106 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 April 1918
kleiaardappelen gezien en hij zou den heer Schuit
maker willen vragen of dat leverantiewaar is.
Aardappelen als koolrapen, andere als knikkers.
Het was een zoodje. Zoo worden de aardappelen
afgeleverd. Van die zandaardappelen moet ook nog
veel worden weggesneden. Maar daar is niets aan
te doen. Spreker heeft alleen willen betoogen, dat
de heele gang van zaken ten opzichte van de aard-
apelen veel te wensehen overlaat. Spreker hoopt
dat, in verband met het voorstel-Sehaafsma c.s. de
zaken beter worden aangepakt opdat de consumen
ten niet langer de rotte aardappelen en de modder
behoeven te betalen.
De heer Hieinstra (Wethouder) zegt, dat het hem,
al luisterende naar de door den Voorzitter gege
ven uiteenzetting, gebleken is, dat een groot deel
der moeilijkheden bij de distributie een gevolg is
van de Regeeringsmaatregelen. Hij heeft toen ge
dacht: wat is het toch jammer, dat de Raad bij de
behandeling der begrooting het voorstel tot uitgifte
van een distributieblad heeft verworpen. Spreker
voelt dat als een groote leemte. De zaken, de dis
tributie betreffende, zijn toch te weinig bekend. En
nu mag de Voorzitter zoo nu en dan eenige mede-
deelingen in den Raad doen, maar als er een distri
butieblad werd uitgegeven, waarin de moeilijkhe
den op populaire wijze werden uiteengezet, dan
zou het publiek beter op de hoogte komen. Het
spreekt vanzelf, dat, waar de nood begint te nijpen,
de bevolking in beroering komt. Ook spreekt het
vanzelf, dat de groote massa, die niet in de gelegen
heid is zich op de hoogte te stellen, de overheid, in
easu het gemeentebestuur verantwoordelijk stelt.
Als nu hier een distributieblad werd uitgegeven,
waarin de noodige mededeelingen werden gedaan,
dan zou daaruit gebleken zijn, dat niet alle moeilijk
heden een gevolg zijn van het optreden van het ge
meentebestuur, maar dat de regeeringsmaatregelen
veelal de oorzaak zijn. Spreker meent dat de bij de
begrooting gemaakte fout nog is te herstellen door
nog heden te besluiten tot de uitgifte van een dis
tributieblad. Hjj weet wel dat de zaken daarmee
niet in orde zijn, maar door het verstrekken van
inlichtingen wordt al veel verbeterd. En hij gelooft
dat èn de Raad èn Burgemeester en Wethouders
zullen willen meewerken om alles te doen wat ge
daan kan worden om zoo spoedig mogelijk verbete
ringen aan te brengen.
Spreker wil gaarne van deze plaats, naar aan
leiding van de mededeelingen van den Voorzitten
een enkel woord tot de vrouwen richten, niet alleen
tot de vrouwen op de tribune, maar tot alle.
Hij waarschuwt hen niet in te gaan op adverten
ties in de bladen zonder onderteekening en zich
niet in te laten met demonstraties, waarvoor nie
mand verantwoordelijk is. Hij waarschuwt hen
daarvoor, omdat het beter is, waar er moeilijkheden
zijn, dat de georganiseerde arbeiders bij de over
heid op verbeteringen aandringen.
Spreker hoopt dat de Raad genegen zal worden
bevonden hem te steunen.
De Voorzitter wil, naar aanleiding van de ver
dachtmakingen van den heer Dijkstra, een enkel
woord zeggen. Hij beschuldigt den heer Schuitma
ker ervan geen zuiver spel te spelen. Spreker heeft
ernaar geïnformeerd of het ook mogelijk is dat er
verband van belangen bestaat tusschen den heer
Schuitmaker en de drie grossiers. Van de meest
bevoegde zijde is spreker verzekerd dat zulks niet
het geval is. Wel is de heer Schuitmaker verbon
den aan de Aardappelvereenigiug, maar ten op
zichte van deze grossiers staat hij volmaakt vrjj.
Bovendien is de heer Schuitmaker een van de groot
ste aardappelhandelaren uit de provincie, die eene
reputatie heeft te verliezen. En waar zoo iemand
spreker heeft gemachtigd in openbare vergadering
het zooeven medegedeelde voor te lezen, dan is
spreker vrij daaraan voorshands meer waarde te
hechten dan aan de beweringen van den heer Dijk
stra.
De heer Dijkstra heeft gezegd dat het belang der
grossiers niets ter zake doet en dat het de consu
menten zijn, die het loodje leggen. Waarom, vraagt
spreker, zouden de détaillisten niets hebben te zeg
gen als zy waren ontvangen, die niet in orde zijn?
