262 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 October 1918.
De lieer Collet kan gedeeltelijk -meegaan met het
voorstel van Burgemeester en Wethouders. Zij zeg-
dat de verificateur ook kan worden belast niet de
inning der belasting op de tooneelvertooningen en
dat daardoor j 300 wordt bespaard. Spreker vraagt
of het de bedoeling is, dat die ambtenaar ook dienst
moet doen als controleur bij tooneelvoorstellingeu
en in de bioscopen. Hij meent dat dit geen werk is
voor zoo'n ambtenaar.
De lieer Berghuis (wethouder) wil den heer Pele-
tier allereerst antwoorden op diens vraag naar eene
commissie van advies voor de gemeente-financiën.
Spreker kan mededeelen, dat die kwestie kort gele
den bij Burgemeester en Wethouders ter sprake is
geweest en dat bij het college over het algemeen
het idéé voorzit om tot de instelling eener dusda
nige commissie te komen. De zaak is echter niet ver
der besproken, door onvoltalligheid van Raad en
college.
Wat de kwestie van de eindcontrole door den
accountant van de vereeniging van Nederlandsche
gemeenten betreft, dat is, meent spreker, een kwes
tie van appreciatie. De heer Koopmans zegt dat het
van belang is, dat een derde de eindcontrole heeft.
Wanneer de gemeente een accountant neemt, is dat
ook een derde persoon. En spreker wil nu den te be
noemen verificateur ook als een derde persoon be
schouwen. Hij heeft geen vasten werkkring meer op
de secretarie en krijgt een afzonderlijken werkkring
en bureau. Als er straks kantoren beschikbaar ko
men, kan er een kantoor voor hem worden inge
richt.
Spreker ziet er het voordeel niet van in dat er
boven dezen derden persoon nog één komt te staan.
Dan kan men wel aan den gang blijven en daarbo
ven weder een ander van wie weet wat voor ver
eeniging plaatsen. De bij B. en W. in overweging
zijnde benoeming betreft een ambtenaar, die lang
op de secretarie werkzaam is geweest en daar is
groot geworden. Spreker acht hem voor de gecre-
eerde betrekking hooger dan de meest bestudeer
de accountant.
Het is een geheel op zich zelf staande werkring,
die hij bekomt. Spreker komt nu aan de opmerking
van den lieer Collet. Hij moet erkennen, dat er
eigenlijk eene tegenstrijdigheid zit in het prae-
advies. Er staat dat aan den verifeateur het toe
zicht kan worden opgedragen en dat er dus 300
wordt bespaard, doch dit wil zeggen, althans was
de bedoeling, als hij ermee wordt belast. De kwes
tie of de verificateur met-dat toezicht moet worden
belast is door Burgemeester en Wethouders niet be-
.-list besproken. Spreker voelt wel iets voor de mee
ning van den heer Collet, dat liet- eigenlijk geen
werk is voor den verificateur.
De heer Koopmans kan zich niet vereenigen met
hetgeen door den Wethouder van Financiën is ge
zegd. Spreker apprecieert ten zeerste eene gere
gelde controle door den verificateur. In hoeverre
hij daarvoor den tijd kan vinden, kan spreker niet
beoordeelen, maar hem zou ook adsistentie kunnen
worden gegeven. Opneming van de kas van den ont
vanger is zeer eenvoudig, hier is het enkel de kas
rekening, maar bij de lichtfabrieken is een zeer om
vangrijke administratie, waar een accountant niet
alleen voor de controle zijn diensten bewijst, maar
ook raad en voorlichting kan geven. Deze is iemand
met voldoende bekwaamheid, steeds met middel
baar acte boekhouden en met veel ervaring. De
Baad heeft met een dergelijke controle meer waar
borg.
De heer Nijholt is niet van meening veranderd
dcor bet. antwoord van den heer Berghuis aan den
heer Koopmans. Hij wenscht evenals de heer Koop
mans in den verificateur niet de ambtenaar, die de
eindcontrole heeft. Wanneer een ambtenaar van de
Vereeniging van Nederlandsche gemeenten dat
doet, heeft de gemeete eene goede gelegenheid om
te profikeren van de ervaring, die die ambtenaar
in andere gemeenten opdoet.
De verificateur draait altijd in hetzelfde enge
kringetje rond en hij meent op den duur, dat de
administratie moet zijn, zooals die is. Hij zal clan
ook niet licht adviseeren om veranderingen aan te
brengen. Spreker meent, dat men daarom verstan
dig cloet de 1000 te blijven uittrekken voor de con
trole door de Vereeniging van Nederlandsche Ge
meenten.
De heer Berghuis (wethouder) houdt vol dat het
de kwestie is in hoeverre de verificateur wordt ge
apprecieerd. Waar ieder Raadslid wel zal begrijpen
wie het voornemen betreft te worden benoemd, is
het een kwestie van appreciatie of men den man in
staat acht te verrichten, wat de verificateur der
Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten doet.
