110 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 April 1918.
De algemeene beraadslagingen worden geopend.
De heer de Haan doet opmerken dat Burgemees
ter en Wethouders, in de Memorie van Antwoord
op het sectieverslag hebben te kennen gegeven: „dat
voor de middelbare meisjesschool een evenredige
schoolgeldheffing geldt, waarvan het hoogste
schoolgeld 100.bedraagt. Een hooger bedrag
schijnt, na verwerping destijds van het voorstel om
150.als hoogste heffing te eischen, moeilijk te
vorderen".
Bij de openbare behandeling heeft de Wethouder
van Onderwijs te kennen gegeven, dat hij niet durf
de te zeggen of Burgemeester en Wethouders ver
standig zullen doen om te komen met een voorstel
tot verhooging van het schoolgeld aan de middel
bare meisjesschool. Spreker heeft toen de motie-
Nijholt gehoord, welke motie door dit raadslid is
verdedigd. Zij is in handen gesteld van Burge
meester en Wethouders om prae-advies. Een stem
ming heeft echter niet plaats gehad en toch komt er
nu een voorstel van genoemd college om het school
geld belangrijk te verhoogen. De argumenten, welke
Burgemeester en Wethouders hebben geleid tot
het doen van hun voorstel, zullen echter wel andere
zijn dan die van de raadsfractie, uit wier naam de
heer Nijholt heeft gesproken. Burgemeester en
Wethouders hebben zich voorgesteld de gemeente
hoogere inkomsten te verzekeren ten einde het
déficit in te korten.
Wat de heer Nijholt indertijd heeft gezegd is fei
telijk niet weerlegd. Spreker acht het dan ook nut
tig, dat van andere zijde eens eene uiteenzetting
wordt gegeven van den toestand. De middelbare
meisjesschool is door de heeren Nijholt en Hiem-
stra een luxe school genoemd. Dat woord kan in
tweeërlei zin worden opgevat. Het kan zijn een
Luxueus gebouw, zooals de raadszaal b.v. weelderig
is ingericht, of de leermiddelen en de kosten per
leerling kunnen luxueus zijn. Het gebouw nu is dit
in geenen deele. Als men er komt, ziet men slechts
kale muren, waaraan geen weelde te bespeuren is.
En, wat de kosten per leerling betreft, die zijn, van
alle scholen, welke onder de Commissie van Toe
zicht ressorteeren, de laagste. Per leerling wordt
aan deze school minder toegelegd dan op de leerlin
gen der Rijks- en Christelijke Hoogere Burgerscho
len.
Men kan een luxe school echter ook beschouwen
als een overbodige school, een doellooze school.
Maar ,dat wordt, meent spreker, weersproken door
het groote aantal leerlingen. In de laatste jaren
is dat aantal belangrijk toegenomen. In 1910 was
het 66, in 1914, 81. thans is het 109.
De heer Hiemstra (Wethouder): „doellooze leer
lingen".
De heer de Haan: „doellooze leerlingen, goed".
Als de middelbare meisjesschool echter een doel
looze school is, dan zou men toch van de predikan
ten van de richting, die den strijd tegen de school
aanbindt, niet verwachten, dat deze hunne doch
ters aan zoo'n doellooze weeldeinriehting lieten op
leiden. Bovendien is de school toegankelijk voor
onvermogend© leerlingen. Tot aan 1908 zijn er on
geveer 100 meisjes van onbemiddelde ouders koste
loos geplaatst. En dat gebeurt niet aan een doel
looze school. De voornaamste reden, waarom de
school in dezen tijd zoo druk bezocht is, is deze, dat
men in het algemeen het intellectueel peil der vrouw
wenscht te verhoogen. Spreker is daarvan een
groot voorstander. Hij heeft altijd de gelijkstelling
van de vrouw met den man voorgestaan. Men
moge beweren, dat de school niet opleidt voor het
productieve leven, zij leidt wel op voor het leven.
