114 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 April 1918. het eerste. Hij trekt daarom den steun aan het amendement-de Haan gegeven in. De heer de Haan geeft .te kennen dat hij het voorgestelde amendement op artikel 1 wenscht te zien overgebracht naar artikel 8. De artikelen 17 worden met algemeene stem men onveranderd vastgesteld. Aan de orde is artikel 8 met het amendement- de Haan. Dit amendement wordt niet ondersteund en maakt derhalve geen onderwerp van beraadslaging meer uit. De artikelen 8 en 9 worden met algemeene stem men onveranderd vastgesteld. De verordening in haar geheel wordt met alge meene stemmen vastgesteld. Aam de orde is de verordening op de invorde ring. De artikelen 18 worden onveranderd vastge steld. De verordening in haar geheel wordt onveran derd vastgesteld. Dit voorstel luidt als volgt: Toen door Uwe vergadering den 26en. Maart 1.1. werd besloten dat de aan te stellen schoolarts geen consultatieve praktijk in casu befeekende dit in het geheel geen praktyk zou mogen uitoefenen, werd de verdere behandeling aangehouden, opdat wij ons nader zouden kunnen beraden ten aanzien der aan U voor te stellen bezoldiging. Wij brengen het voorstel thans weder hij U ter tafel, zooals het na de gevallen beslissing zal moe ten luiden en waarbij in overweging wordt gege ven de jaarwedde te tepalen op 3500 tot 4500. Het voorstel luidt nu als volgt: Burgemeester en Wethouders worden, met afwij king in zooverre van de verordening, regelende de aanstelling, den werkkring en de bezoldiging van schoolartsen bij het lager onderwijs en het bewaar- schoolonderwijs in Leeuwarden, gemachtigd gega digden op te roepen voor de betrekking van school arts in deze gemeente, te belasten met de in die verordening omschreven werkzaamheden op een salaris van 3500 tot 4500 en met bepaling dat het hem niet geoorloofd zal zijn praktijk uit te oefenen. De beraadslaging wordt geopend. De Voorzitter deelt mede dat Burgemeester en Wethouders voorstellen een schoolarts op te roepen op een salaris van 3500 tot 4500. Op dit voorstel is door den heer Peletier een amendement ingediend om het salaris te bepalen op 4000 tot 5000. Het amendement-Peletier wordt ondersteund en maakt tegelijk met het voorstel van Burgemeester en Wethouders een onderwerp van beraadslaging uit. De heer Zandstra zegt dat hij en zijn partygenoo- ten tevreden kunnen zijn; het is nu zoover geko men, dat wij een schoolartseninstituut krygen, zoo- als zij zich dat van den beginne af hebben voorge steld en verdedigd. Ook wat de salarisregeling be treft, zij het dan met eenige wijziging, is hun voor stel vrijwel overgenomen. Dat voorstel was 3000 tot 4500. Burgemeester en Wethouders stellen voor 3500 tot 4500. Zij trekken hun voorstel in. Spreker en zijn partijgenooten zullen voor het voor stel van Burgemeester en Wethouders stemmen. Zij verheugen zich over het voorstel van Burge meester en Wethouders, vast overtuigd als zij zijn, dat zij nu met het schoolartseninstituut op den goeden weg zijn. Zij hebben volstrekt geen vrees of wij krijgen een instituut dat aan de eischen van een goed schoolartseninstituut zal beantwoorden. De heer Peletier heeft zich afgevraagd of het door Burgemeester en Wethouders voorgestelde salaris van 3500 tot 4500 voldoende is. Het mag nu waar zijn, dat er voor dit salaris wel een school arts is te vinden, spreker is overtuigd, dat. er ge legenheid moet zijn tot 5000.salaris te komen. De keuze zal dan ruimer zijn. Waar het hier geldt een enkele ambtenaar, meent spreker dat er geen bezwaar is het door hem voorgestelde salaris te geven. De heer Schoondermark (Wethouder) zegt dat het argument van den heer Peletier, dat het maar één ambtenaar geldt, een gevaarlijk systeem is. Als er 5 of 10 ambtenaren waren, dan sloeg het meer in, zegt de lieer Peletier. Indien de gemeente in het geheel slechts één. ambtenaar had zou spreker zeggen: het kan. Maar