Die bekwaamheid moet hij hebben. Bezit hij die niet,
dan is hij niet geschikt. Burgemeester en Wet
houders zijn dankbaar, dat de Raad nog 1000 be
schikbaar wil stellen voor controle. Alles hangt
echter af van de bekwaamheid van den verificateur
en daarvan ook of het college die 1000 alsnog voor
controle door derden zal aanwenden.
De heer Nyholt zegt dat het niet een kwestie is
van bekwaamheid van den verificateur. Een ambte
naar van de Vereeniging van Nederlandsche Go-
meenten is in de gelegenheid om in verschillende
gemeenten ervaringen op te doen, waarvan de ge
meente Leeuwarden kan profikeren. En dat mist
de man, die alleen hier werkt, ook al is hij overigens
even bekwaam. Die is niet zoo goed in de gelegen
heid met zijn tijd mee te gaan. Het voordeel van eer.
ander is, dat die overal komt.
De Voorzitter begrijpt, dat men wel mee wil gaan
met het voorstel van Burgemeester en Wethouders,
maar dat men den controleur no. 3- wil behouden.
Om tot dat resultaat te komen, moet er een voorstel
komen in den geest van den heer J. Koopman.
Spreker weet niet of dat cle juiste bedoeling is.
De heer Peletier meent, dat zulks niet noodig is.
In liet prae-advies staat dat de verificatie door de
vereeniging van Nederlandsche gemeenten kan ver
vallen. Hot behoeft echter niet en Burgemeester en
Wethouders kunnen gevolg geven aan de uitge
sproken wensehen. Het is niet noodig, dat er nog
een voorstel komt.
De lieer Koopmans zegt dat het niet gaat om den
persoon, maar om het stelsel. Hij weet niet wie be
noemd zal worden, en men kent dus de bekwaam
heid van den te benoemen ambtenaar niet. Dat kan
de Raad dan ook aan Burgemeester en Wethouders
overlaten. Spreker meende evenwel Burgemeester
en Wethouders op zijne bezwaren te moeten wijzen
en had hierbij geen tegenstand verwacht. Hij zal
met het voorstel meegaan, maar behoudt zich de
vrijheid voor, om als Burgemeester en Wethouders
geen gevolg geven aan sprekers wensch, te gelege
ner tijd met een desbetreffend voorstel te komen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 October 1918 263
Dit voorstel luidt als volgt:
De heer de Haan staat nitt geheel onwelwillend
tegenover dit verzoek. De zaak is deze: Door Fer-
werderadeel is een bedrag voor het opplakken vai.
broodibons uitgetrokken. Die post is door Gedepu
teerden evenwel niet goedgekeurd. De gemeente is
daarop in hooger beroep gegaan en toen is er een
Koninklijk Besluit gevallen, dat de gemeente wc!
bevoegd is daarvoor eenige vergoeding te geven. De
toestand der bakkers is niet rooskleurig. En die
wordt nog minder gunstig door de prijsverhoogTg
van het meel. Zij verdienen daardoor nog minder.
Er zijn 22 bakkers, die tot de organisatie behoor'en.
Volgens opgaaf van 'het broodbureau worden daar
wekelijks gemiddeld ontvangen 13.500 opgeplakte
bladen. Daarvoor wordt door de hakkers gezamen
lijk berekend 135 opplakloon. De bakkers vragen
nu de helft of 62.50 restitutie. Nu kan men bewe
ren, dat het restituteren op den weg van liet Rijk
ligt. Spreker nu meent, dat door de bakkers op deze
wijze te behandelen, de pogingen bij het Rijk ook
vruchteloos zullen zijn. Het komt spreker voor, dat
den bakkers eene vergoeding toekomt.
De lieer Tulp is het eens met het door den heer de
Haan gesprokene. Hij begrijpt echter het star d-
punt van Burgemeester en Wethouders, die rede
neeren, dat. waar het Rijk verordeningen maakt,
het ook de kosten moet betalen. Het waren en zijn
speciaal voor de bakkers slechte jaren, daar zij nu
niet kunnen verkoopen zooals vroeger. We beper
kende bepalingen zijn financieel schadelijk. Op bil-
lijkheid'Sgronden acht spreker het dan ook wens-h >-
lijk, dat de hakkers een kleine vergoeding kronen,
temeer daar de Raad in de abnormale tijden dik
wijls billijk heeft gehandeld. De geheele gemeen
schap is er 'bovendien hij betrokken als ieder zijn
functie goed uitoefent en de distributie goed gaat.
De lieer Peletier kan zich met dit prae-advies niet
vereenigen. Niet met de conclusie, doch stellig niet
met de door Burgemeester en Wethouders gebezig
de argumenten.
De uitdrukking „niet nauwgezet naleven van de
wettelijke verplichtingen" staat spreker niet aan.
Het is alsof een hakker, die uit hoofde van geringe
verdienste tegenover veel extra arbeid, niet meer
zou kunnen voortgaan met bakken, zich aan een
strafbare handeling vergreep. Bovendien vraagt
spreker, is het wel juist, wat in het prae-advies
staat, n.l. dat voor zoo'n bakker een andere bakker,
die meer nauwgezet is, in de plaats kan treden
en dat het hier derhalve geen gemeentebelang geldt.
