ONTWERP. 116 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 April 1918. 8 (agenda no. 9). Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het adres van het Algemeen Pensioen comité om aan het gepensionneerde ge meentepersoneel en weduwen en weezen van gemeente-ambtenaren een hijslag op het pensioen te, verleenen. Dit voorstel luidt als volgt: Bij U zijn aanhangig een adres van den Voorzit ter en den secretaris van het Algemeen Pensioen- Comité van 20 Februari 1.1., waarbij gevraagd wordt aan het gepensionneerde gemeentepersoneel, weduwen en weezen en op wachtgeld gestelden een bijslag van 25 van den pensioengrondslag waar naar het pensioen vastgesteld is geworden met een algemeen minimum van f 150 te willen verleenen; een adres van den 2öen d.a.v. van den Voorzitter en den secretaris van liet Comité in zake de actie van duurtetoeslag voor gepensiohneerden in Friesland, om aan gepensionneerden c.s. die uit de gemeente kas hun pensioen betrekken, een duurtebijslag te geven; en een adres van 6 Maart d.a.v. van liet Comité ter behartiging van de algemeene belangen van overheidspersoneel aangesloten bij het Neder- landsch Verbond van vakvereenigrngen, met gelijk verzoek. Omtrent een en ander is ons prae-advies ge vraagd. Burgemeester en Wethouders staan op het stand punt dat, nu de Tweede Kamer door aanneming der bekende motie-Ketelaar het toeslag-beginsel voor de Rijkspensioenen heeft aanvaard, de ge meente ten aanzien van de in haar dienst gepen sionneerden eenzelfde gedragslijn moet volgen. Ten opzichte der gemeente-pensioenen, die sinds 1 October 1913 door de wet worden geregeld, is er echter een bezwaar van wettelijken aard, nl. dit, dat de toekenning bij raadsbesluit van een bijslag op het volgens de wet berekend en toegekend pen sioen geoordeeld is te zijn in strijd met de wet. Bij provinciaal blad van 1917, no. 16, heeft de Commis saris der Koningin in deze provincie deze ziens wijze van den Minister van Binnenlandsche Zaken ter kennis van de gemeentebesturen gebracht, daar aan echter toevoegende dat volgens den Minister liet toekennen door den Raad aan .een gewezen ambtenaar van een gratificatie telkens voor een dienstjaar zou kunnen worden toegelaten. Wij kunnen aan dez: ministrieele mededeeling geen andere uitlegging geven dan dat telkens voor een bijzonder geval de bovenomschreven handel wijze, zonder in botsing met de wet te komen, kan worden "evolgd, doch dat liet verleenen van een duurtebijslag bij een algemeen besluit aan vele ge meentelijke gepensionneerden blijft lijden aan het bezwaar van strijd met de wet. Er is daarom aan leiding om aan den betrokken Minister te verzoe ken een wetswijziging te bevorderen, opdat liet ge schetste bezwaar worde ondervangen, waarbij dan tevens kan worden verzocht dat het Rijk in den bijslage mededrage, waar dit zelf de pension- neering van gemeenteambtenaren verplicht heeft gesteld en de bijdragen in en het bedrag van het pensioen heeft bepaald. Van het antwoord kan dan nader afhangen welke stappen dezerzijds verder zijn te doen, waarbij dan tevens in beschouwing kunnen komen de pensioenen van hen, die hun recht nog aan de oude gemeentelijke regelingen ontleenen. Wij hebben dus de eer F voor te stellen te beslui ten tot het verzenden aan den Minister van Finan ciën van het adres volgens het hierbijgaand ont werp. Aan Zijne Excellentie den Minister van Financiën. Excellentie, Op dezelfde gronden als de Tweede Kamer heb ben geleid tot het aannemen den 14 Februari 1.1. van de motie van den lieer Ketelaar c.s., waarby de Regeering is uitgenoodigd voorstellen tot het toe kennen van een duurtebijslag aan door het Rijk ge pensionneerden en op wachtgeld gestelden aan de Staten Generaal voor te leggen, is ook de Raad der gemeente Leeuwarden voornemens aan de gepen sionneerde gemeenteambtenaren en aan de gepen sionneerde weduwen en weezen van gemeenteamb tenaren een duurtebijslag te verleenen. Een besluit van dergelyke algemeene strekking moet echter volgens het oordeel van den Minister van Staat, Minister van Binnenlandsche Zaken in strijd geacht worden met de pensioenwet voor de gemeenteambtenaren 1913 blijkens het bij provin ciaal blad door den Commissaris der Koningin in dit gewest ter kennis der gemeentebesturen ge brachte schrijven van dien Minister. De Raad voornoemd komt daarom tot Uwe Ex cellentie met het eerbiedig verzoek, kan het zijn met eenigen spoed, te willen bevorderen: lo. eene wijziging der aangehaalde wet, waarbij een bijslag als bedoeld mogelijk worde gemaakt. 