231» erslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 September 1918.
direct geen proce verbaal, er ontstaat toch een toe
stand van willekeur. Het publiek hangt van de agen
ten af. Wat de bebouwde kom is, weten de meeste
menseden niet. In plaatsen, waar voorgeschreven is,
dat in de bebouwde kom langzaam moet worden ge
reden, is dan ook die kom door borden aangegeven.
De toepassing van liet artikel is onmogelijk. Stel,
dat het verboden is in straten te rijden, waar zulks
gevaarlijk is, dan moet de wielrijder uitmaken of de
straat gevaarlijk is. Men weet dan niet wat
mag en niet mag. Spreker heeft ook bezwaar tegen
het amendement-de Vos. Als straf moet worden uit
gedeeld, moet d)it zijn» voor bewust gepleegde over
tredingen. En dat is hier niet het geval. De wiel
rijder weet niet of een straat voldoende verlicht is.
Hij kan dat niet weten. Een donkere straat beryden
zonder licht is bovendien gevaarlijk voor den wiel
rijder zelf dan voor het publiek, dat op het trotoir
kan loopen. Een botsing met een wielrijder toch is
gevaarlijker dan met een voetganger. Spreker
dringt op aanneming van het voorstel van Burge
meester en Wethouders aan.
De lieer Cohen beeft het voorstelde Vos onder
steund, omdat hij in een bebouwde kom woont, waai
de verlichting veel te wensehen overlaat: Dit is,
moet bij er even aan toevoegen», in de laatste dagen
ecibter veel verbeterd. Er zijn evenwel straten, waar
van de wielrijder niet weet of zij gevaarlijk zijn of
niet en of ze al of niet voldoende verlicht zijn. Op
den Noordersingel is het kort geleden gebeurd
spreker weet niet of dit met een rijwiel is gebeurd
dat een dame haar arm gekneusd heeft zoo, dat zij
die niet kan gebruiken. Dikwijls komt spreker in
donker fietsers tegen die hij niet kan zien, voor ze
hem voorbijrijden. Dat is om een schrik op het lijf
te krijgen. Als nu liet amendementde Vos onuit
voerbaar blijkt meent spreker dat er iets anders
kan worden gevonden. Als wordt voorgeschreven
dat een rijwiel moet zijn voorzien van een doorrin-
kelende Del zooals die in België veel wordt ge
bruikt kan men de wielrijders hooren aankomen.
De heer Beekhuis zegt dat de Baad in een theore
tisch debat verzeild is. Alle opmerkingen toch zijn
praktisch onuitvoerbaar. De rijwielwet schrijft voor
dat ieder rijwiel moet zijn voorzien van een bel. Ver
der dat men overal mag rijden, behalve waar dit
door het gemeentebestuur verboden wordt ver
klaard. Het gemeentebestuur moet die plaatsen door
borden aangeven. Waar geen bord staat mag men
rijden. Men kan dus niet straten, die niet behoorlijk
verlicht zijn, uitzonderen. Dat zou in strijd zijn met
de Rijwielwet en een dergelijke bepaling zou geen
wetskracht hebben.
Hetzelfde geldt omtrent datgene wat men over
het aanbrengen van een bijzondere bel opmerkt.
De heer de Haan vraagt of liet niet praktischer is
de straten van gemeentewege behoorlijk te verlich
ten.
De Voorzitter is het niet geheel met den heer
Beekhuis eens. Als een weg voor rijwielen wordt ge
sloten, wordt een bord geplaatst. Dat wil zeggen,
dat zoo'n weg den geheelen dag gesloten is en bevat
geen bepaling over het rijden bij donker. Wat de
bel betreft, in de rijwielwet staat dat een rijwiel
moet voorzien zijn van een luidklinkende bel, die
op 50 M. hoorbaar is. Die behoeft niet altijd door te
bellen. Spreker vindt het amendementde Vos on
praktisch. Een gedeeltelijke ontheffing toch ver
oorzaakt veel meer last.
De beer Zandstra vindt een» bel aanbevelens
waard. Als er sneeuw ligt moeten de paarden ook
voorzien zijn van een bel.
De lieer de Vos wil alleen wijzen op art. 21 van
bet motor- en rijwielreglement. Het is spreker ge
lijk of de Raad zijn amendement aanneemt of niet.
Hij heeft het ingediend ter voorkoming van onge
lukken. Een fietsrijder kan echter, claar wil hij nog
op wijzen, onmogelijk aan liet genoemde art. 21
voldoen, als hij in een» onvoldoend verlichte straat
mag blijven rijden. Bij ongelukken zal dat bepaald
aanleiding geven tot moeilijkheden. Art. 21 zal dan
ook buiten werking moeten worden gesteld.
De Voorzitter doet opmerken, lat de bestuurder
van een rijwiel, volgens art. 21, verplicht is dit rij
wiel te doen stilstaan, telkens als de veiligheid van
het verkeer zulks vordert. Die bepaling zal toch ge-
hanlhaafd blijven.
