162 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 Juni 1918.
en van die tot aanwijzing van stemlokalen (bijlage
no. 26).
De genoemde voorstellen onder punten 57
hebben- ter visie gelegen om nog heden te worden
behandeld.
8. Voorstel van Burgemeester en Wethouders
tot aankoop van grond aan den Harlingerstraatweg
van de N.V. Nationaal Grondbezit.
9. Voorstel van Burgemeester en Wethouders
tot verhuring van de gemeentelijke schietbaan aan
het Kalverdijkje aan het Rijk.
De voorstellen 8 en 9 worden in een volgende
vergadering behandeld.
10. Voorstel van. Burgemeester en Wethouders
tot wijziging der verordening op de heffing eener
belasting op tooneelvertooningen en andere open
bare vermakelijkheden.
Wordt gedrukt als bijlage en bij de leden rond
gezonden om te zijner tijd te worden behandeld.
IA". De Voorzitter doet mededeeling van een
ingekomen verzoek van den heer Dijkstra, om ver
lof van den Raad te mogen ontvangen, ten einde
aan Burgemeester en Wethouders een vraag te stel
len omtrent de zorg voor de plantsoenen. Spreker
stelt voor, het gevraagde verlof te verleenen na
afhandeling van de agenda.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
V. De Voorzitter deelt mede, dat van de hee-
ren Nijholt en Tiemersma een voorstel is ingeko
men van den volgenden inhoud:
Ondergeteekenden stellen voor, per eenheid (twee
hectoliter) cokes een gemeentelijken toeslag te ver
leenen van 80 cent, met dezelfde inkomensgrens als
betreffende de turf is vastgesteld.
De heer Nyholt ziet voorloopig van een nadere
toelichting van dit voorstel af.
De Voorzitter stelt dan voor, dit voorstel in over
weging te nemen, en het ten fine van prae-advies
naar Burgemeester en Wethouders te zenden.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
VI. De beer Haverschmidt brengt rapport uit
omtrent het onderzoek van de rekening en verant
woording van den Armenraad over het dienstjaar
1917. De commissie, met dit onderzoek belast, vond
geen reden tot op- of aanmerking en stelt voor, deze
rekening goed te keuren, met een eindcijfer van
ontvangsten en uitgaven van 638.83.
VII. De heer Menalda brengt rapport uit om
trent de door de Commissie van Beheer voor het
Stadsziekenhuis ingediende wijziging der begroo
ting over 1917. De commissie van onderzoek had
geen reden tot op- of aanmerkingen, en stelt voor,
de wijziging goed te keuren en de begrooting op
nieuw vast te stellen, met een eindbedrag van in
komsten en uitgaven van 18.257.terwijl onder
de inkomsten is begrepen een post van 17.247.15
voor subsidie uit de gemeentekas.
De rapporten onder VI en VII genoemd zullen
in een volgende vergadering worden behandeld.
VIII. Wordt overgegaan tot. behandeling van de
voor heden op den oproepingsbrief vermelde pun
ten.
1 (agenda no. 2). Voorstel van Burgemeester en Wet
houders tot het verleenen van eervol ontslag aan mej.
A. M. Kijlstra als onderwijzeres aan gemeenteschool no. 6.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
2 (agenda no. 6). Benoeming van een onderwijzeres
aan gemeenteschool no. 6 vacature mej. Kijlstra).
De voordracht luidt als volgt:
1. mej. A. C. Oostmeijer, onderwijzeres aan ge
meenteschool no. 10 alhier;
2. mej. D. Zuiderbaan, onderwijzeres te Fochte-
loo;
3. mej. A. de Vries, onderwijzeres te Ooster-
wolde.
Met algemeene (22) stemmen wordt benoemd
mej. A. C. Oostmeijer.
3 (agenda no. 4). Voorstel van Burgemeester en Wet
houders tot het vaststellen van een rooilijn voor de
oostzijde van den weg Achter de Hoven, tusschen den
Grachtswal Z.Z. en het punt gelegen ongeveer tegenover
Tulpenburg
Dit voorstel luidt als volgt:
Naar aanleiding van een ingediende bouwaau-
vrage aan den weg Achter de Hoven nabij den
Grachtswal Z.Z., heeft de Directeur der Gemeente
werken hij missive van 13 April .1918 voorgesteld
de rooilijn aan de oostzijde van dien weg, waai
de huizenlijn zeer onregelmatig verloopt, te wijzi
gen als op de bij zijn. brief gevoegde teekeining in
roode arcgire is aangeduid; hij stelt voor de breedte
van den rijweg te bepalen op 6 M. en voor de
voortuintjes en het trottoir 2:50 M. elk te bestem
men. Het komt ons, en met ons de meerderheid der
commissie van openbare werken, in dezen om ad
vies gevraagd, echter meer wensehelijk voor, de
rooilijn daar vast te stellen waar volgens het boven
omschreven plan de grens tusschen tuintjes en
trottoir zou zijn, op de teekening door een roode
lijn aangegeven; de tuintjes komen dan te verval
len, waardoor bij eene mogelijke verbouwing van
de perceelen deze niet in de aanvankelijk gedachte,
meer achterwaarts gelegen rooilijn gebracht behoe
ven te worden, als gevolg waarvan ze veel aan
diepte zouden verliezen, doch waardoor de geheele
huizenlijn op den duur iets naar voren komt. On
middellijk aan deze lijn sluit dan het 2.50 M. breede
trottoir aan. Voor den weg blijft iets meer beschik
baar dan thans.