Zy kunnen zich daarover toch beklagen. En er zijn
ook wel klachten geweest en er zijn wel aardappelen
geweigerd. Spreker ziet geen enkele reden, waar
om de détaillisten zoo goed zouden zijn de aard
appelen te accepteeren, die de grossiers hun in de
handen gelieven te stoppen. Zij weten heel goed.
waar zij hunne bezwaren kunnen inbrengen. In het
algemeen neemt spreker aan, dat het belang dei-
grossiers meebrengt de aardappelen goed te bewa-
renij. Dat er wel eens onderwicht is geconstateerd
neemt spreker wel aan. Maar, dat is een zaak van
de détaillisten zelf, waaraan het gemeentebestuur
niets kan doen. De heer Dijkstra heeft gesproken
van modder, die aan de aardappelen zit. De heer
Schuitmaker schreef daarover:
„Ook is de tarra steeds op rekening der gemeen
te gekort en over de hor of zeef afgeleverd".
De heer Dijkstra: „aan wie"?
De Voorzitter: „in ieder geval aan den grossier".
De heer Dijkstra: „de heer Schuitmaker heeft het
over de leverantie aan de gemeente. Het is echter
voorgeschreven, dat de grossiers de aardappelen
ook over de zeef aan de détaillisten moeten afle
veren".
De Voorzitter: „U hebt gezegd dat er modder aan
de aardappelen zit".
De heer Dijkstra: „zeker, alle rommel blijft eraan
zitten".
De Voorzitter: „ik acht het niet denkbaar".
De heer Dijkstra: „ik weet minstens zooveel van
aardappelen als Yme Schuitmaker, die nooit een
aardappel verbouwd heeft".
De Voorzitter: „U zegt dat de aardappelen niet
over de zeef worden geleverd en de heer Schuitma
ker machtigt mij mede te deelen: ook is de tarra
steeds op rekening der gemeente gekort en over hor
of zeer afgeleverd".
Wat het uitgeven van een distributieblad be
treft, daarvoor voelt spreker weinig. Men kan toch
niet alle praatjes tegenspreken. Wat kan b.v. een
betere tegenspraak zijn dan de verklaring van den
heer Schuitmaker, vraagt spreker. En men ziet nu,
welke waarde daaraan wordt gehecht. Het is on
mogelijk om alle praatjes te achterhalen. Van zoo'n
distributieblaadje verwacht spreker dan ook niet
veel. Wat hij daarvan in andere plaatsen heeft
gezien, heeft hem in die meening versterkt.
Het denkbeeld is echter bij Burgemeester en Wet
houders geopperd om van de couranten gedaan te
krijgen dat deze 's Zaterdags eene samenvatting
geven van alles wat voor de distributie van belang
is. De secretaris heeft zich reeds met de admini
stratie van een der bladen in verbinding gesteld.
Dit lijkt spreker praktischer toe dan de uitgifte van
een distributieblad, dat z.i. geen reden van bestaan
heeft. Dat wordt een kostbare geschiedenis, die de
zaak niet veel beter maakt.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9. April 1918. 107
De heer Terpstra gelooft wel wat de heer Schuit
maker over de aardappelen heeft gezegd. Hy be
doelt evenwel dat deze vruchten bij den boer op
het land over de zeef worden afgeleverd. Maar dan
is men nog lang alle modder niet kwijt. Veel blijft
aan de aardappelen hangen. En bovendien wor
den de aardappelen bij den een beter gerooid dan
bij den ander. Er is wel dikwijls gezegd: hoe durven
de boeren de aardappelen zoo af te leveren. De ge
meenten worden daarvan de dupe. Maar de lieer
Dijkstra heeft driemaal geconstateerd dat de gros
siers de aardappelen niet over de zeef afleverden
aan de détaillisten zooals is voorgeschreven. En dat
heeft hij willen doen uitkomen.
De heer Schaafsma wil naar aanleiding van de
verdediging van den heer Schuitmaker door den
Voorzitter een enkel woord zeggen. De Voorzitter
betwijfelt de deskundigheid van den heer Dijkstra.
De Voorzitter: „daar heb ik geen woord van ge
zegd".
De heer Schaafsma: „goed, dan neem ik dat te
rug". De heer Dijkstra, vervolgt spreker, heeft vol
komen gelijk. Zaterdagavond is spreker bij Woud
stra, Achter de Hoven, ingeroepen. Die had aard
appelen gekregen van den grossier. Spreker wil
niet overdrijven, maar op de 8 aardappelen was er
1 verrot. Dat is niet overdreven. Ook zaten er veel
spruiten aan. Spreker heeft jaren in de bouw ge
woond en jaren de aflevering van aardappelen ge
zien. En zooals deze aardlappelen eruit zagen, kon
ieder wel zien, dat ze niet over de hor of de zeef
zijn geleverd. Die met aardappelen bekend is, weet
wel dat, bij aflevering over de zeef, de spruiten
eraf vallen. Ook de aanwezigheid van rotte aard
appelen is een bewijs, dat ze niet over de zeef zijn
geleverd. Het toezicht, dat is sprekers conclusie,
laat te wensehen over. Thans zal hij er niet meer
van zeggen, maar hij hoopt er bij de behandeling
van zijn voorstel op terug te komen.
De heer Dykstra vraagt waarom de levering over
de zeef is voorgeschreven. Omdat het niet noodig is?
