112 Verslag van de handelingen van d«n gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 April 1918. De heer Nijholt heeft reeds toegegeven dat de berekening van den heer de Haan goed is. Op dezelfde wijze als de heer de Haan zulks voor de meisjesschool heeft gedaan, is uitgerekend dat het M. L. O. per leerling 110.kost. En waar dit het geval is, is het niet onbillijk dat op de meisjesschool het schoolgeld iets liooger wordt. Dit aan het adres van den heer de Haan. De lieer de Haan vergelykt het schoolgeld van de meisjesschool met dat van het gymnasium. Maar spreker doet opmerken dat het Kijk voor het gym nasium 50 °/o subsidie geeft, maar dan mogen de leerlingen niet meer dan een bepaald bedrag be talen. De meisjesschool moet de gemeente geheel hetalen. En waar nu de gemeente zelf eene inrich ting heeft, waarvan door de leerlingen van buiten kan worden geprofiteerd^ en dit is de aanleiding geweest tot het voorstel van Burgemeester en Wet houders is het niet meer dan billijk, dat zij die het kunnen betalen, er iets meer voor over hebben. Voor menschen met 6000.inkomen en meer, en voor hen die buiten wonen, behoeft de gemeente geen school te hebben, waarop moet worden toege legd. Door liet voorstel van Burgemeester en Wet houders zal het schoolgeld 19.000.opbrengen en wordt het tekort 6000.kleiner. De heer Nijholt heeft gezegd dat de school over bodig is. Dit is spreker niet erg duidelijk geworden en hij gelooft ook niet dat de heer Nijholt het ern stig met deze bewering meent. Er is toch een cate gorie van ingezetenen, die hunne kinderen eene bepaalde opvoeding willen geven. En nu is er in dertijd bepleit de oprichting eener school die mis schien 15 a 16 leerlingen zou tellen. Waar dit het geval is kan men van een school met 100 leerlingen niet beweren, dat dat een overbodige school is. Spreker werpt die bewering dan ook verre van zich. Waar de leeraressen in salaris zijn verhoogd, hebben Burgemeester en Wethouders gemeend eene verhooging van het schoolgeld met 20 wel te mogen voorstellen. De heer de Haau zegt dat hij het schoolgeld van de meisjesschool alleen vergeleken heeft met dat van de Rijks Hoogere Burgerschool en het gymna sium, omdat hij zich stelt op het standpunt der ouders. Die moeten overwegen naar welke school zij hunne kinderen na het verlaten van de lagere school zullen zenden. En dan weegt het geldelijk offer dat zy zich hebben te getroosten zwaar, voor al als het getal kinderen nog al groot is. De heer Nijholt heeft gezegd: laat men de meis jes naar het gymnasium of de R. H. B. S. zenden en ze nieit in een apart hokje opsluiten. Dat is een ander systeem, n.l. dat der co-educatie. Dat is het systeem waarover, toen spreker nog jong was, hij veel heeft gehoord en waartegen zich veel op on derwijsgebied kundige personen, door de ervaring geleerd, hebben verklaard. En, als nu aan de meis jesschool wat meer gelegenheid werd gegeven voor onderwijs in de wis- en natuurkunde, zoodat de leerlingen eindexamen R. H. B. S. konden doen, dan zou men een groot aantal vrouwelijke leerlin gen van de R. H. B. S. zien overgaan naar de meis jesschool. De ouders toch zyn van oordeel dat eene afzonderlijke opleiding voor de meisjes ge- wenscht is. De heer Nijholt vraagt of er in de laatste jaren ook kinderen van minvermogenden zijn toegelaten. Spreker kan daarop geen antwoord geven. Eerst gisteren heeft spreker gezien hoe groot het aantal vroeger was en de Paaschvacantie was hedenmor gen nog niet geëindigd. Hij is dan ook niet in de gelegenheid geweest na te gaan of er nu minver mogende leerlingen zijn. Maar, al is er nu niet een, de gelegenheid om kinderen uit andere kringen op de school te krijgen is grooter geworden, nu leerlin gen van school 4 zonder examen kunnen worden toegelaten. De heer Nijholt hoopt dat een andere Raad de bevoorrechting der bezittende klasse zal doen op houden. Spreker hoopt dat na verloop van eenige jaren de vrouw hier in den Raad de belangen barer seksegenooten zal bepleiten. Als er thans een vrouw in sprekers plaats stond, zou zij dat met meer vuur, kracht en talent doen dan hij zulks ver mag. De heer Nylmlt: „nou, dat gaat ook nog al". Spre ker wil nog iets zeggen. De heer de Haan weet niet of er nu ook kostelooze leerlingen zijn. Omtrent de laatste jaren weet spreker dat ze er niet geweest zijn. En dat teekent het karakter der