Wij hebben dus de eer I' voor te stellen te be
sluiten als rooilijn aan de oostzijde van den- weg
Achter de Hoven tusschen den Grachtswal Z.Z. en
het punt gelegen ongeveer tegenover Tulpenburg
vast te stellen de op de nieuw bijgevoegde teeke
ning getrokken, zware roode lijn.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten
overeenkomstig dit voorstel.
4 (agenda no. 5). Voorstel van Burgemeester en Wet
houders tot vaststelling van een verordening voor het
dakloozentehuis (bijlage no. 23).
De beraadslagingen worden geopend.
Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.
Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behande
ling.
Aan de orde is artikel 1.
De heer Dystra wijst op alinea 2, waar staat:
„Als regel geldt, dat alleen personen ingeschre
ven als inwoners van deze gemeente, worden opge
nomen".
Spreker weet niet hoe lang iemand ingezetene
van. de gemeente moet zijn geweest, om in deze in
richting te kunnen worden opgenomen. Hierom
trent is in dit artikel niets bepaald. Verdient het
ook aanbeveling, vraagt spreker, om daar b.v. één
jaar voor te stellen! Of is dat geen gebruik!
De Voorzitter merkt op, dat de beslissing om
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 Juni 1918 163
trent opneming altijd ter beoordeeling van de com
missie blijft. Dit voorkomt reeds het gevaar, dat
menschen van buiten hierheen zouden komen, om
in het tehuis te trekken.
De heer Dystra heeft dan geen bezwaar tegen
het artikel.
De heer Menalda wijst op de verplichting, om
schreven in de laatste alinea van dit artikel, dat
verpleegden, die kleeding, ligging en voeding van
de inrichting ontvangen, verplicht zijn in of buiten
de inrichting allen naar het oordeel van den direc
teur voor hen passenden arbeid te verrichten.
Maar indien nu, zoo vraagt spreker, de verpleeg
den weigeren den hun opgedragen arbeid te verrich
ten, heeft dan de commissie het recht om hen te ver
wijderen, althans om die maatregelen te nemen die
zij noodig vindt, ook zonder dat dit met zooveel
woorden in de verordening wordt omschreven!
De Voorzitter is van meening dat de commissie
zeer zeker het recht heeft, om dergelijke menschen
op straat te zetten.
De heer Menalda. Ik heb het niet gevonden.
De Voorzitter vermoedt, dat het dan misschien
in het huishoudelijk reglement zal komen te staan,
en acht het voorts vanzelfsprekend dat de com
missie die macht heeft. Spreker gelooft niet, dat het
eeni leemte in d'e verordening is, al ziet hij op het
oogenblik geen bepaling welke hierop slaat.
De heer Tiemersma meent ook, dat deze kwestie
bij het reglement van het huis thuis behoort. Per
sonen die niet willen doen, wat hun opgedragen
wordt, die moeten er uit. Met dezulken kan men
geen huis houden. Dat spreekt vanzelf.
De artikelen 37 worden zonder hoofdelijke
stemming onveranderd goedgekeurd.
Aan de orde is artikel 8.
De heer Nyholt leest, dat de commissie uit haar
midden een secretaris-penningmeester benoemt, en
later staat er dat deze secretaris-penningmeester re
kening en verantwoording doet aan de commissie.
Spreker is van oordeel, dat het geldelijk beheer ligt
op de schouders van den directeur. Dat is de aange
wezen man hiervoor. Die zal toch ten behoeve van
het tehuis dagelijks geld moeten uitgeven en ont
vangen en daarom acht spreker het juister dat de
functie van secretaris-penningmeester vervalt, ter
wijl dit financieel beheer aan den directeur wordt
opgedragen.
