158 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 Mei 1918.
kondiging- werd bekend gemaakt, dat turf niet te
krijgen is op het oogenblik, alleen briketten en
cokes. Als de mensehen hun gasrantsoen verbruikt
hebben, zijn ze dus voorloopig niet in de gelegen
heid om het tekort door andere brandstof aan te
vullen. Bij het tekort aan brood werd althans rijst
en peulvruchten verstrekt ter vervanging, maar
nu wordt- van overheidswege niets gedaan om in
het tekort aangas door andere brandstof tegemoet,
te komen.
De heer Berghuis (Wethouder) noemt dit totaal
abuis. Er is bekend gemaakt dat er geen voldoende
turf is om de winterran-tsoenen uit te keeren. Niet
dat er in het geheel geen turf was.
De lieer Peletier merkt op, dat er hier te hooi
en te gras een schip met turf aankomt, maar dat
is niet voldoende voor een algemeene distributie.
De nieuwe turf komt pas met September.
De Voorzitter merkt op dat Burgemeester en
Wethouders geen brandstof hebben. Geen ding
staat zoo vast als dat.
De heer de Haan heeft het verwijt niet gericht
tot Burgemeester en Wethouders, maar tot de over
heid in 't algemeen.
De Voorzitter: De overheid kan ook geen turf
verstrekken, als er niet is.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders
wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
IV. De Voorzitter geeft thans het woord aan
den heer de Vos.
De heer de Vos begint met lecture te geven van
de door hem gestelde vraag:
ls er van Burgemeester en Wethouders, met het
oog op de buitengewone tijdsomstandigheden in liet
algemeen, en met het oog op het kolengébrek en
als gevolg daarvan sterke gasrantsoeneering in het
bijzonder, een voorstel bij den Raad te verwachten,
om dit jaar de kermis niet te doen doorgaan?
Deze vraag spreekt voor zich zelf. Aanleiding-
er toe was het kolengebrek en het daaruit voort
vloeiende gasgebrek. De burgerij heeft 's morgens
geen gas, 's middags geen gas en ook 's avonds geen
gas, en bovendien slecht gas. Spreker geeft toe, dat
het hier geen plagen is uit lust tot plagen, maar
dat deze harde maatregel, door den nood gedwon
gen, moet worden toegepast, doch daarnaast acht
spreker de vraag gewettigd, of het toelaatbaar is,
dat straks duizenden stères gas doelloos en nutte
loos worden verbruikt, om daarna aan de burgerij
de duimschroeven nog wat sterker aan te zotten.
Spreker hoopt dat Burgemeester en Wethouders
een bevredigend antwoord op zijn vraag zullen
geven.
De Voorzitter antwoordt dat Burgemeester en
Wethouders nog op hetzelfde standpunt staan als
het vorig jaar, waarmee toen de groote meerder
heid van den Raad volkomen instemde. De toe
stand is sinds dien niet zooveel veranderd, zoodat
spreker de argumenten die toen naar voren ge
bracht zijn, niet zal herhalen. De bezwaren van den
heer de Vos kunnen er toe leiden, dat ook de
kermis nog sterker wordt gerantsoeneerd, zoodat
het gasverbruik nog sterker wordt beknibbeld. Ook
ten opzichte van de brandstoffen zal er sterk ge
rantsoeneerd moeten worden, omdat het Rijksko-
lenbureau geen extra-brandstof voor de kermis toe
staat. Dat brandstoffengebruik is overigens zeer
gering. En ook het gasverbruik is in verhouding tot
de geheele gemeente uiterst gering. Spreker meent,
dat de heer Oosterhoff het zoo juist nog te hoog
schatte en dat het hoogstens voor een lialven dag
gas neemt.
Daartegenover brengt het niet doorgaan van de
kermis groot nadeel met zich mee. De gemeente
derft in de eerste plaats rechtstreeks inkomsten,
zelfs zou misschien nog schadevergoeding moeten
worden betaald, en daarenboven zou liet van groot
nadeel zijn voor die ingezetenen, die nu van de ker
mis profiteeren. Burgemeester en Wethouders heb
ben liet niet noodig gevonden om hierover opnieuw
liet oordeel van den Raad te vragen. Wel is het met
het gas iets krapper dan verleden .jaar, maar de
Raad heeft zich nog niet zoolang geleden voor het
behoud der kermis uitgesproken.
De lieer de Vos merkt op, dat het niet tegen de
kermis gaat, maar naar zijn vaste overtuiging is
de toestand nu veel slechter dan verleden jaar. Toen
heeft iiij ook in Mei gevraagd hoe men ten opzich
te van de kermis wilde. De Raad besloot dat de
kennis zou doorgaan, maar in Juli, toen de kermis
al opgeslagen was, moesten Burgemeester en Wet
houders in een buitengewone zitting tot den Raad
komen met de vraag of de kermis nog zou door
gaan. Als men toen niet zoover geweest was, had
de Raad zeker besloten om geen kermis te houden.