zij heeft gelukkig veel amb tenaren. En als nu één bepaalde ambtenaar een dergelijk salaris krijgt, zullen de anderen zeggen: jij zooveel, wij zoo weinig, dat gaat niet. In Groningen, een stad met 100.000 inwoners, heeft men nu een schoolarts met 3500 tot 4500 salaris, en een puikje. Waarom, vraagt spreker moet Leeuwarden voor een schoolarts, die veiel minder werk heeft, meer betalen. In Groningen heeft de schoolarts 10.000 kinderen na te zien, hier nog geen 0000. In Amsterdam heeft de schoolarts ook 10.000 kinderen met een salaris van 2000 tot 3000. Spreker wil, nu hij toch aan het woord is, vragen of de Raad er iets tegen heeft om bij de oproeping de aandacht te vestigen op artikel 3 der veror dening, luidende: „Onverminderd zijne verplichting tot naleving van de bepalingen dezer verordening is de school arts gehouden de voorschriften na te komen, welke hem in verband met de hem opgedragen werkzaam heden, nader door Burgemeester en Wethouders moeten worden gegeven".. Spreker is overtuigd dat een schoolarts, die niets anders heeft te doen, te veel vrijen tijd heeft. De Raad heeft echter besloten dat hij geen consulta tieve praktijk mag uitoefenen en nu hebben Burge meester en Wethouders gezegd: de schoolarts moet een behoorlijk salaris hebben. En zij vinden eene belooning van 3500 tot. 4500 ruimschoots vol doende. De heer Zandstra zal over het salaris niet meer spreken. Nu er een schoolarts komt op een door Bur gemeester en Wethouders voorgesteld salaris, kan en moet er van hem ook meer gevraagd worden dan men. van de vroegere schoolartsen kon eischen. Met den heer Schoondermark is spreker het eens dat wij van den schoolarts meer mogen vragen. De verordening dient daarom te worden herzien. Spreker heeft er niet tegen dat daar mede ge wacht wordt tot de schoolarts is benoemd. Dan kan ook deze er over gehoord worden. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement-Peletier wordt verworpen met 19 tegen 6 stemmen. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 April 1918. 115 Vóór stemmen de heeren: Attema, Peletier, van Sloterdijck, Dijstra, Tulp en Fransen. Tegen de heeren: de Vos, Berghuis, Beekhuis, .Schoondermark, Koopmans, Menalda, Schaafsma, Hiemstra, Zandstra, Nijholt, Collet, Dijkstra, de Haan, Cohen, Tiemersma, Oosterhoff, van Weide ren baron Rengers, Terpstra en Haverschmidt. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders. 7 (agenda no. 8). Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het adres van D. Audier, secretaris boekhouder der Stads-Armenkanier, om herziening van zijne jaarwedderegeling en voorstel tot verdere icijziging van het reglement op de Stadsarmenkamer. Dit voorstel luidt als volgt: Aangezien bij raadsbesluit van 23 November 1915 het salaris van den secretaris-boekhouder van de Stadsarmenkamer van 10001300 was gebracht op 15001800, is by de algemeene salarisherzie ning, vastgesteld den 9den Januari 1917, deze jaar wedde niet voor verhooging in aanmerking geko men. Het tot Uwe Vergadering gericht verzoek van den tegenwoordigen ambtenaar, den. heer D. Audier, dat 27 November 1917 om prae-advies in onze han den is gesteld, om zyn salaris te verhoogen, ver dient ons inziens thans wel steun, al kan op de door hem gevraagde bedragen niet geheel worden inge gaan. Inderdaad zijn sinds de benoeming van dezen titularis in 1915 de levensomstandigheden wel bezwaarlijker geworden en, al mocht dit geen motief tot verhooging zijn bij de algemeene salaris- verhooging, voorbereid in 1916, nu er sinds weder om een jaar verloopen is, en de omstandigheden zich nog geenszins hebben gewijzigd, meenen wij, mede omdat, ook blijkens het tot U gericht schrij ven van de voogden der Stadsarmenkamer en door U den 27 November 1.1. bij de stukken gevoegd, de betrekking in belang en omvang toeneemt, U te moeten adviseeren op het verzoek in te gaan. Eene verhooging tot 17002000.komt ons alleszins billijk