De Voorzitter gelooft niet dat in deze artikelen
8 en 10 ligt wat de heer Nijholt er uit leest. De se
cretaris-penningmeester zal ook eenig geldelijk he
lleer hebben, anders was hij geen secretaris-pen
ningmeester. De directeur beheert de belangrijker
rekening van het tehuis. Dit, waar deze artikelen
over spreken, betreft de uitgaven die de commissie
zelve heeft.
De lieer Nyholt. Als dat de bedoeling is, dan heb
ik er geen bezwaar tegen.
De Voorzitter. De uitgaven van het tehuis zullen
door den directeur moeten worden beheerd. Maar
dat kan wel in het huishoudelijk reglement worden
bepaald.
De heer Nijholt leest toch in artikel 11 nog, dat
goedkeuring van de rekening en verantwoording
door Burgemeester en Wethouders den secretaris-
penningmeester tot ontlasting strekt. Dit doelt
klaarblijkelijk op de geheele rekening.
De Voorzitter stelt zich voor, dat de directeur
zijn rekening aan de commissie zendt, en dat de
commissie de geheele rekening, die van den direc
teur en van de eigen uitgaven, aan Burgemeester
en Wethouders overlegt.
Artikel 8 wordt met algemeene stemmen goed
gekeurd, evenals de volgende artikelen: 914.
De geheele verordening wordt met algemeene
stemmen vastgesteld.
5 (agenda no. 6). Prae-advies van Burgemeester en
Wethouders op liet verzoek van den pachter van de
Vlietster- en Boomsbruggen, die met het oog op de wei
nige ontvangsten van die bruggen eene tegemoetkoming
uit de gemeentekas verzoekt.
Dit voorstel luidt als volgt:
De pachter van de opkomsten, van de Vlietster-
en Boomsbruggen, S. Krol, pachtsom 124.per
jaar, klaagt bij adres van 11 Maart j.l. over de wei
nige ontvangsten aan de bruggen en verzoekt op
dien grond eene tegemoetkoming uit de gemeente
kas te mogen ontvangen. Het adres, den 12en Maart
j.l. aan ons teruggezonden om prae-advies, wordt
U hierbij weder aangeboden.
Na een onderzoek ter zake door den Directeur
der Gemeentewerken is ons gebleken, dat in het
algemeen de scheepvaart, ook door het Vliet, in
den laatsten tijd onder den druk der omstandighe
den vermindert; zoo werd aan de Wittebrug, waar
de pachter de ontvangsten opteekent, van. 12 Mei
1915 tot 12 Mei 1916 ontvangen- 243.2(van 12
Mei 1916 tot 12 Mei 1917 209.4814 en kan. geacht
worden ontvangen te zijn van 12 Mei 1917 tot 12
Mei 1918 169.02. De gemiddelde weekont vangst,
bedroeg in 1916 4.55, in 1917 3.27.
Wij meenen echter, dat deze vermindering geen
reden mag zijn om door de gemeente een tegemoet
koming te laten geven. Indien het omgekeerde» had
plaats gevonden, n.l. dat de scheepvaart toegeno
men en de opbrengst alzoo vermeerderd was, dan
zou liet meerdere ook niet de gemeente ten deel zijn
gevallen. De inkomsten behooren lot het risico van
den pachter.
Intusschen is eene verhooging van het tarief der
bruggelden, ook van de bruggen die verpacht zijn,
bij ons in behandeling en zullen de noodige voor
stellen om daartoe te geraken Uwe Vergadering
waarschijnlijk binnen kort bereiken.
Wat meer in het hijzonder betreft de ontvangsten
aan de Boomsbrug, tengevolge van de herstelling
aan den walmuur gedurende 8 weken in 1917 ver
meden verschillende schepen het Vliet en voe
ren langs hetNieuweK a n a a 1. Om na te gaan
hoe groot dat getal is geweest kunnen de opgetee-
kende cijfers door den pachter van de Wittebrug
dienst doen. Tijdens de 8 weken hiervoor bedoeld
ontving deze pachter 21.75 en in dezelfde weken
in 1916 41.661/2, een verschil alzoo van 19.9Ho.
Door verminderde scheepvaart liep, gelijk boven
gezegd, de weekopbrengst terug van 4,55. tot
3.27, voor 8 weken dtis 10.24. Alzoo is aan te
nemen, dat door het vermijden, van het Vliet door
de schippers 19.911/210.24) of rond 10.
aan de Wittebrug minder werd ontvangen. Daar
het bruggeld aldaar 0.02Vè bedraagt moet het
aantal schepen dat h e t V 1 ie t vermeden heeft op
pl.m. 400 gesteld worden.
Deze uitkomst toegepast op de Boomsbrug, waar
5 cent aan bruggeld wordt betaald, doet zien,
dat als een gevolg van. het herstellen van den wal
muur, door den pachter van de opkomsten van deze