264 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 October 1918. De heer Dykstra geeft toe, dat de bakkers in eene ongelukkige positie verkeeren, maar of die nu zoo veel minder is dan van de andere winkeliers, weet spreker niet. Er zijn toch ook anderen, die in den handel vroeger hun brood verdienden, die nu niets hebben. Spreker weet niet waar die menschen aan spraak op maken. Spreker onderschrijft de meening van Burge meester en Wethouders, dat door inwilliging van het verzoek een gevaarlijk antecedent wordt ge schapen. Het bedrag geeft den doorslag niet. Als het verzoek wordt ingewilligd is de Raad gebonden. Dit lijkt spreker gevaarlijk. De lieer Beekhuis is het volmaakt met den heer Dijkstra eens. Het komt hem voor dat de heeren die gesproken hebben, in gebreke zijn gebleven te zeg gen, waarom voor de bakkers eene uitzondering moet worden gemaakt tegenover anderen, die ook schade hebben geleden. De heer Tulp zegt dat de bakkers speciaal worden getroffen. Door het opplakken der bons hebben zij veel werk en moeiten zij Zondags werken of hulp nemen. Zij worden daardoor zwaarder belast dan anderen. De oorzitter is 'liet met den beer Dijkstra eens, dat er een antecedent wordt geschapen. Als men dit toestaat, komen er grensgevallen. De heer Tulp mag zeggen, dat de bakkers er het slechtst aan toe zijn, maar dan is er ook wel een categorie te-vinden, die er iets minder slecht aan toe is, maar die toch voor schadeloosstelling in aanmerking komt. Ieder moet zich onderwerpen. Als de Raad direct zal zeg gen, wij zullen die of die categorie helpen, want die is er zoo naar aan toe, weet spreker niet waar wij blyven. BurgemeesFer en Wethouders zijn tot de conclusie gekomen, dat het onbillijk is den een te geven en den ander niet en dat er een antecedent wordt geschapen. Spreker hoopt niet, dat de Raad zich laat meeslepen. Het wordt dan een kwestie van gevoel, van medelijden. De Raad moet zich niet laten meeslepen. De heer Oosterhoff (wethouder) wil nog even terugkomen op het argument van den heer de Haan. Deze zegt: als wij weigeren dan hebben de bakkers bij het Rijk geen kans. Dat zou, meent spre ker, wel het summum zijn. Het Rijk eischt dat de menschen iets doen en zal dan weigeren daarvoor te betalen als de gemeente niet voorgaat. Spreker keert de zaak om en zegt dat de kans van slagen bij het Rijk voor de bakkers grooter wordt, als de ge meente niets doet. Spreker wil er daarom niet mee beginnen. De beraadslaging wordt gesloten. Met 18 tegen 5 stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wetj houders. Vóór stemmen de heeren: Schaafsma, Collet, Nij- holt, Oosterhoff, Haverschmidt, Cohen, Beekhuis, Menalda, Hiemstra, Berghuis, Schoondermark, van Sloterdijek, Tiemersma, Terpstra, Dijkstra, Dijstra, Zandstra en De Vos. Tegen de heeren: Fransen, Van Weideren baron Rengers, Peletier, Tulp en De Haan. 8 (agenda no. 7). a. Voortzetting van de behandeling van het voorstel van Burgemeester en Wethouders om te besluitenvoortaan de uitkeeringen, u-elke op grond van vroegere raadsbesluiten aan slachtoffers der mobilisatie of aan crisisvcerkloozen geschiedenvan gemeentewege te doen plaats hebben; benevens een schrijven der centrale commissie van het steuncomité om te mogen vernemen, aan wie zij haar taak betreffende de steunverleening aan crisisicerk- loozen enz. kan overdragen. b. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het voorstel van den heer T. Terpstra inzake toeslag op de icerkloozenuitkeeringen. Dit prae-advies luidt als volgt: Om prae-advies is in onze handen gesteld een voorstel van uw medelid den 'lieer Terpstra waar bij, iii afwachting dat een regeling getroffen wordt voor 't doen der uitkeeringen aan werklooze slacht offers der mobilisatie en andere crisiswerkloozen, die thans door het Steuncomité geschieden, in over weging wordt gegeven de uitkeering als volgt te regelen Aan personen, die lid zijn van een vakvereeni- ging met een werkloozenkas, toegelaten tot het V erkloosheidsbesluit 1917"', worde door de gemeen te een toeslag toegekend op de uitkeering uit hun werkloozenkas tot de volgende bedragen: a. aan gehuwden en daarmede gelijk gestelde ongehuwden een toeslag van 3,50 per week met ■een minimum-uitkeering en toeslag te zamen van 10. b. aan