voor. Tot ons leedwezen kon door de late inzending dit adres niet meer bij de begrooting worden afge daan. Van deze gelegenheid wenschen wij gebruik te maken om een leemte in het Reglement op het be stuur van de Stadsarmenkamer aan te vullen. De aanstelling n.l. van den portier en diens echtge- noote, de kinderjuffrouw, de naaivrouw en den ziekenbroeder in het Armhuis, steunen niet op die verordening: deze ambtenaren zouden dus geen gemeenteambtenaren zijn in den zin van de Pen sioenwet voor de gemeenteambtenaren 1913. Opdat hierdoor in de toekomst zich geen moeilijkheden zullen voordoen is het noodig in het Reglement een artikel op te nemen, bepalende, dat de benoeming van bovenbedoelde personen geschiedt door de voogden, zoodat zij daarmede verkrijgen een bij ge noemde wet geëischte benoeming van wege een der organen van het. gemeentebestuur. Óp verzoek der voogden wordt bovendien be paald dat de voorzitter „kennis neemt" van de tot de voogden gerichte stukken, aangezien het „ont vangen en openen", zooals thans de term in artikel 50 luidt, meer eigenaardig tot de werkzaamheden van den secretaris behoort. Wij stellen U dus voor te besluiten tot wyziging van het reglement op de Stadsarmenkamer volgens het bijgevoegd ontwerp. De Raad der gemeente Leeuwarden; gezien het voorstel van Burgemeester en Wet houders; besluit: het Reglement op het bestuur van de Stads armenkamer als volgt te wijzigen: I. Art. 45 wordt, gelezen als volgt Onder toezicht van regenten en het bestuur van de voogden zyn een vader en eene moeder, een por tier en eene portiersvrouw, eene naaivrouw, eene kinderjuffrouw en een ziekenbroeder, door de voogden te benoemen, werkzaam, die zoodanige verplichtingen hebben te vervullen, als uit den aard hunner betrekking en uit- de instructie, hun door de voogden te geven, voortvloeien. II. Artikel 46 wordt gelezen als volgt: De in het vorig artikel bedoelde beambten genie ten eene jaarlyksche bezoldiging en, behalve de naaivrouw, vrije woning, vrye kost en vrye ge neeskundige hulp. De bezoldiging bedraagt voor den vader en de moeder jaarlijks 800.tot 1000.—. III. Achter artikel 46 wordt ingevoegd een nieuw artikel 46bis, luidende: De bezoldiging van den portier en de portiers- vrouw, de naaivrouw, de kinderjuffrouw en den ziekenbroeder wordt telken jare op de begrooting van uitgaven, bedoeld bij artikel 12, geregeld. IV. In artikel 50, lste zin, wordt in de plaats van: „de voorzitter ontvangt en opent" gelezen: „de voor zitter neemt kennis van". V. In artikel 57, lid 1, worden de eyfers 1500 en 1800 ouderscheidenlyk vervangen door 1700 en 2000. VI. Artikel V wordt geacht den 1 Januari .1918 in werking te zijn getreden. De beraadslaging wordt geopend. De heer Schoondermark (Wethouder) zegt, dat wordt voorgesteld artikel 46 te lezen: de in het vorig artikel bedoelde beambten genie ten een jaarlyksche bezoldiging en, behalve naai vrouw, vrije woning, vrye kost, en vrye geneeskun dige hulp. De bezoldiging bedraagt voor den vader en de moeder jaarlijks 800.tot 1000. In het oude artikel 46 staat: de vader en de moeder genieten enz. Spreker hoopt dat de Raad hem niet te school meesterachtig zal vinden, maar hij zou voor „moe der" het lidwoord „de" willen laten, vervallen. Als er toch staat den vader en de moeder zou het kun nen worden opgevat dat ieder dezer beambten een salaris heeft van 800.tot 1000. De Voorzitter: „dat is een redactiekwestie". Hij stelt voor deze wijziging aan Burgemeester en Wet houders over te laten. Dienovereenkomstig wordt besloten. De artikelen IVI worden onveranderd vastge steld, behoudens nadere redactie van artikel II door Burgemeester en Wethouders. Het ontwerp in zijn geheel wordt onveranderd vastgesteld. 6 (agenda no. 7). Nader voorstel van Burgemeester en Wethouders betreffende het salaris van den aan te stellen schoolarts.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1918 | | pagina 7