Maar als nu voor en na alle hakkers er het bijltje
hij zouden neerleggen, waar halen de gemeentena
ren dan het brood vandaan?
De heer Hiemstra (wethouder)„Gemeentelijke
bakkerij".
De lieer Peletier gaat op deze interruptie niet in
en zegt, dat het argument, dat ingeval van vergoe
ding ook andere winkeliers zouden kamen, hoewel
oppervlakkig beschouwd een sterk argument, toch
ook niet juist is. Immers het bakkersbedrijf is re
vooral den laatsten tijd, het slechtst aan toe, terwijl
de distributie door het opplakken der bons dit be
drijf meer dan eenig ander moeite en onkosten ver
oorzaakt.
Spreker wil den Raad daarom in overweging ge
ven het prae-advies van Burgemeester en A ethou-
ders af te stemmen en te hesluiten den bakkers de
gevraagde vergoeding te geven, echter ingaande
1 Oct. j.l. en met zooals gewenscht van af den da
tum der inwerkingtreding der rijksregeling.
7 (agenda 110. 6). Prae-advies van Burgemeester en
Wethouders op het adres van de bakkerspatroonsver-
eeniging alhier om aan hare leden voor het opplakken
van de bons der Rijksbroodkaarten eene vergoeding toe
te kennen.
Bij adres van 1 September j.l. vraagt de Bakkers"
patroonsvereeniging alhier, (afdeeling van den Prov.
Frieschen Bakkersbond) voor het opplakken van de
broodbons aan hare leden eene vergoeding uit de
gemeentekas toe te kennen van een halven cent per
opplakblad, te rekenen van den datum van het instellen
dec Rijksbroodkaarten-regeling. Dat adres werd bij
besluit van Uwe vergadering van 10 dezer aan ons
teruggezonden om prae-advies. Met (le bijlage, strek
kende tot toelichting van het verzoek, wordt het U
hierbij weder aangeboden.
Nadat ook in ons land er toe overgegaan moest
worden bet brood te rantsoenneeren, werd den bakkers
als uitvloeisel van de Distributiewet 1916 bij circulaire
van 17 December 1916 no. 109441 door den Minister
van Landbouw, Nijverheid eu Handel de verplichting
opgelegd de broodbons op daarvoor verstrekte vellen
op te plakken. Dit is niet alleen geschied om controle
te kunnen uitoefenen op de distributie van het brood,
maar vooral en in de eerste plaats in het belang van de
bakkers zelf. Naar art. 12 toch dor aangehaalde
circulaire kunnen zij een nieuwen voorraad grondstof
voor hun bedrijf bekomen tegen inlevering bij liet
gemeentebestuur van de door hen ontvangen en
opgeplakte bons.
Wij ontkennen niet dat met het opplakken heel
wat tijd gemoeid is, doch wensehen de bakkers daar
voor eenige vergoeding, dan zijn ze bij de gemeente
aan het verkeerde adres. Bij deze zaak is geen enkel
speciaal gemeentebelang betrokken, terwijl eene uit
gave daarvoor dan ook niet bij de wet aan de gemeente
is opgelegd. Daar het Rijk de bakkers tot het op
plakken der broodbons heeft verplicht, meenen wij
dat zij zich in dezen tot het Rijk hadden moeten
wenden om eene tegemoetkoming.
Voorts zou bij inwilliging van het verzoek de
consequentie eischen dat dan ook voor meerdere
kosten, die de winkeliers in het algemeen moeten
maken, tengevolge van distributievoorschriften, uit
de gemeentekas eene vergoeding werd gegeven. Men
zou alzoo een gevaarlijk antecedent in het leven
roepen.
Deze zienswijze waren wij toegedaan, toen wij op
21 Juli j.l. over deze aangelegenheid aan de adres-
seerende vereeniging schreven en wij zijn niet van ge
voelen veranderd door kennisneming van den inhoud
van het Koninklijk Besluit van 18 Juli j.l. no. 94,
waarnaar in de toelichting tot het verzoekschritt door
adressante wordt verwezen. Het moge waar zijn dat
de gemeente in het algemeen belang heeft bij eene
goede broodvoorziening, niet minder waar is het diit
alleen een belang van de bakkers betrokken is bij
het opplakken der bons. Dc Regeering stelt zeer
bepaald van de naleving van het bedoelde voorschrift
afhankelijk de voorziening van den bakker van het
voor zijn bedrijf benoodigde meel. Niet naleving be-
teekent dus voor den bakker schade in ot stil zetten
van zijn bedrijf. Voor de ingezetenen van de ge
meente zal dit geen beteekenis hebbendezen immers
zullen hun brood van een anderen bakker, die meer
nauwgezet is in het naleven van de wettelijke ver
plichtingen, betrekken.
Wij meenen hiermede te kunnen volstaan om onze
meening over het aangehaalde Koninklijk Besluit te
leeren kennen en stellen U op grond van de voor
gaande beschouwingen voor afwijzend op het verzoek
van adressante te beschikken.