2o. de toekenning aan de gemeente van een Rijksbijdrage in dien bijslag, waar het Rijk de pen- sionneering van de gemeenteambtenaren en hunne weduwen en weezen heeft verplicht gesteld en de bedragen in en het bedrag van het pensioen heeft geregeld en bepaald. De beraadslaging wordt geopend. De Voorzitter heeft zelf een amendement in te dienen. Hij had liet ontwerp niet goed gelezen. In de tweede zinsnede staat: „Een besluit van dergelijke algemeene strekking „moet echter volgens het oordeel van den Minister „van Staat, Minister van Binnenlandsche Zaken in „strijd geacht worden met de pensioenwet voor „gemeenteambtenaren 1913". Dat moet zijn: in strijd met artikel 150 der Ge meentewet. Spreker stelt voor deze wijziging aan te brengen. Verder deelt hij mede dat door de lieeren Zarnl- stra, Sehaafsma en Tulp een motie is ingediend luidende: Ondergeteekenden hebben de eer voor te stellen: de Raad besluit aan het gepensionneerde gemeen tepersoneel, en aan hunne wodiiwen en weezen en op wachtgeld gestelden, gedurende het dienstjaar 1918 een gratificatie van 25 van het pensioen.be- drag toe te kennen, met dien verstande, dat pen sioen, gratificatie en inkomsten uit anderen hoofde het bedrag van 1000.niet overschrijden. De heer Zandstra zegt dat het van zelf spreekt, dat het voorstel hem sympathiek is. In 1910 heeft spreker een dergelijk voorstel ingediend. Hij ver heugt zich dan ook over het voorstel van Burge meester en Wethouders en wil wel meegaan om zich tot den Minister te wenden met het verzoek om door wetswijziging het geven van een bijslag moge lijk te maken. Maar om daarop nu de gepension neerden te laten wachten, lijkt hem niet wensche- lijk. De omstandigheden toch zijn tegenwoordig zoo, dat zij met hun pensioentje niet kunnen rondkomen. Burgemeester en Wethouders hebben bezwaar tegen het geven van eene jaarlyksche gratificatie. Zij zeggen dat dit wel kan in een bijzonder geval. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 April 1918. 117 Als wij in normale tijden leefden, zou spreker er niet' over spreken, dat ten enkele ambtenaar in een bijzonder geval verkeert dat een toeslag of grati ficatie noodig maakt. Tengevolge van de akelige, ellendige wereldramp, den oorlog, verkeeren een groot aantal mensehen in moeilijke omstandighe den. En wel voornamelijk de kleine gepensionneer den. Als er door een orkaan een dijkbreuk plaats heeft, maken de slachtoffers aanspraak op bij stand, dat spreekt van zelf. I)e gepensionneerden nu zijn de slachtoffers van de omstandigheden. En men moet dus deze zaak in het algemeen beschou wen en niet ieder geval op zich zelf. Zij kunnen op wetswijziging echter niet wachten en daarom heeft spreker zijne motie voorgesteld om hen direct te kunnen helpen. De motie luidt: de Raad besluit aan het gepensionneerde gemeen tepersoneel en aan hunne weduwen en weezen en op wachtgeld gestelden gedurende het dienstjaar 3918 een gratificatie van 25 van het pensioenbe drag toe te kennen, met dien verstande dat pen sioen, gratificatie en inkomsten uit anderen hoofde het bedrag van 1000.niet overschrijden. De Voorzitter wijst erop dat het voorstel-Zand- stra-Schaafsma-Tulp naast dat van Burgemeester en Wethouders staat en niet daartegenover. Hij deelt mede dat Burgemeester en Wethouders het door spreker voorgestelde amendement overne men en vraagt of iemand tegen het voorstel is. Daar niemand zich tegen verklaart wordt met algemeene stemmen besloten overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De Voorzitter zal het voorstel-Zandstra c.s. in stemming brengen. De lieer Zandstra wijst op de laatste alinea, waar in staat dat het bedrag van het pensioen plus den bijslag enz. niet liooger mag zijn dan fOOO. Spreker is van oordeel dat zij die meer dan 1000.inkomen hebben, niet in de allereerste plaats een gratificatie noodig hebben. De lieer Oosterhof f (Wethouder) zegt dat er «enige strijd is tusschen liet voorstel-Zandstra