56 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Februari 19ia. bestaat tussehen de voorstellen van Burgemeester en Wethouders en die der heeren Sehaafsma, Terp stra en Collet. Deze toch willen salarisverhooging, Burgemeester en Wethouders een gewijzigde dunr- tebijslag. Spreker stelt voor, ter vereenvoudiging der debatten eerst in principe uit te maken wat de Raad wil, salarisverhooging of duurtebijslag. Daar na kan over het voorstel worden gesproken. De heer de Haan deelt mede, dat hij een ander voorstel heeft over duurtebijslag. Hij wil wel duur tebijslag, maar een ander systeem dan Burgemees ter en Wethouders. De Voorzitter heeft geen ander voorstel over duurtebijslag gezien. De heer de Haan: „dat zal straks worden inge diend". De Voorzitter: „dat kan dan later worden be sproken. Het is beter eerst te beslissen over duurte bijslag of salarisverhooging". De heer Peletier vraagt of er nog niet een derde mogelijkheid bestaat. Als er eventueel tot loonsver hooging mocht worden besloten, is het niet beter om de regeling dier verhooging bij de algemeene herziening van het Werkliedenreglement ter hand te nemen, benevens eene herziening der jaarwed den voor de ambtenaren. De Voorzitter: „dat betreft weer de wijze van loonsverhooging en dat kan later worden uitge maakt. Met algemeene stemmen wordt besloten eerst over het principe te beslissen. De heer Haverschmidt meent te mogen verklaren dat alle raadsleden van welke richting ook zich zul len verheugen, wanneer lotsverbetering van alle werklieden, zoowel in gemeentedienst als bij parti culieren, een blijvend gevolg zal zijn uit deze troe bele tijden. In 't algemeen is het voorstel met instemming, ontvangen, zij het dan ook dat sommige leden een ander systeem of andere cyfers wenschen. Bij spre ker is de vraag gerezen of men de grenzen niet wat enger had kunnen nemen en of men zich niet had moeten bepalen tot werklieden en kleine amb tenaren; een grens van 4500 gulden voor het ont vangen van duurtebijslag is veel te hoog, maar de gemeente kan geen verwijt treffen, want het rijk geeft het voorbeeld. Toch voelt spreker in hooge mate de onbillijkheid tegenover den middenstand, voorzoover geen ambtenaar, die alle ellende van de duurte meemaakt en zonder zelf iets te genie ten mag meebetalen. Ter elfder ure schijnt men de gepensionneerden nog te willen- helpen, een aanleiding voor de ge meente om evenzoo te handelen. Maar sterk is spreker er van overtuigd dat het in de gegeven omstandigheden absoluut onmoge lijk is traktementen vast te leggen, die ook voor de toekomst moeten gelden al dringen de belangstel lenden hierop aan. In drie maanden tijds kan de toestand geheel worden gewijzigd, hetgeen duidelijk blijkt uit het eigen adres van de werklieden, waarin zij te ken nen geven dat sedert October 1917, toen zij 4 gul den toeslag vroegen, de tcostand zoo is veranderd dat zij thans een bijslag van 6 gulden wenschen. Later, wanneer het geld meer waarde heeft en het uit is met speculaties, oorlogswinst, buitenspo rige vrachten en levensmiddelenwoeker, wanneer er weer voorraden zijn, die men elkaar thans tegen hooge prijzen betwist kan men den bijslag naar ge lang van de omstandigheden inkrimpen of in vast loon omzetten. Al betreurt spreker derhalve dat men zich bij het verleenen van steun niet heeft bepaald tot de minst bevoorrechten, het stelsel dat Burgemeester en Wethouders voorstaan, geen loonsherziening maar verhooging van den toeslag, komt hem als het eenig juiste voor. De heer Sehaafsma kan zich geheel vereeuigen met het voorstel om eerst over het principe te beslissen. Uit het voorstel van den heer Terpstra en spreker blijkt, .dat de sociaal-democraten nog steeds op hetzelfde standpunt staan, dat loonsver hooging de voorkeur verdient boven duurtebijslag. Zij zijn voorstanders van loonsverhooging, omdat de loonen voor den oorlog al zeer onvoldoende waren om den menschen een menschwaardig be staan te verzekeren. In dezen crisistijd is het er niet beter op geworden. Spreker zal niet uitweiden over het groote tekort dat er bestaat in de- gezinnen der arbeiders en der ambtenaren. Hij verkeert in de veronderstelling, dat dit den leden van den Raad wel bekend zal zijn. Het heeft geen zin daarover voor de publieke tribune uit te weiden, al wordt den sociaal-democraten ook verweten dat zij zulks altijd doen. Het is den sociaal-democraten niet te doen om voor de publieke tribune te spreken, maar om verbeteringen voor de arbeiders te krijgen. Burgemeester