school. Waar om zijn er geen kostelooze leerlingen en op de R. H. B. S. en andere onderwijsinrichtingen wel. Om dat deze iets geven voor het latere productieve leven; de meisjesschool niet; dat is de reden waar om het onderwijs aan de meisjesschool door onbe- middelden niet wordt begeerd. Spreker heeft ge zegd dat de school overbodig is. Hij had boter ge daan dat nader te omschrijven. Met den heer Schoondermark is spreker het eens dat een klein deel der ingezetenen de school wil. Voor dat kleine gedeelte is de school niet overbo dig, voor het andere grootere deel wel; daarom is de school als gemeenteschool* niet op haar plaats, dus overbodig. De lieer Schoondermark heeft gezegd dat het tekort zal dalen tot 6000. De heer Schoondermark (Wethouder): met 6000.—. De heer Nyholt zegt dat het dan ook tot 6000. daalt daar het tekort 12.000.bedraagt. Spreker is evenwel zoo vrij zulks te betwijfelen. Als door aanneming van het voorstel van Burgemeester en Wethouders het tekort met 3000.daalt, mag men blij zijn. De gömeenterekening zal het metter tijd wel leeren. De heer Schoondermark (Wethouder) heeft ge zegd dat de inkomsten van het schoolgeld 19.000 zullen bedragen. Dat staat ook in de toelichting van het voorstel van Burgemeester en Wethou ders. De heer de Haan: „neen, de nieuwe regeling zal 13.000.opbrengen". De heer Schaafsma wil een kleine opmerking maken. Hy zal zich niet tegen het voorstel verzet ten en zou het woord niet hebben gevraagd als de heer Schoondermark hem de gelegenheid niet had gegeven. Hij de Wethouder heeft toch be weerd, dat de bezittende klasse niet alleen haar eigen school betaalt, maar ook de M. U. L. de lagere scholen en dus ook de kostelooze. Spreker betwijfelt dit. Hij teekent daartegen protest aan, want die bewering is niet juist. Als men de belas ting nagaat dan komen de bezitters percentsge wijze vrij goed weg. Eu de gemeentescholen worden uit de belastingen betaald. Het is nu wel waar dat er ook kinderen profiteeren van het onderwijs, wier ouders geen belasting betalen, maar de meergegoe- den betalen toch zeker niet het grootste deel. Spre ker kan dan ook niet nalaten protest aan te tee kenen tegen de wyze, waarop de heer Schoonder mark de zaak voorstelt. De heer Sehondermark (Wethouder) zegt dat de heer Schaafsma en spreker niet dezelfde categorie bedoelen. De heer Schaafsma toch bedoelt de kapi Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 April 1918. 113 talisten. Daaraan heeft spreker niet gedacht. Hy heeft den middenstand op het oog gehad, die ge woonlijk de meisjes naar deze school zendt. En dat zijn toch zeker geen kapitalisten. Zij betalen even wel wel degelijk mee. De heer Schaafsma: „percentsgewijs zooveel niet". De heer Schoondermark: „de middenstand be taalt hoofdzakelijk de belasting. En voor die cate gorie is de school van belang". De algemeene beraadslagingen worden gesloten. Wordt overgegaan tot artikelsgewyze behande ling. Aan de orde is artikel 1. De heer de Haan zegt dat in artikel 6 (oud) stond: „behoudens het bepaalde in artikel 7 ondergaat de eens vastgestelde aanslag in het schoolgeld geen verandering". Die bepaling is overgebracht naar artikel 1. Als men nu nagaat de redenen, waarom het schoolgeld kan worden gewijzigd, dan vindt men daarbij niet genoemd de wijziging der veror dening. De bedoeling kan dan ook alleen zijn te treffen de kinderen, die in de toekomst de school zullen In zoeken en niet de leerlingen, die er nu zijn. Nu zal men kunnen zeggen dat een pak kleeren ook meer kost dan verleden jaar. Maar de verkoop daarvan is vrij. En de gemeente heeft een soort van verbintenis met de ouders, tengevolge van de be paling dat het schoolgeld geen verandering onder gaat behoudens in genoemde gevallen. Wijziging van het schoolgeld voor de tegenwoordige leerlin gen zou een onrecht zyn. Toen den vorigen keer het schoolgeld werd ver hoogd voor de buitenwonenden, hebben eenige, waaronder de knapste leerlingen, de school verla ten. Ook nu zal dat weer gebeuren. En die leer lingen kunnen niet overgaan naar de R. H. B. S. of het gymnasium. Spreker wil nu daarom aan ar tikel 1 toevoegen: „Voor de leerlingen, die thans de school bezoeken, wordt liet schoolgeld niet verhoogd". Deze bijvoeging moet dienen om eventueel mis verstand te voorkomen. In de oude en in de nieuwe verordening komt eene bepaling voor dat het