c.s. en de mededeeling van dit raadslid, dat hij accoord gaat met het voorstel van Burgemeester en Wet houders. In het voorstel van Burgemeester en Wet houders toch staat dat er zonder wetswijziging geen toeslag kan worden gegeven en de heer Zand stra stelt voor toch een toeslag te geven. Spreker zal daarom tegenstemmen, hoewel hij veel gevoelt voor het geven van toeslag. Hij acht het echter in strijd met de wet. De heer Hiemstra wijst erop, dat Burgemeester en Wethouders een bijslag willen geven, de heer Zandstra eene gratificatie. Burgemeester en Wet houders zeggen dat liet geven van eene gratificatie in het algemeen in strijd is met de wet. In Rotter dam is een gelijkluidend besluit genomen. Spreker gelooft wel dat het kan, want ook op andere plaat sen is iets dergelijks gebeurd, om voor dit dienst jaar eene gratificatie te geven. De Voorzitter: „dat voorgesteld wordt de grati ficatie voor één jaar te geven maakt de zaak min der algemeen". De heer Zandstra zegt dat er plaatsen zijn waar het al twee jaar gebeurt zonder dat er sprake is van afkeuring. Waar echter wordt voorgesteld de gratificatie voor één jaar te verleenen kan spreker niet inzien waarom liet voorstel niet kan worden aangenomen. Men kan het volgend jaar altijd weer zien. De heer de Haan vraagt lecture van de motie. De Voorzitter voldoet aan dit verzoek. De heer Peletier vraagt of Burgemeester en Wethouders bereid zijn prae-advies uit te brengen. Dan kan de motie over 14 dagen worden behan deld. Het voorstel strekt voor 1918 en er kan door uitstel geen schade voor de betrokkenen ontstaan. •Het is rauwelings in de vergadering gebracht en de Raad kan er zoo niet over oordeeleu. De heer Beekhuis is het volkomen eens met den heer Peletier. De Raad moet toch de kosten weten. De Voorzitter: „Burgemeester en Wethouders zijn bereid prae-advies uit te brengen". De heer Zandstra: „het voorstel spreekt van 25 en het leven is wel 40 duurder". De Voorzitter zal laten stemmen over de vraag of Burgemeester en Wethouders prae-advies zul len uitbrengen of niet. Met 13 tegen 12 stemmen wordt besloten dat Burgemeester en Wethouders geen prae-advies zul len uitbrengen. Vóór stemmen de heeren: de Haan, Fransen, Oosterhoff, van Weideren baron Rengers, Haver- schmidt, Attema, Peletier, Beekhuis, van Sloter- dijck, Schooudermark, Koopmans en Menalda. Tegen de heeren: Nijbolt, Collet, Dijstra, Dijk stra, Tulp, Cohen, Tiemersma, Terpstra, de Vos, Berghuis, Sehaafsma, Hiemstra en Zandstra. De Voorzitter zal de motie in stemming brengen. De heer Beekhuis wil, alvorens hij zijn stem kan uitbrengen, eerst de cijfers kennen. De heer Hiemstra (Wethouder) zegt dat voor eenige weken een besluit is genomen tot het geven van toeslag aan de ambtenaren, ook zonder de cij fers te kennen. En dat voorstel had veel meer bei- téekenis voor de financiën dan dit. Spreker kan zich dan ook niet begrijpen, waarom men zich nu zoo krampachtig aan de cijfers vasthoudt. Hij meent dat de Raad best vóór kan stemmen. Met 21 tegen 4 stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel-Zandstra c.s. Vóór stemmen de heerenHaverschmidt, de Vos, Attema, Berghuis, Peletier, Koopmans, Menalda, Sehaafsma, Hienfstra, Zandstra, Nijholt, Collet, Dijstra, Dijkstra, de Haan, Tulp, Cohen, Fransen, Tiemersma, van Wel deren baron Rengers en Terpstra. Tegen de heeren: Beekhuis, van Sloterdijck, Schoondermark en Oosterhoff. .9 (agenda no. 10). Voorstel van den heer S. Nijholt betreffende den bij raadsbesluit van 11 December 1917 toegekenden toeslag op den prijs van de brandstoffen. De nota van Burgemeester en Wethouders luidt als volgt: In afwachting van de komende regeling ten aan zien van een van rijkswege te geven bijslag op de prijzen der brandstoffen en van de beslissing in verband daarmede op het den 6en October 1917 in gediende voorstel-Collet om aan hen, die niet of tot en met klasse 13 .1200) in den hoofdelijken omslag zijn aangeslagen^ van gemeentewege een toeslag op de brandstoffen te verleenen van 20 ct. per 1Ó0 turven en van 40 ct. per H.L. cokes, heeft de Raad 13 November d.a.v. besloten een toeslag van 15 ct. per 100 turven te geven aan hen, wier

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1918 | | pagina 8