhooging of toeslag. De heer Dystra staat ook op hot standpunt van loon naar behoefte. Het geldt hier echter een an dere kwestie. Bovendien is nu het oogenblik niet geschikt om dat uit te maken. Als echter dat oogen blik daar is, dan is het de plicht der gemeente om zulke loonen te geven, dat de menschen ermee toe kunnen. Ten slotte wenseht spreker er nog tegen op te komen, dat alleen door den heer Schaafsma en zijne partijgenooten voor de arbeiders wordt opgekomen. De heer Schaafsma: „dat heb ik niet gezegd". De heer Collet heeft met aandacht de verschil lende sprekers gehoord. Het verbaast hem, dat men in den Raad met voorstellen komt om toeslag te geven, omdat in het particuliere leven in het algemeen met loonsverhooging wordt gewerkt. De timmerlieden hebben een contract afgesloten voor 33 cent per uur. Het loon was 25 cent en het is dus met 8 cent verhoogd. Er is wel gezegd om b.v. de werklieden der gemeentereiniging te vergelijken met andere groepen en b.v. met de transportarbei ders. De zuivelexportarbeiders nu verdienen loo nen van meer dan 20.vast 18.per week terwijl bij de reiniging nog loonen voorkomen van 12.En nu wil men die werklieden weer een toeslag geven inplaats van te zeggen nu zullen wij eerst de loonen zoover naar boven brengen, dat zij op een normaal peil komen. En als dat dan niet voldoende is, kan een toeslag worden gegeven. M aar in de eerste plaats moeten de loonen op een voldoend peil worden gebracht. De heer Terpstra zegt dat de heer Schaafsma en hij loonsverhooging hebben voorgesteld, omdat zij inzien dat het in de toekomst met den duurtetoe- slag vastloopt. De toestand wordt op den duur on houdbaar. Als de loonen worden verhoogd, worden de werklieden direct geholpen. Het is een overgang om in de toekomst een toestand te scheppen, dat de gemeentewerklieden niet voor lagere loonen behoeven te werken dan de werklieden in het vrije bedrijf, maar op hetzelfde peil komen. De heer Haverschmidt heeft gezegd dat, als blijkt dat de menschen te kort hebben, zij meer moeten hebben. Bij de begrooting hebben spreker en zijne partijgenooten reeds gewezen op de groote tekor ten in de verschillende gezinnen. Maar als de Raad het voorstel van Burgemeester en Wethouders aanneemt blijven die tekorten bestaan. Spreker geeft den Raad dan ook in overweging op het voorstel tot loonsverhooging in te gaan. Misschien komt er dan binnenkort wel weer een verzoek om toeslag, maar als het moet is het de plicht van den Raad die te geven. De heer Beekhuis is ook van meening dat het op hetzelfde neer komt of moeder de vrouw het geld thuis krijgt in den vorm van loon of in dien van toeslag. Maar waar wij staan voor de keuze van den vorm wil spreker met loonsverhooging mee gaan. Hij vraagt daarbij of de loonen vroeger hoog genoeg waren en dan moet hij die vraag ontken nend beantwoorden. Daarom grijpt spreker deze gelegenheid gaarne aan om de loonen te verbeteren. Men zal nu kunnen zeggen dat het voor de gemeen te niet hetzelfde is en dat de toeslag kan worden ingetrokken als de tijden veranderen. Spreker ge looft niet dat die tijden terug zullen komen en in dien wij wèl terugkomen zullen toch de loonen niet tot het vroegere peil worden teruggebracht. Spre ker wil daarom liever loonsverhooging dan duurte- toeslag. De heer Koopmans is het eens met de heeren die beweren dat de loonen voor den oorlog te laag waren. Na den oorlog zullen ze het misschien ook zijn. Het is nu de vraag wat moet worden gegeven, loonsverhooging of toeslag. Spreker meent, zich bij toeslag te moeten bepalen. Hij meent dat het- op hetzelfde neerkomt want evenmin zal men, als na den oorlog de loonen te laag blijken, den toeslag kunnen terugnemen als de loonsverhooging. Hij acht het dan ook beter nu een voldoenden toeslag te geven om dan in normaler tijd met eene loons- herziening te komen. En hij zou daarbij dan niet willen blijven staan op het loon naar behoefte, maar ook rekening willen houden met vakkennis. De heer Dykstra heeft met belangstelling de de batten gevolgd en in het bijzonder het door den heer Beekhuis gesprokene. "Die ziet verder dan zijn neus lang is. Spreker herinnert eraaif dat de loo nen der gemeentewerklieden te laag zijn. De hee ren, die nu voor toeslag pleiten, doen dat omdat de loonen te laag