schoolgeld, behoudens in bepaalde gevallen, geen verandering ondergaat. Nu is deze schoolgeldrege ling eerst bekend gemaakt in de Leeuwarder cou rant van Vrijdagavond. En nu zal het toch als sprekers opvatting niet de juiste is voor de ouders der leerlingen van belang zijn te weten wat dan wel de gangbare opvatting is. De gelegenheid om zich met eventueele bezwa ren tegen de voorgenomen verhooging tot den Raad te wenden, heeft hun ontbroken. Zij kunnen thans nog bij de Kroon in verzet komen, daar op deze verordening de Koninklijke goedkeuring moet wor den verkregen. De heer Hi eins tra (Wethouder) vraagt, of, als er een nieuwe regeling wordt gemaakt, voor het lager onderwijs en in die regeling een soortgelijke bepa ling voorkwam, de leerlingen dan 6 of 8 jaar voor hetzelfde schoolgeld mogen blijven. Dat zou toch al te gek zijn. De heer de Haan: „dat hangt van de verorde ning af. Als er eene bepaling in voorkomt dat eene vastgestelde aanslag geen verandering ondergaat.. De heer Hiemstra (Wethouder): „tenzij de veror dening wordt gewijzigd". De heer de Haan: „dat staat niet in artikel 7". De heer Beekhuis kan veel voelen voor het door den heer de Haan gesprokene. Hij zal daarover niet in den breede uitweiden, omdat hij dan de argu menten van den heer de Haan zou moeten herha len. Er zijn zeer veel buitenleerlingen op de school, die buiten geen voldoend onderwijs kunnen krijgen. De ouders dier leerlingen worden erdoor gedu peerd. De plaats, die de heer de Haan voor zijn amendement aangeeft is echter niet juist. De aan vulling hoort thuis bij de overgangsbepaling en de heer de Haan moet dan ook voorstellen de door hem aangegeven aanvulling toe te voegen aan artikel 8. Den heer Koopmans is liet niet recht duidelijk wat de heer de Haan met zijn amendement bedoelt. Behoudens in enkele gevallen ondergaat het school geld geen verandering. Deze gevallen worden ge noemd, als bij overlyden, bij vertrek uit de gemeen te, enz. Hij vraagt zich nu af, of de aanslag voor langer dan één jaar b.v. voor den duur van den ge- heelen cursus, wordt vastgesteld. Is de aanslag voor één leerjaar, dan is de voorgestelde aanvulling z.i. onnoodig. De heer Schoondermark (Wethouder) zegt dat de aanslag van het schoolgeld voör het loopende jaar geldt. De bedoeling is om, als er een nieuwe veror dening komt, een nieuwen aanslag te maken. De reorganisatie van het schoolgeld begint met den nieuwen cursus. De aanslag staat vast en die kan dan ook alleen veranderd worden als het inkomen van den betrokkene verandert. Met 1 September wordt de aanslag volgens deze verordening vastge steld. De heer de Haan laat zich meesleepen door zijn gevoel, omdat er ouders zijn die zeggen wel 100.maar geen 120.te kunnen betalen. Dat zal echter wel niet veel voorkomen. Alles wordt duurder. Spreker meent dat de Raad niet moet in gaan op het denkbeeld van den heer de Haan. Den heer de Haan komt het voor dat verorde ningen, reglementen en wetten niet naar de bedoe ling, maar naar de woorden behooreu te worden uitgevoerd. In de verordening nu staat: behoudens het bepaalde in artikel 7 ondergaat het schoolgeld geen verandering. Bovendien is het hier niet een aanslag per jaar. Het schoolgeld is alle jaren gelijk. De heer Fransen: „als ik een liooger inkomen krijg moet ik meer betalen". De heer de Haan: „dat staat niet in de verorde ning". Als het inkomen hooger wordt, wordt toch het schoolgeld niet gewijzigd. De heer Berghuis (Wethouder) meent dat de heer de Haan in de war is, wat betreft of met aanslag de jaarlyksche bedoeld wordt. Als de heer de Haau toch artikel 7 (oud) leest, dan ziet hij dat ambtshalve vermindering in het schoolgeld kan worden aangebracht. Als iemand 3200.verdient betaalt hij 50.schoolgeld. Heeft Eij daarentegen het volgende jaar 10.000.dan zou hij volgens het systeem van den heer de Haan die 50. slechts blijven betalen, omdat artikel 7 het recht geeft het schoolgeld wel te verminderen doch niet te verhoogen. Uit het ongerijmde hiervan blijkt wel duidelijk dat het een jaarlijkschen aanslag betreft. De heer Beekhuis erkent zooeven mis te zijn ge weest. En hij herroept daarom hetgeen hij te dien aanzien heeft gezegd. Uit artikel 1 blijkt dat de aanslag telken jare moet plaats hebben en dat iemand het 2e jaar meer zal kunnen betalen dan

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1918 | | pagina 6