Dit jaar heeft spreker wederom, nu liet nog tijd is,
op deze dingen willen wijzen, opdat men niet weer
voor hetzelfde l'eit komt als verleden jaar. Als
straks blijkt dat de hoeveelheid gas niet kan gele
verd worden, zijn Burgemeester en Wethouders
verantwoordelijk.
De heer Peletier vraagt of het adres van „Mid
denstand" hierbij ook in behandeling is, of dat dit
0111 prae-advies naar Burgemeester en Wethouders
gezonden wordt.
De Voorzitter. Ik lean u dat prae-advies wel mon
deling geven. Burgemeester en Wethouders staan
nog op hetzelfde standpunt als verleden jaar.
De heer Peletier is 't wel met Burgemeester en
Wethouders eens, dat het kwantum niet van groote
beteekenis is, maar toch valt het hem zwaar (Ie ver
antwoordelijkheid voor het doorgaan der kennis
mede te dragen. Nu de industrie tengevolge van de
gassehaarschte zoo geweldig lijdt, mag er feitelijk
geen enkele kubieke meter worden afgestaan.
De heer Tulp vraagt: Als er geen kermis gehou
den wordt, krijgt de industrie dan ook maar één
stère meer gas?
De Voorzitter antwoordt ontkennend.
De heer Peletier wil de vraag andersom stellen.
Het gasverbruik van de kermis, waar wordt dat
gevonden? Zeker van het kwantum dat anders voor
de industrie bestemd is?
De Voorzitter: De industrie krijgt, zooals nu, 30
pCt. van haar normaal verbruik.
De heer Peletier: Op dezelfde wijze als met de
particuliere rantsoenen: Als we het hebben. Als we
het niet hebben, kunnen we ook de 30 pCt. niet
afgeven.
De Voorzitter merkt op dat het voor het gevoel
wel eenigszins stuitend kan zijn als daar een pof
fertjeskraam blaakt in een zee van licht, maar
daar kan men aan tegemoet komen, door de kra
men niet al te zeer te verlichten. Overigens is de
kermis werkelijk een zaak van groot belang. Meel
en olie worden, naar spreker vernam, ook ten be
hoeve van de kermis verstrekt.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 Mei 1918.
159
De heer Peletier releveert, dat het bestuur van
„Middenstand" onder hare leden een referendum
uitschreef over het al of niet houden van de ker
mis, met het resultaat dat de zeer groote meerder
heid zich uitsprak voor het afschaffen van de ker
mis. Dit in antwoord op de opmerking dat het
doorgaan van de kermis is in het belang van de
ingezetenen.
De heer de Vos stelt voor, dit jaar de kermis niet
te doen doorgaan, en vraagt dat dit voorstel in de
volgende vergadering zal worden behandeld. Dan
hebben ondertusschen vereenigingen en dergelijke
nog tijd om te komen met adressen. Spreker ver
wacht daarvan doorslaande argumenten.
De Voorzitter brengt eerst in stemming de vraag,
of dit voorstel zal worden aangehouden of niet.
Met 17 tegen 5 stemmen besluit de Raad tot da
delijke behandeling.
Vóór aanhouding stemmen de heeren: Dijstra,
Peletier, de Haan, Djjkstra en de Vos.
Tegen stemmen de heeren: Zandstra, Tiemersma,
Schaafsma, Collet, Tulp, Hiemstra, van Weideren
baron Rengers, Beekhuis, Terpstra, Fransen, Ha-
vcrschmidt, Oosterhoff, Cohen, van Sloterdijek,
Menalda, Berghuis en Schoondermark.
Het voorstel-de Vos om de kermis niet te doen
doorgaan, wordt hierna in stemming gebracht en
verworpen met 18 tegen 4 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: Dijstra, Peletier, de
Haan en de Vos.
Tegen stemmen de heeren: Zandstra, Tiemersma,
Schaafsma, Collet, Tulp, Hiemstra, Dijkstra, van
Weideren baron Rengers, Beekhuis, Terpstra,
Fransen, Haverschmidt, Oosterhoff, Cohen, van
Sloterdijek, Menalda, Berghuis en Schoondermark.
Het. verzoek van de vereeniging „Middenstand",
om de kermis dit jaar niet te laten doorgaan, wordt
thans met algemeene stemmen afgewezen.
Niets meer te behandelen zijnde, sluit de Voor
zitter de vergadering.