zijn. Maar, er is een principieel verschil tussehen toeslag en loonsverhooging. Het is niet alleen de kwestie wat moeder de. vrouw thuis krijgt, maar de geheele rechtspositie zit eraan vast. Ook wordt de weduwen- en weezenuitkee- ring hooger bij hooger loon. De heeren, die voor toeslag pleiten houden een slag om den arm. De heer de Haan: „Neen". De heer Dykstra: „dan kunt u stemmen voor loonsverhooging". Als een loon van 13.te laag is, moet het op 18.worden gebracht en daarna kan toeslag worden gegeven. Spreker herhaalt dat de heeren, die voor toeslag spreken een slag om den elleboog houden om gemakkelijker terug te kunnen krabbelen. De heer Schaafsma heeft zich eenigszins ver baasd over de redeneeringen van de heeren Tulp en Koopmans. Die heeren zijn voorstanders van duurtetoeslag. En waarom. Niet omdat zij er geen geld voor willen uitgeven, want zij zijn bereid den toeslag na den oorlog in loon om te zetten. Maar, vraagt spreker, waarom zijn zij ertegen dat nu direct te doen. Dat heeft absoluut geen zin. Spre ker kan zich tegenstanders als de heer Haver schmidt voorstellen. Die zegt dat de loonen na den oorlog herzien kunnen worden, maar niet in de mate van den toeslag behoeven te worden ver hoogd. Dat is een logische redeneering. Niet logisch is het evenwel nu een grooten toeslag te geven om die later in loon om te zetten. Waarom doet men dat dan niet dadelijk. Door verhooging toch wor den de pensioengrondslagen en daarmee de wedu wen- en weezenpensioenen verhoogd. Spreker hoopt dat de heeren Tulp en Koopmans hun stand punt zullen herzien. De heer Koopmans zal niet ingaan op de bewe ring van den heer Dijkstra, die spreekt van een Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Februari 1918. 59 slag om den arm houden. Daaraan denkt hij niet. Spreker is voor een behoorlijken toeslag om thans in de behoefte te voorzien en later hij meer nor malen tijd, de loonen ook in onderlinge verhouding te herzien. Het werkliedenreglement heeft 10 klas sen. Ook daarin moet wijziging komen. Bepaalt men zich thans tot toeslag dan kan later eene her ziening van de loonen plaats vinden. De heer Tulp herziet zijn standpunt niet. Het eenige argument dat pakt van de voorstanders van loonsverhooging is dat van de pensioenen. Als de duurtetoeslag tot in lengte van dagen zou voort duren dan stond de zaak voor spreker heel anders. Nu pakt dat argument niet. De heer Dijkstra spreekt van een slag om den elleboog. Dat is wel eens goed, want men kan dan telkens iets laten schieten. Spreker hoopt echter later met de sociaal democraten op de planken te komen en dan waar dig spel te leveren. De heer Oosterhoff (Wethouder) merkt op dat er weinig meer voor Burgemeester en Wethouders te zeggen overblijft. Hij moet echter de opmerking maken, dat het vrij heftig verzet van den heer Schaafsma tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders hem eenigszins verwondert. De heer Schaafsma toch heeft gezegd nog steeds het zelfde standpunt in te nemen. En als de heer Schaafsma dat zegt, moet spreker hem gelooven. Met de stukken in de hand meent spreker echter te mogen constateeren dat dit standpunt nu veel scherper naar voren komt dan vroeger. In het be gin van 1917 heeft eene algemeene loonsverhooging plaats gehad en in Juni d.a.v. is een voorstel om duurtetoeslag te geven, zonder verzet aangenomen. Ook de heer Schaafsma heeft zich toen daarmede vereenigd. Hij heeft toen gezegd: „hij is, evenals zijne partijgenooten, over het algemeen tevreden over de wijze, waarop Burgemeester en Wethou ders den duurtetoeslag willen regelen. Het doet hun genoegen dat Burgemeester en Wethouders tot dezen stap zyn overgegaan". Daarna volgden eenige bemerkingen, maar van verzet tegen het stelsel was toen geen sprake. Er was dan ook voor Burgemeester en Wethou ders geen reden om te veranderen en daarom is in hun prae-advies de duurtetoeslag verdedigd. Zij I dachten dan ook niet aan verzet. Maar dat is anders uitgekomen. Het lijkt spreker nu het meest ge schikt om in het kort uiteen te zetten, waarom 5 Burgemeester en Wethouders den duurtetoeslag Iwillen behouden. Ter verdediging ervan beroept spreker zich op [hetgeen de heer Hiemstra den 9en Januari bij de behandeling der loonsherziening heeft gezegd. Hij zei: „De sociaal-democraten weten heel goed, dat Izij bij de bepaling der loonen van menschen in dienst der gemeente rekening hebben te houden met de door particulieren uitbetaalde loonen". Dit nu als grondslag nemende, komt spreker tot de gevolgtrekking dat het onmogelijk is nu de loo nen te vei'hoogen, daar eene vergelijking met de particuliere loonen niet is te maken. Een timmer- Inan krijgt 33 cent, een grondwerker 35 a 40 cent. >e zaak staat op zijn kop en elke grondslag ont- ■ireekt. De heer Terpstra: .