De heer de Vos: „als bij niet kan zien, kan hij niet
beoordeelen of hij zijn rijwiel moet doen stilstaan."
De Voorzitter: „als u daarop aan wilt, verzoek ik
u, uw voorstel schriftelijk in te dienen. Ik weet niet
of liet wel kan".
De heer de Vos handhaaft zijn amendemena zoo
als het er ligt.
De heer Hiemstra (Wethouder) zegt dat er gele
genheid zal worden gegeven in donkere straten te
rijden. Voor de veiligheid moet dan een wielrijder
afstappen.|Nu komt er iemand die niet kan zien daar
liet zoo donker is. Hij volgt den eisch der Rijwielwet
niet op. Dan zal da rechter toch aannemen dat bij
niet heeft kunnen opvolgen het voorschrift van
art 21.
De heer Tulp ïeeft gelezen dat de Commissaris
van Politie in dezen crisistijd geen bezwaar heeft.
De Voorzitter: de Raad kan erop terugkomen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met 18 tegen 3 stemmen wordt het amendement
de Vos verworpen.
Voor stemmen de heeren: de Vos, Tulp en Cohen.
Tegen de heeren: Hiemstra, Schoondermark,
Koopmans, Dijkstra, Tiemersma, Collet, de Haan,
Zandstra, Dijstra, Nijholt, Schaafsma, van Welde-
ren baron Rengers, Fransen, Beekhuis, Haver-
schmidt, Terpstra, Menalda en» Berghuis.
Met algemeene stemmen wordt besloten over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
De heer Peletier heeft inmiddels de vergadering
verlaten.
20 (agenda no. 21). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot wijziging der verordening, regelende de
inrichting van het personeel der politie (bijlage 28).
De algemeene beraadslaging wordt geopend.
De heer Scbaafsma zegt dat liet geen betoog be
hoeft dat hij met 't voorstel is ingenomen en het doet
hem genoegen dat de Voorzitter tot de conclusie is
gekomen dat het drieploegenstelsel by de politie
niet alleen mogelijk, maar ook wenschelijk is. Hij
zal dan ook gaarne meewerken, maar is van plan
voor te stellen het bedrag van 30 cent, in art. 2 ge
noemd te verhoogen. Dat is te weinig.
De heer de Vos brengt den voorzitter zijn harte
lijken dank voor dit voorstel. Het doet hem genoe
gen te constateeren dat het denkbeeld van bet drie
ploegenstelsel, reeds voor het voorstel van den lm; r
Schaafsma was ingekomen, Dij den burgemeester
een punt van overweging heeft uitgemaakt, zoodat
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad
bet denkbeeld feitelijk van hem is uitgegaan. Waar
spreker zelf altijd heeft geyverd voor cle verbete
ring der positie van de politie zal hij gaarne mee
gaan.
De algemeene beraadslaging wordt gesloten.
Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behande
ling.
Art. 1 wordt met algemeene stemmen vastge
steld.
Aan» de orde is art. 2.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Schaafsma stelt voor te lezen: in plaats
van „30 cent", „45 cent". Hij acht een lange toelich
ting niet noodig. Een» vergoeding van 30 cent voor
overuren is niet voldoende, daar 30 cent het gewone
uurloon is, terwijl hij alle werkzaamheden voor over
uren meer wordt betaald.'Spreker acht 45 cent vol
doende, claar de agenten dan voor nachts en Zon
dagsoveruren gemiddeld 50 meer krijgen.
De Voorzitter vindt de vergelijking met de werk-
iielen niet juist. De politie heeft geen uurloon, maar
een jaarwedde. Tot dusver is het nooit de gewoonte
geweest om voor diensturen buiten den rooster extra
vergoeding te geven. Het is ook niet de bedoeling
dit voortaan te doen, evenmin als dit geschiedt met
de ambtenaren, die b.v. door drukke werkzaamhe
den genoodzaakt zijn na het sluitingsuur te blyven.
De ambtenaren en ook de politie moeten blaar staan
als het noodig is. By de politie is dit nog meer het
geval dan bij de ambtenaren. Spreker is echter van
oordeel dat in zeer bijzondere omstandigheden, b.v.
bij een grooten brand, voor de bewezen extra dien
sten eene tegemoetkoming kan worden verleend. De
Commissaris van Politie is dit met hem eens.
Wilde men verband leggen met de werklieden,
dan zou men de vergoeding moeten regelen in ver
band met de verschillende klassen en dienstjaren.
De uurloonen zijn toch geheel verschillend. Boven
dien zou er, ais de overuren werden betaald, een nei
ging kunnen ontstaan tot het maken van overuren.
De heer Schaafsma is na de toelichting van den
voorzitter nog meer doordrongen van de noodzake
lijkheid om de overuren te betalen. Spreker heeft tot
zijne verbazing gehoord dat het regel is zulks niet
te doen. Hij verbaast zich erover dat de urendienst
buiten den dienstrooster niet worden betaald. Spre
ker weet niet waarom men voor deze groepen af
wijkt van den algemeenen regel. De onderwijzers
toch krijgen ook voor herhalingsonderwys betaald.