En in verband daarmee doet spreker opmerken dat
het nut van de vrouw uit maatschappelijk oogpunt
meer reikt in de toekomst. Aan het nageslacht zal
men kunnen zien, dat de kinderen afkomstig zyn
van ouders, die intellectueel zijn gevormd. Wat de
bestemming der leerlingen betreft is er opgemerkt
dat enkelen wel een diploma of acte behalen, maar
dat die ook op een andere en goedkooper manier te
halen zyn, b.v. de acte als onderwijzeres. De direc
trice heeft spreker een opgaaf verstrekt van leer
lingen, die in de laatste jaren met diploma zijn
vertrokken.
Over 1917 waren dat 12 leerlingen. Daarvan wer
den: 1 opgeleid voor zang, 1 voor middelbaar ge
schiedenis, 1 voor onderwijzeres, 1 voor boekhoud
ster, 1 ging naar de school voor maatschappelijk
werk, 4 naar een kantoor en 3 naar de Huishoud
school.
In 1916 waren er 9 leerlingen. Voor onderwijze
res werden 3 opgeleid, 1 studeert plant- en dier
kunde, .1 muziek, 3 gingen naar de huishoudschool
en 1 bleef bij de ouders thuis.
In 1915 waren er eveneens 9 leerlingen. Eén werd
onderwijzeres, 1 behaalde wiskunde K 1, 6 gingen
naar de huishoudschool en 1 bleef thuis. In de laat
ste jaren hadden dus bijna alle leerlingen eene
bepaalde bestemming.
Spreker vindt het vreemd dat de heer Nijholt
heeft beweerd, dat elke leerling de gemeente pl.m.
1400.a 15.00.kost. Hij noemt dat een vrij
overdreven voorstelling. Men moet zoo iets toch
niet berekenen over de leerlingen, die de school ver
laten, maar over alle leerlingen. En dan komt spre
ker tot een heel ander cijfer. De kosten bedroegen
in 1917, 21.475.de schoolgelden brachten
9400.op. Het tekort ad 12.075.over 109
leerlingen omgeslagen, geeft per leerling een be
drag van 111.—.
Bij de behandeling der gemeentebegrooting nu
heeft de Wethouder van onderwijs gezegd, dat elke
leerling van het M. U. L. O. de gemeente 100.
kost per jaar. Maar, spreker is van oordeel, dat het
geld aan de leerlingen besteed aan de maatschappij
in de toekomst ten goede komt.
Wel zegt de heer Nijholt dat het karakter dei-
school veranderd is. Hij beschouwt het als een
soort van kostschool, een school voor jongejuffrou
wen.
En de heer Hiemstra heeft zich eenigszins sma
lend uitgelaten toen hij zei: nu ja, de meisjes leeren
er een mondjevol Fransch.
Spreker is van oordeel, dat het taalonderwijs aan
de meisjesschool veel intenser is dan aan de Rijks
Hoogere Burgerschool. Aan taal en letterkunde toch
wordt veel meer tijd besteed dan aan die inrich
ting van onderwijs, waar meer tijd noodig is voor
de wis- en natuurkundige vakken. De ouders, die
een keus hebben te doen, moeten kiezen tusschen
de meisjesschool en de R. H. B. S., waar voor vele
vrouwelijke leerlingey de wis- en natuurkundige
vakken te zwaar zijn, tusschen de meisjesschool en
het gymnasium, waar een groot deel van den tijd
wordt besteed aan de studie der oude talen. Alle
drie inrichtingen zijn inrichtingen van voorberei
ding. Niet een ervan leidt op voor een bepaald
vak. Als de meisjes bij het onderwijs willen dan
kunnen zij wel worden opgeleid aan kweek- en nor
maalscholen, maar als zij van de meisjesschool ko
men zijn zij de leerlingen dier inrichtingen ver
vooruit, door hunne grondige kennis der vreemde
talen en letterkunde. En zij zijn die leerlingen in
enkele jaren dan ook ver vooruit. Spreker heeft
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 April 1918. 111
dit willen zeggen om het karakter en de beteekenis
der school goed te doen uitkomen. Spreker meent
dan ook dat er geen reden is om het schoolgeld be
langrijk te verhoogen, tenzij dit inderdaad thans te
laag zou zijn.
bovendien wil spreker doen opmerken, dat er in
artikel 24 der wet op het Hooger Onderwijs staat:
Ter tegemoetkoming in de kosten der gymnasia
kan voor iederen leerling eene bijdrage gevorderd
worden, die echter het bedrag van 100.'s jaars
voor alle lessen, niet te boven gaat.