„het collectief contract". De heer Oosterhoff (Wethouder): „dat geldt al leen voor vaklieden". Spreker wijst erop dat de gemeente velen in dienst heeft, die daar niet onder vallen. Daarvoor is dan ook geen maatstaf te vin den. De heer Schaafsma heeft enkele argumenten van Burgemeester en Wethouders bestreden. Spre ker zal er niet te diep op ingaan. De heer Schaaf sma zal moeten toegeven dat hij geen eukel positief gegeven heeft kunnen verstrekken. Hij veronder stelt, vermoedt, denkt. Spreker neemt hem dat niet kwalijk, want zoo doen wij allen. Niemand toch kan zeggen hoe de toestand over een jaar zal zijn. Daarom is het beter duurtetoeslag te geven dan loonsverhooging. De heer Beekhuis heeft gezegd voor loonsverhooging te voelen. Maai', vraagt spre ker, voor welke verhooging. Die welke is voorge steld door de heeren Schaafsma en Terpstra, die van den heer Collet, die van den Christelyken Fede ratieven Bond? Er is geen maatstaf te vinden. Men slaat in het blinde weg. Daarom is het beter een duurtetoeslag te geven. Later kan de zaak dan gemakkelijker recht worden gezet, (leeft men nu loonsverhooging, dan kan dat niet. Burgemees ter en Wethouders zyn bovendien van meening dat zij met hunne regeling royaal zijn geweest. De heer Hiemstra Wethouder zegt dat de heer Oosterhoff spreker heeft geciteerd en gezegd dat hij als grondslag voor de loonen der gemeentewerk lieden, de loonen neemt in particulieren dienst ter wijl de gemeente dan nog iets verder heeft te gaan. Spreker acht dien grondslag nog juist. De heer Oosterhoff zegt echter, die kuynen niet als grond slag worden genomen, want die zijn veel te hoog. Spreker blijft echter zijn standpunt van 1917 hand haven en als men dan voor de gemeentewerklieden neemt de particuliere loonen iets, dan zijn zij tamelijk goed uit. Men is echter doodsbenauwd dat een loon van 16.na den oorlog veel te hoog zal zijn. Als men niet bang is een strop te krijgen aan die loonen, dan begrypt spreker het verzet tegen loonsverhooging niet. De heer Schaafsma wil na het door den heer Oos terhoff gesprokene even diens geheugen opfris- schen. Hij zegt als de heer Schaafsma zegt niet van standpunt te zijn veranderd, dan geloof ik dat. En hij heeft uit de raadsvergadering van Juni 1917 ge citeerd. Waar hij dat doet, twijfelt hij dus toch. In Januari 1917 is nu met de stem van den heer Oos terhoff tegen, het verder strekkende voorstel van den heer Hiemstra verworpen. Na afhandeling van dat voorstel heeft spreker voorgesteld 10 duurte toeslag te geven. Toen is in principe uitgemaakt geen hooger minimumloon te geven dan 12.-—. Men was overtuigd dat dit te laag was. En spreker heeft met zijn voorstel getracht die menschen te helpen. Ook dit voorstel is verworpen. In Juni d.a.v. nu heeft spreker zich verbaasd over de houding van den Raad. Hoewel 6 maanden geleden een voorstel om 10 duurtetoeslag te ge ven verworpen was, werd toen een aangenomen van 12 Waarom was spreker nu inconsequent, toen hij zich met het voorstel van Burgemeester en Wethouders kon vereenigen. Dit voorstel was pre cies in zijn lijn. Spreker heeft nu loonsverhooging verdedigd, om dat de ministers Treub en Posthuma hebben ge zegd, dat de prijzen der levensmiddelen na den oor log niet zullen komen op het peil van 1914 maar dat ze wel 30 hooger zullen blijven. Dit is ook de reden waarom de Regeering eene staatscommissie instelt om een onderzoek in te stellen naar een nieuw systeem van loonregeling. En daarom heb ben spreker en de heer Terpstra gezegd: laten wij trachten de werklieden te helpen. Vandaar hun vooistel. De heer Oosterhoff heeft niet gezegd: als een timmerman 33 cent verdient staat de boel op zijn kop. Hy heeft gezegd: een timmerman verdient

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1918 | | pagina 10