250 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 September 1918 dat de Baad echter over een paar weken niet weer een dergelijk veroek te behandelen zal krijgen, is de datum van 1 Januari wel goed. Spreker wil ech ter niet verder gaan. De lieer Tulp wil den datum geheel niet noemen. Bekent men dat de verhooging zal ingaan met 1 Juli, dan beteekent deze toeslag een veihooging van 2 per week, rekent men op 1 Januari, dan beteekent het een verhooging van 6 per week. Dan worden de cijfers te onnatuurlijk en wordt 'het voor de com missie moeilijk een voorstel te doen. Den lieer Beekhuis komt het voor dat, hetgeen de heer Tulp zegt, volkomen logisch is. Als 1 Januari werd aangenomen, zou daarvan het gevolg zijn, dat een eventueel voorstel tot verhooging met 75 niet voldoende zou zijn. Spreker is liet ook met den heer Tulp eens, dat de commissie dan verlegen zal raken. Hij zal het denkbeeld van den heer Tulp steunen. De heer Hiemstra (wethouder) zegt, dat er een groot misverstand heerscht. In den zomer zijn de menschen gewoon iets weg te leggen voor schoeisel, kleeding enz., voorden winter. INu gaan wij uit van de gedachte, dat het gewone loon plus de toeslag niet toereikend is om dat spaarpotje te maken en zeggen wij: laat nu de gemeente, daar die spaarpot ontbreekt, haar geven Die som 100 beteekent ech ter niets als de gemeente de som onder een anderen vorm terugneemt. De mensehen hebben niets kun nen overleggen. Nu behoeft dat niet wiskundig te worden uitgerekend hoeveel hun loon door het ge ven van 100 verhoogd wordt; neen, de gemeente geeft eenvoudig 100 bij het loon. De lieer Tulp is het volkomen eens met den heer Hiemstra, dat de mensehen niet in staat zijn ge weest een potje te maken. Hij vindt het zeer goed, als de belanghebbenden nu maar niet redeneeren, wij hebben 6' loon per week meer gekregen. Spre ker wil de commissie vrij laten in bet bepalen van den datum, waarop de eventueele salarisverhooging zal ingaan. De heer Dijstra onderschrijft wat de heer Hiem stra heeft gezegd. Deze toeslag heeft de strekking het tekort bij de menschen aan te vullen. Wat de •heer Tulp zegt, dat hij de commissie niet wil bu n aan een datum, over dat denkbeeld zou spreker eerst nog gaarne eene vergadering der commissie hebben om er zich eerst nader over uit te spreken. De heer Sehaafsnia zegt dat, als de Baad de 75 geeft, dan zal dat gelden voor het loopende jaar. Met 1 Januari loopt ook de duurtetoeslag af, zoodat, als er met 1 Januari geen loonsverhooging komt, er van Burgemeester en Wethouders een nieuw voor stel moet komen. De Voorzitter meent, dat de heer Schaafsma dwaalt. Voor den duurtebijslag is, meent spr., geen termijn vastgesteld. Spreker is het niet eens met de opvatting, die de heer Hiemstra van de zaak heeft. Hij zegt toch dat de menschen niet in de gelegenheid zijn geweest om een spaarpotje te maken en dat hun daarom 75 wordt gegeven. Spreker vindt dat geen juiste voorstelling. De betrokkenen vragen om de hooge prijzen en de noodzakelijkheid om eenige in- koopen te doen van artikelen, die misschien binnen kort niet meer te krijgen zijn, een som ineens. Bur gemeester en Wethouders stellen voor een bedrag te geven. Maar, zegt spreker, daarin ligt niet opge sloten, dat het loon over het afgeloopen tijdvak te laag is geweest. Het geld wordt gevraagd, omdat do menschen nu nog iets kunnen koopen en om hun daartoe in de gelegenheid te stellen. Daarom stellen Burgemeester en Wethouders voor het te geven. Maar, omdat zoo'u toeslag feitelijk neerkomt op een belangrijke loonsverhooging, maken Burgemeester en Wethouders de beperkende bepaling, dat eene eventueele loonsverhooging niet zal ingaan voor 1 Juli 1919. Spreker meent dat dit logisch gedacht is. En het is dan ook de bedoeling de commissie door den Baad wel te binden aan den datum van 1 Juli. Na tuurlijk behoudens buitengewone omstandigheden. Spreker zegt dit er bij, omdat de heer Hiemstra zegt dat de Baad zich voor 9 maanden verbindt en wij dat onder de abnormale omstandigheden, die wij thans beleven niet mouten doen. Als de omstandig heden weer veranderen, blijft de Baad vrij om meer duurtetoeslag te geven en ook om terug te komen op een eventueel raadsbesluit. Spreker handhaaft het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Spreker deelt nog mede, dat Burgemeester en Wethouders overnemen het amendement-Schaaf- sma om ook ongehuwde kostwinners 75 te doen toekomen en het amendement-Tulp om de ongehuw- den 25 te geven. De heer Tulp zou toch graag zien, dat de commis sie niet aan een datum werd gebonden. Wij leven in een zeer abnormalen tijd en de omstandigheden kun nen van dien aard worden, dat de commissie daar mee wel degelijk rekening moet houden. En als nu de commissie b.v. bepaalt als datum van ingang eener eventueele loonsverhooging 1 Januari, clan kan de Baad die altijd op een anderen datum be palen. Spreker