Spreker bestrijdt ten sterkste de beweringen van
den heer Schuitmaker, die durft beweren dat de
aardappelen op voldoende wijze zijn bewaard, ja
dat de bewaring niets te wensehen overlaat. Een
der grossiers toch heeft spreker zelf toegegeven,
dat het ophoopen van aardappelen in een pakhuis
voor een wekenlang tijdvak niet goed is. Voor een
ld dagen gaat dat, maar niet voor langer.
De Voorzitter: „dat zei zeker een der coneuren-
ten. Had de man het zelf gedaan?".
De heer Dijkstra: „zeker, hij had het zelf gedaan".
Spreker herhaalt dat die grossier moest toegeven,
dat het opbergen niet op de juiste manier had
plaats gehad. De klacht, die spreker naar voren
brengt, is al op meer plaatsen gehoord. Ook op het
coöperatief noodcongres is deze klacht te berde
gebracht
De Voorzitter: „wat bewijst dat?"
De heer Dykstra: „dat hetgeen ik zeg geen excep
tie is".
De Voorzitter: „mij is een plaats bekend, waar
wel voor 20.000.bedorven is".
De heer Dykstra: „wat hier bedorven is, is door
de consumenten ontvangen en betaald".
De Voorzitter: ,„U kunt die stelling volhouden,
zooals ik de mijne. Wij zullen er maar niet verder
over praten".
De heer Dijkstra: „als U maar voor goed toezicht
j. V
zorgt.
De Voorzitter wil thans een voorstel doen
teneinde dit mondeling te behandelen. In de vorige
vergadering is, bij de behandeling van het voorstel
tot. het bouwen van 26 woningen aan een zystraat
van de Bleeklaan door een der leden gevraagd of
het niet wenschelyk was meer woningen te bou
wen. Spreker heeft toen toegezegd, die vraag aan
Burgemeester en Wethouders ter overweging te
zullen voorleggen. De gemeente geeft als toelage
een groote som en, waar het hier betreft woningen
voor tamelijk bemiddelde menschen, meenden Bur
gemeester en .Wethouders, dat er geen reden be
stond om daarop zoo'n grooten bijslag te geven. De
huur, die mag worden gevraagd is door het Kon.
Steuncomité naar bepaalde regelen vastgesteld. Nu
hebben Burgemeester en Wethouders gevraagd of
daarvan niet kan worden afgeweken. Maar daar
is liet Steuncomité niet voor te vinden. In weerwil
daarvan meenen Burgemeester en Wethouders toch
den Raad te moeten voorstellen, het aantal wonin
gen uit te breiden tot 50. Een uitgewerkt voorstel
kunnen zij nog niet doen, maar de woningen kun
nen allen zijn van een van de zes typen van het
eerste plan. De bouw zal goedkooper worden door
het grootere aantal. De begrooting van de eerste
20 is ruim 108.000.maar de Directeur rekent
voor deze nieuwe met minder toe te kunnen.
De heer Beekhuis: „waar komen ze te staan"?
De Voorzitter: ,„aan een zijstraat van de Bleek
laan in de richting van het Noordvliet".
De heer Fransen zegt dat in de vorige vergade
ring door den heer Tiemersma is gevraagd of er
niet meer konden worden gebouwd. Spreker heeft
gevraagd of de woningen in eigen beheer zouden
worden gezet, of dat zij publiek zouden worden
aanbesteed. Spreker heeft erop gewezen dat men
bij publieke aanbesteding direct de kosten per wo
ning weet, ook als er bijgebouwd moet worden. Dan
kan men beter beslissen. Spreker herhaalt thans
zijn vraag of de woningen in eigen beheer zullen
worden gebouwd of dat ze publiek zullen worden
aanbesteed. Mocht dit laatste niet het geval zijn,
dan zou spreker den Raad willen voorstellen Bur
gemeester en Wethouders op te dragen de wonin
gen publiek aan te besteden.
De Voorzitter kan op de vraag van den heer
Fransen niet meer antwoorden dan hij in de vorige
vergadering reeds heeft gedaan. Hij wil er met den
Directeur der Gemeentewerken wel over spreken.
Deze evenwel vindt in liet algemeen publieke aan
besteding niet wenschelijk, om redenen, den heer
Fransen wel bekend. Bij publieke aanbesteding
toch komen praktijken voor, welke niet in het be
lang der gemeente zijn
De heer Fransen: ,„welke praktijken"?
De Voorzitter: „dat kan ik niet zoo precies zeg
gen. Ik denk dat de heer Fransen dat beter za!
weten dan ik".
De heer Fransen: „neen".
De Voorzitter: „verschillende dingen zijn soms
meer in het. belang der aannemers dan in dat der
gemeente. Voor een aanbouw van 50 woningen
krijgt men een geheel andere berekening dan voor
26. Er wordt niet gerekend: 1 woning kost dat, dus
50, vijftig maal zooveel. Die motiveering lykt spre
ker niet goed. Spreker wil den Raad in overweging