en Wethouders nu hebben hunne bestrijding van liet voorstel-Schaafsma-Terpstra samengevat in vier punten, waarvan spreker met eenige verbazing kennis heeft genomen. In de eerste plaats zeggen Burgemeester en Wet houders dat bij de jongste loonsherziening, op 9 Januari 1917, rekening is gehouden met de duur dere tijdsomstandigheden, voor zoover die geacht kunnen worden zich ook in normale tijden te zul len doen gelden. Spreker zou in gemoede willen vragen of zij het niet met hem eens zijn, dat eene loonsverhooging van 10.20 tot 12.00 met het oog op de prijsstijging te gering is. Spreker gelooft dat niemand zal kunnen en durven volhouden dat dit het geval is. Het is niet speciaal eene opvatting der sociaal-democraten, dat ook na den oorlog de pry ze li der eerste levensbehoeften zeer hoog zullen zijn. Dat is eene opvatting van economen van naam n.l. van de heeren Treub en Posthuma, die in olficieele stukken hebben gezegd, dat die prijzen na den oorlog 20 a 30 liooger zullen zijn dan daar voor. Daarbij is nog niet gerekend op de enorme stijging der huurprijzen en op de stijging der be hoeften, zoowel in de kringen dei' arbeiders als in die der ambtenaren. En wat heeft de heer Treub gezegd in zijne openingsrede bij de oprichting van den Économischen Bond? De arbeider moet leven van zijn loon, dat moet zoo hoog zijn of worden, dat hij mede deel kan hebben niet slechts aan de lasten, maar ook aan de lusten van het maatschappelijk leven. Hoe zal het dan mogelijk zijn om behoorlijk te leven als de loonen na den oorlog worden terugge bracht op het peil van voor den oorlog. Spreker kan dan ook van dit punt gerust afstapen want, waar de prijzen der eerste levensbehoeften ook na den oorlog liooger zullen, blijven, is het duid- lijk, dat de loonen moeten worden verhoogd. Verder zeggen Burgemeester en Wethouders: „Bij de loonregeling ook rekening te honden met „omstandigheden, waarvan sterk betwijfeld moet „worden dat zij zich na den oorlog ook zullen voor enen, is praematuur". .la, zegt spreker, eenigszins praematuur is dit wel. Maar er is zooveel dat praematuur is. Waar echter Burgemeester en Wethouders zeggen: Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Februari 1918. 57 „daalt de levensstandaard tot den normale dan „is mede het oogenblik aangebroken om den duur tebijslag te doen eindigen", zijn zy al even prae matuur als spreker en- zyne partijgenooten, die hunne beweringen gronden op uitlatingen van eco nomen van naam. Vervolgens beweren Burgemeester en Wethou ders: „de mogelijkheid dat die loonen dan onevenredig „hoog zouden zyn en in geen verhouding zullen „staan tot de dan geldende prijzen en omstandig heden, is vrijwel als vaststaande aan te nemen".' Spreker is geschrokken, toen hij dezen zin las. Dat als vaststaande is aan te nemen dat de loonen na den oorlog onevenredig hoog zullen zijn in ver houding tot de prijzen der levensmiddelen, is niet mogelijk. Spreker zou hun, die deze bewering heb ben neergeschreven, Avel willen uitnoodigen eens te probeeren rond te komen met het loon van een gemeentewerkman. Als zij dat geprobeerd hebben, zijn zij binnen 14 dagen van hun waan genezen. Het is eenvoudig niet mogelijk. De vierde bewering van Burgemeester en Wet houders is deze: „het is daarom niet te verantwoorden in de te genwoordige abnormale tijden loonen vast te stel len, welke voor de komende normale tijden mede zullen gelden". Spreker weet niet hoe de prijsstijgingen na den oorlog zullen zijn, maar als er loonen worden vast gesteld, die 30 liooger zijn dan voor den oorlog, dan zijn die loonen, al dalen de prijzen ook tot het peil van vóór den oorlog, nog niet voldoende om de ambtenaren en werklieden een leven te verzeke ren, waarop zij recht hebben. Men behoeft dan heusch niet bang te zijn dat de badplaatsen zullen worden overstroomd door de gemeenteambtena ren. Als Burgemeester en Wethouders zelf ambte naren waren geweest, dan zouden zij weten hoeveel moeite moeder de vrouw heeft om de beide einden der week aan elkander te knoopen en dan zouden zij niet met dergelijke argumenten aankomen. Laat dus de Raad, zegt spreker, een kloek besluit ne men en salarisverhooging geven en geen duurte bijslag. Bij loonsverhooging worden de menschen ook direct geholpen, doordat hun pensioen grond slag wordt verhoogd. En dat is ook noodig, omdat nu ook blijkt dat de pensioenen niet tegen een stoot zijn opgewassen. Spreker beveelt zijn voor stel warm aan. De heer Tulp zegt dat de heer Sehaafsma