In artikel 37 der wet op het Middelbaar Onder
wijs staat: de bijdrage kan voor de gemeentescho
len, die artikel 14 vordert, (de Burgerdagscholen),
niet hooger worden gesteld dan op 12.en voor
de Rijks Hoogere Burgerscholen niet hooger dan
op 60.'s jaars.
Bij de k&uze van een school voor hunne kinderen
hebben de ouders nu te kiezen tusschen de meisjes
school, de R. H. B. S. en het gymnasium, welke in
richtingen, wordt dit woorstel aangenomen, belang
rijk goedkooper zijn.
Bij de voorstanders der motie-Nijholt nu zit de
gedachte voor, dat de meisjesschool alleen bestemd
is voor kinderen van bemiddelde ouders. Dat is niet
het geval. Spreker kan dit bewijzen, als hij het
resultaat der schoolgeldheffing nagaat.
Van de 109 leerlingen betalen:
20 leerlingen, 50.per jaar (ouders met inkomens
van 3200.—),
20 leerlingen, 75.per jaar (ouders met inkomens
van 3200.tot 4500.
24 leerlingen, 100.per jaar (ouders met inko
mens boven 4500),
terwijl 45 buitenleerlingen, onafhankelijk van de
financieele omstandigheden der ouders, 100.be
talen.
Men moet bij de beoordeeling der school niet
vergeten, dat het de eenige school in Friesland is
voor de leerlingen van buiten de gemeente wonen
de predikanten, doktoren, ambtenaren en notaris
sen, die in hunne gemeenten geen gelegenheid heb
ben om hunne kinderen voldoend onderwijs te ge
ven. Het is dan ook in hooge mate te betreuren dat
de Staten Generaal in 1885 besloten hebben geen
subsidie meer te verkenen aan meisjesscholen. Dat
is een bekrompen standpunt geweest. Zij hebben
daarmee uitgesproken dat het intellectueel peil van
het onderwijs van de vrouw lager kan zijn dan dat
van den man. Het is te betreuren, dat men, waal
meer en meer stemmen opgaan om de vrouw het
stembillet in handen te geven, ten einde haar mede
zeggingschap in de Regeering te waarborgen, eerst
niet meer werk heeft gemaakt van eene betere ont
wikkeling der vrouw
De heer Hiemstra (Wethouder): „der vrouw?"
De heer de Haan: „ja, der vrouw".
Den heer Nyholt doet het genoegen, dat Burge
meester en Wethouders met hun voorstel eenigs
zins in de richting van zijn voorstel zijn gegaan.
Het bevredigt hem echter niet geheel. Hy heeft geen
slag in de lucht gedaan maar meent dat wat hij
heeft voorgesteld het minimum is, dat gevraagd
kan worden. Men mag sprekers zorg voor de ge-
meentefinanciën soms in twijfel trekken, die heeft
zeker bij hem wel een punt van overweging uitge
maakt. Als de school toch geen groot tekort, ople
verde zou spreker geen verhooging van schoolgeld
hebben voorgesteld. Hy beschouwt de school als
een bijzondere school, die door eene bepaalde cate
gorie van Leeuwardens ingezetenen gewild is. En
dat is een heel klein gedeelte. En spreker acht het
niet wenschelijk dat alle ingezetenen daarom in de
schadepost moeten bijdragen. Waar zou het heen,
vraagt spreker, als elke kleine groep, die een by-
zondere school zou willen oprichten, erop kon reke
nen dat de school op deze manier zou worden ge
subsidieerd. En daarom heeft spreker zyn voorstel
gedaan, teneinde het tekort te beknibbelen.