vindt het praktischer geen datum te noemen. De heer Oosterhoff (wethouder) zegt, dat de heer Tulp thans iets beweert, dat in strijd is met zijn eerst ingenomen standpunt. Hij zegt toch, dat indien als datum van ingang van een eventueele loonsverhooging wordt aange nomen 1 Januari, dit eene loonsverhooging zou be- teekenen van ƒ6 per week en dat de commissie daar door in moeilijkheden zou komen om daarbij met hare eventueele voorstellen aan te sluiten. Als de Baad echter de commissie vrij laat, gelijk de 'heer Tulp nu wenscht, zal die moeilijkheid blijven be staan. Slechts als de datum van ingang verder ver schuift, wordt aansluiting mogelijk. De heer Tulp wil niet dat deze bijslag wordt ge rekend als eene loonsverhooging per week. Als de heer Oosterhoff op den len Juli staat, heeft spreker daartegen geen bezwaar. Als blijkt dat de verhoo ging vroeger moet ingaan, gebeurt dat toch. De heer Dijkstra heeft den indruk dat niets anders wordt bedoeld dan om den menschen een extra toe slag te geven, omdat zij niets kunnen koopen. Spre ker verstaat, dat dit op niets anders betrekking heeft dan op 1918. De commissie kan er, meent spre ker, geheel buiten blijven. Die heeft er niets mee uit te staan. De Voorzitter doet opmerken, dat het de bedoeling van Burgemeester en Wethouders is «enigszins een rem aan te leggen. Spreker kan toegeven dat de bij slag betrekking heeft op 1918. Hij wijst er op, dat deze bijslag, ongerekend de 25 voor de ongehuw- den, een uitgaaf vordert van 27.000 a 28.000. Nog kort geleden heeft de Baad een verzoek om verhooging van den duurtebijslag afgewezen. Nu wordt een zeer aanzienlijke bijslag gegeven en daar om stellen Burgemeester en Wethouders voor den datum eener eventueele loonsverhooging op 1 Juli 1919 te stellen. En dit niet als logisch noodzakelijk Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 September 1918 251 gevolg van het voorstel, maar zuiver uit financieel oogpunt De heer Schaafsma blijft zich verzetten tegen het binden der commissie aan den datum van 1 Juli 1919. Wat de voorzitter tegen den heer Hiemstra heeft aangevoerd1, kan ook worden aangevoerd te gen het voorstel van het college. Als er voorstellen van de commissie komen spreker weet niet hoe die er uit zullen zien maar als de commissie komt tot het resultaat, dat de loonen moeten worden ver hoogd, dan zal zij tooli niet komen met voorstellen, om die loonen voldoende te maken. Hij wil niet dat de commissie zich laat binden. Als het voorstel komt zal het veel afhangen van het standpunt van den Baad, op welken datum de verhooging ingaat. De commissie kan voorstellen 1 April, de Baad kan be palen 1 Januari. Spreker wil in het geheel geen datum noemen. Dan is noch de commissie, noch de Baad gebonden. De Voorzitter hoort dat de heer Schaafsma de commissie niet wil binden. Deze vraagt waarom de commissie te binden. De Baad, zegt hij, is toch vrij om een anderen datum te nemen dan de commissie voorstelt. De voorzitter zegt dat de commissie moet worden gebonden tegenover de betrokkenen. Als toch de Baad zonder meer besluit 75 te geven, dan is dat iets anders dan dat hij zegt: ik geef dat onder voorwaarde dat eene eventueele loonsverhooging niet ingaat voor 1 Juli 1919. Het is eene bijzondere manier van loonsverhooging. Door de bijvoeging wordt vorkomen, dat verwachtingen worden opge wekt. De beraadslaging wordt gesloten. Met 14 tegen 7 stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel-Schaafsma (geen datum te be palen). Vóór stemmen de heeren: Cohen, Hiemstra, Sehoonderinark, Schaafsma, Zandstra, Tiemersma, Dijstra, de Vos, Nijholt, van Sloterdijck, Tulp Col- let, Terpstra en Dijkstra. Tegen de heeren: Fransen, Beekhuis, Haver- schmidt, Oosterhoff, de Haan, Menalda en Attema. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethou ders. 2 (agenda no. 3). Prae-advies van Burgemeester en Wethouders omtrent bezwaarschriften tegen aanslagen in het vergunningsrecht, dienst 19181919. Met algemeene stemmen wordt verder besloten overeenkomstig het aangevulde voorstel van Bur gemeester en Wethouders. 3 (agenda no. 4). Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het schrijven der Commissie van toe zicht op de scholen van Middelbaar Onderwijs tot wijziging der verordening voor die commissie (gemeente blad 1867 No. 5) (bijlage 33). Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behande ling. De artikelen 18 worden met algemeene stemmen vastgesteld. De verordening in haar geheel wordt met alge meene stemmen vastgesteld. De Baad gaat in comité-generaal. Na heropening komt aan de orde: 4. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot aankoop van het huis Doelestraat no. 8, voor de som tan f 13.900. Dienovereenkomstig wordt met algemeene stem men besloten. Niets meer te behandelen zijn, sluit de Voorzitter de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1918 | | pagina 3