Die hebben ook een jaarwedde. Redeneert men nu
als bij de politie, dan zou men dien onderwijzers ook
het iherhalingsonderwys gratis kunnen opdragen.
Spreker kan zich met cle strekking van deze bepa
ling ook niet vereenigen, daar liet Hoofd der Politie
nu cle ongelimiteerde vrijheid heeft de mensehen in
dienst te houden zoolang als by ben meent noodig te
hebben. Spreker gelooft niet dat de gelegenheid om
overuren te maken heel groot zal worden. De agen
ten toch bepalen zelf niet hoe lang hun gewonen
dienst duurt; dat zal toch de Commissaris van Poli
tie doen.
Als dat ten minste niet de gewoonte is, dan wordt
bet meer dan tijd dat het regel wordt.
De Voorzitter vindt het beter niet vooruit te
loopen op de kwestie van de loonem Die kan ter
sprake komen aks bet rapport der commissie wordt
behandeld. Bij de herziening van bet werkliedenreg-
lement hebben de Directeuren de opmerking ge
maakt dat bet gevaarlijk is direct overuren te beta-
van Leeuwarden van Dinsdag 10 September 1918. 237
len. De neiging om overuren te maken bestaat dan.
Dit wordt nu bij de werkloden veel minder gevoeld
clan bij zelfstandig werkende ambtenaren, maar de
neiging bestaat. Spreker heeft er nooit van gehoord
dat bureauambtenaren voor overuren worden be
taald
De beer Schaafsma: „bij de post gebeurt bet wel".
De Voorzitter is van metening dat, door zulks te
doen, de dienst gedesorganiseerd wordt. Men kan,
zegt hij. zelfstandig werkende ambtenaren niet pre
cies zeggen zoo lang duurt de dienst. De regeling
van den dienst is natuurlijk niet aan de agenten
overgelaten, maar zij kunnen er veel aan doen. De
rechercheurs b.v., die zelfstandige opdrachten krij
gen, kunnen daaraan zooveel tyd besteden als ze
willen. Het spijt spreker nu dat hij ermee gekomen
is. Nooit is het gewoonte geweest extra vergoeding-
te geven, en nooit is er over geklaagd.
Spreker vreest dat een besluit als de heer Scbaaf
sma voorstelt bedenkelijke gevolgen voor den dienst.
Hij ontraadt aanneming dan ook ten sterkste.
De heer Tulp kan niet met het voorstelSchaaf
sma meegaan. Ook particulier personeel moet wel
eens een enkelen keer overwerken. Daarvoor kan
niet altijd worden betaald.
De lieer Schaafsma is noch door den Voorzitter,
noch door den heer Tulp overtuigd. Fit de toelich
ting van den voorzitter is spreker gebleken, dat er
eene onbillijkheid' wordt begaan. Men kan de zaak
van verschillende kanten beschouwen. De Raad be
paalt het loon der agenten en heeft er verder niets
over te zeggen. Hij meent dat moet worden gezegd:
het loon is zooveel, bij meerderen dienst zooveel, en
cle overuren worden betaald. Spreker stelt daarom
voor- art. 2 te lezen:
Wanneer in bijzondere gevallen de dienst der
politiedienaren wordt verlengd, wordt dezen hier
voor eene afzonderlijke vergoeding toegekend van
0.45 per overuur.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendementSchaafsma wordt verworpen
met 14 tegen 7 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: Dijkstra, Tiemersma,
Col-let, Zandstra, Nijholt, Schaafsma en Terpstra.
Tegen de heeren: Hiemstra, Schoondermark,
Koopmans, de Haan, Dijstra, de Vos, Tulp, Cohen,
van Vrelderen baron Rengers, Fransen, Beekhuis,
Haversehmidt, Menalda en Berghuis.
Met algemeene stemmen wordt artikel 2 vastge
steld.
De verordening in haar geheel wordt met alge
meene stemmen vastgesteld.
21 (agenda no. 22). Prae-advies van Burgemeester
en Wethouders op het verzoek van het bestuur der II'o-
ningvereeniging Leeuwardentot verhooging van het
aan die vereeniging toegestane voorschot voor clen bouw
van 63 woningen aan het Cambuursterpad.
Dit voorstel luidt als volgt:
Bij Fw besluit van 15 Augustus 1916 (bijlage
1916 no. 33) werd aan de Woningvereeniging Leeu
warden de voor den bouw van 57, later 63, woningen
langs het Cambuursterpad en de Sontstraat noodige
grond verkocht voor den reeds vroeger in uitzicht
gestelden prijs van 3.25 per Meter. Onder de te
verkoopen perceelen waren evenwel niet begrepen
cle vakjes op bijgaande teekeiiing met zwart-roode
kruisarcure aangegeven, ter grootte onderschei
denlijk van 340 en 360 M.2, gelegen op den boek