De heer de Haan heeft een juiste définitie ge
geven van de beteekenis van het woord luxe school
door te zeggen dat het „overbodige" school betee-
kent.
De heer de Haan nu zegt een voorstander te zijn
van de gelijkstelling van man en vrouw en hij wil
de vrouw in een afzonderlijk hokje zetten. Maar
als de heer de Haan gelijkstelling wil, moet hij de
meisjes niet in een apart hokje opsluiten, maar
moet hij ze naar de Rijks Hoogere Burgerschool
sturen, waar jongens en meisjes te zamen les krij
gen; dan moeten ze niet afzonderlijk opgevoed wor
den, maar moeten ze de wereld leeren kennen. Maar
de meisjes gaan naar de meisjesschool omdat ze
daar bij hun eigen standje zijn. De heer de Haan
zegt dat er tot 1908 een 100 tal meisjes kosteloos
zijn opgeleid. Dat kan zijn, maar kan de heer de
Haan ook zeggen hoeveel er na 1908 zijn geweest?
Wat betreft de richting of liever de werkkring die
de meisjes kiezen, daaromtrent kan spreker kort
zijn. Hij herhaalt dat hetgeen de meisjes daar lee
ren ten behoeve van den een of anderen werkkring,
anders op een betere en zuiniger wijze is te leeren
dan op de meisjesschool. De heer de Haan heeft
sprekers berekening, dat elke leerling de gemeente
14 a 1500.kost, gewraakt. Hij kan ook wel met
de berekening van den heer de Haan accoord gaan.
De heer de Haan: „dat is nog al een groot ver
schil".
De heer Nyholt: „neen". Men kan, zegt spreker,
zeggen: elke leerling die de school verlaat, kost de
gemeente 14 a 1500.maar ook elke leerling die
de school bezoekt kost de gemeente 110.per
jaar. De gemeente heeft elk jaar op de school een
tekort van 12.000.— plus de schoothuur. Spreker
wil zijn eigen voorstel niet verdedigen, de sympa
thie ervoor schijnt niet erg groot. Hij wil dan ook
het voorstel van Burgemeester en Wethouders steu
nen en het zijne intrekken. De tariefieering van
dit laatste voorstel komt spreker wel juist voor,
maar de bedragen zijn te laag. Hij hoopt er later op
terug te komen, als hier een andere Raad zit, die
de bevoorrechting der bezittende klasse wat min
der ver doorvoert. Hij zal daarom het voorstel van
Burgemeester en Wethouders op afbetaling aan
vaarden.
De Voorzitter deelt mede dat de heer Nijholt
diens voorstel heeft ingetrokken. Het maakt der
halve geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
De heer Sehoondermark (Wethouder) doet op-
mer, dat de heer Nijholt, door het intrekken van
diens voorstel, hem spreker de verdediging
gemakkelijk heeft gemaakt. Hij kan echter de op
merking van den heer Nyholt, ten opzichte van de
bevoorrechting der bezittende klasse gemaakt, niet
stilzwygend passeeren. Dergelijke uitdrukkingen
moest de lieer Nijholt niet gebruiken. De bezittende
klasse toch betaalt niet alleen deze school, maar
ook de Openbare lagere en de M. U. L. O. scholen,
waarop wordt toegelegd en dus ook voor het groot
ste gedeelte de kostelooze scholen. Mogen zij,
vraagt spreker, dan niet één school voor zich heb
ben in deze beteekenis, dat zij hunne kinderen zoo
kunnen doen opvoeden, dat zij in de maatschappij
eene positie kunnen innemen overeenkomstig hun
stand. Dat is toch zeker geen onbillyke eisch.
invorderen van schoolgeld aan de middelbare school
voor meisjes (bijlage no. 17).