hem niet heeft kunnen overtuigen, dat loonsverhooging tlians de voorkeur Verdient. Door den abnorrnalen tijd zyn de loonen der ambtenaren en werklieden onvoldoende, maar van de toekomst weet men niets. Als nu de Raad het tekort zooveel mogelijk aanvult dan is dit, meent spreker, voldoende. Het is toch voor moeder de vrouw hetzelfde of haar man des Zaterdags 3 of 4 gulden meer loon, dan wel dat bedrag als duurtebijslag thuis brengt. Blijven de prijzen ook na den oorlog 'hoog en spreker acht dit waarschijnlijk dan heeft men een beter overzicht over den toestand en kan de toeslag worden omgezet in eene loonsverhooging die klinkt als een klok. Spreker gaat nu mee met Burgemeester en Wethouders. De heer Dystra kan, wat de heer Sehaafsma heeft gezegd, voor een tamelijk deel onderschrij ven. Hij is het met hem eens dat de loonen, zooals die nu geregeld zijn, te laag zijn, en dit was ook voor den oorlog het geval. Het is evenwel moeilijk om deze loonskwestie nu te regelen. Spreker voelt veel voor het betoog van den heer Tulp. Ook hem lijkt eene afdoende regeling absoluut onmogelijk. Als nu toch een loonregeling wordt vastgesteld kan het gebeuren, dat er over 14 dagen al weer aanvragen zijn om een toeslag te geven. Spreker acht dit een ongezond systeem. Hij wil dan ook in overweging geven den toeslag nu te regelen naar de behoefte om na den oorlog de kwestie nuchter onder de oogen te kunnen zien. Wel zeggen de werklieden: als nu de loonen worden- verhoogd, dan hebben wij dit, en, daar zit een praktische kant aan, maar de Raad moet niet uit het oog verliezen dat het als de tijden veranderen gemakkelijker is het loon daarmee in overeenstemming te brengen. Spreker zal voor duurtetoeslag stemmen. De heer Peletier ze^t dat hij meer voorstander is van eene salarisherziening dan van een duurte bijslag. Echter, spreker wil dit zeggen, misschien is hij daarmee buiten de orde, dat hij wel voor een duurtetoeslag zou zijn te vinden als de bepalingen daaromtrent logischer waren gesteld, dan thans in het voorstel van Burgemeester en Wethouders is neergelegd. De heer de Haan is een voorstander van byslag, maar een, die anders is als de door Burgemeester en Wethouders voorgestelde. Een toeslag, zooals spreker zich die denkt, moet grooter zijn dan Bur gemeester en Wethouders willen geven. Spreker is mede van oordeel, dat de loonen ook in gewone omstandigheden te laag waren. Hij wil echter alvorens de loonen te herzien, eerst het Werkliedenreglement behandelen en tot zoolang bijslag geven. Bij het voorstel-Schaafsma-Terpstra is de verhouding der loonen met betrekking tot de verhooging der ambtenaren minder juist. Maar» zegt spreker, loonsverhooging kan nu moeilijk in bespreking komen. Daarom zullen de heer Dystra en spreker, als tot het geven van duurtetoeslag wordt besloten, het volgende amendement indie nen: de ondergeteekende hebben de eer U voor te stel len den duurtebijslag 'voor 1918 te regelen als volgt: voor de ambtenaren overeenkomstig het door de Staten-Generaal aangenomen wetsontwerp; voor de werklieden, die vallen onder a, b, c en d van artikel 2 daarvan als voor de ambtenaren met een extra-uitkeering van 2.en voor hen, die vallen onder e van art. 2 met een extra uitkeering van 1.- per week daarboven. De heer Sehaafsma zegt, dat de zaak vertroebeld wordt. Eerst zou worden uitgemaakt of de Raad duurtebijslag, dan loonsverhooging wil en nu dient de heer de Haan een voorstel in om tegen over spreker en zijne partijgenooten stemming te maken. Als de salarisherziening verworpen wordt, heeft spreker ook een amendement op den duurte toeslag in te dienen. De door Burgemeester en Wet houders voorgestelde is hem niet naar den zin. Hij heeft het evenwel achtergehouden omdat eerst zou worden uitgemaakt of er duurtetoeslag dan wel loonsverhooging zal worden gegeven. Niemand der heeren, die tegen salarisverhooging hebben gespro ken, heeft spreker daaromtrent tot andere gedach ten kunnen brengen. Er is geen enkel nieuw argu ment tegen aangevoerd en de argumenten van spreker en den heer Terpstra zijn niet bestreden. Ook is niet bestreden de bewering, dat de prijzen na den oorlog hoog zullen zijn, dat loonsverhooging met het oog op de pensionneering van weduwen en weezen de voorkeur verdient en dat het voor de uniformiteit der loonregeling beter is dat ei* een loonregeling komt, die aan de gehuwden en menschen met veel kinderen meer geeft dan aan

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1918 | | pagina 9