ongehuwden, niet vallende onder groep a: 2 per week met een minimum aan uitkeering en toeslag te zamen van 7.50 per week; c. aan personen, genoemd onder a. een kinder toeslag van 0.50 per week voor ieder inwonend kind beneden 16 jaar. Het maximum aan uitkeering, toeslag en kinder toeslag bedraagt 13 per week, voor „uitgetrokke- nen" betaalt de gemeente, behalve bovengenoemden toeslag, de uitkeering, die zij vroeger uit cle werk loozenkas ontvingen. (lelijk l' bekend is, was Hij ons voorstel van 12 -Juli 1018, dat in uwe vergadering den lOen Sep tember 1.1. in behandeling is geweest, aangeraden voor leden van vereenigingen, die met hare kassen tot de nationale werkloozenverzekering waren toe getreden, al of niet uitgetrokken, de uitkeering tot heden bedragende ten hoogste 10 per week, te vei'hoogen met 50 cent voor elk kind van 14 jaar en jonger, tot een maximum van 12.50 per week. Het onderhavige voorstel gaat verder en gaat van 'liet denkbeeld uit dat behoudens een bepaald maximum een vaste toeslag per week wordt gege ven, zoodat ten minste 10 per week wordt bereikt (voor ongehuwden 7.50 per week), doch voor het overige cle hoogere werkloozenuitkeering als gevolg van de hoogere bijdrage aan de werkloozenkas tot haar recht komt. Hiernaast is een stelsel van kin dertoeslag opgenomen evenals in het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Wij kunnen niet ont kennen, dat in het denkbeeld van den lieer Terp stra veel aantrekkelijks ligt en 't toeslagstelsel daar in zuiverder dan bij cle tot dusver gevolgde regeling- tot uiting komt. Met overneming van de hoofdgrondtrekken daar van hebben wij de eer U voor te stellen, met wijzi ging van de regeling van 8 Januari 1018 te beslui ten. aan de in dat besluit bedoelde werkloozen te verstrekken: gehuwden en daarmede gelijk te stellen kostwin ners een toeslag op de reglementaire werkloozen uitkeering van 3.50 per week of zooveel hooger, dat uitkeering en toeslag ten minste bedragen 10 per week, stijgende bij een uitkeering van 6.50 of hooger cle toeslag niet boven 3.50 per week en be dragende in dat geval uitkeeringstoeslag ten hoog ste 13' per week, terwijl voor andere georgani Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 October 1918. 265 seerde werkloozen dan de evengenoemde categorie (ongehuwden enz.) deze cijfers worden onderschei denlijk: 2, 7.50, 5.50, 2' en 10. Bovendien wordt een kindertoeslag gegeven van per kind van 14 jaar en jonger van 0.50 per week met een maximum van 2.50 per week. De Voorzitter wil, alvorens de debatten te openen voorstellen om aan de commissie, die mededeelt haar taak neer te leggen, dank betuigen voor het vele goede, dat zij voor de gemeente 'heeft gedaan. De beer Fransen doet opmerken, dat het schrijven der centrale commissie niet moet worden opgevat als een collectief ontslag. Als alle leden tegenwoor dig waren, dan was het iets anders, maar spreker was door ongesteldheid verhinderd. Hij heeft der commissie schriftelijk medegedeeld, dat hij er zich niet mee kon vereenigen. En als nu enkele leden der centrale commissie meenen ontslag te moeten ne men, moeien zij dat niet aanvragen bij den Raad of bij Burgemeester en Wethouders, maar bij het alge meen steuncomité. Daaruit toch is de centrale com missie samengesteld, n.l. de vijf voorzitters der sub- comité's. Zij kunnen, meent spreker, alleen ontslag aanbieden aan liet college, dat ben heeft benoemd. De heer de Haan wil, naar aanleiding van de op merking van den he er Fransen, den penningmeester ter van het steuncomité, een enkel woord zeggen. Het centraal comité bestaat uit de voorzitters dei- wijken, den heer Mr. A. van Giffen en den alge- meenen voorzitter, secretaris en penningmeester. Die centrale commissie heeft met overgroote meer derheid besloten haar taak neer te leggen. Het eenige lid dat niet tegenwoordig was, was de beer Fransen. Die schitterde bijna altijd door afwezig heid. Zelfs toen hii verzocht had de vergaderingen zoo mogelijk op Vrijdag te stellen en meerdere ver gaderingen op dien dag werden gehouden, was de heer Fransen niet aanwezig. De centrale commissie nu besloot met overgroote meerderheid haar taak neer te leggen. Er bleef één lid over. Eén persoon is geen commissie en dus gaat de bewering van den heer Fransen niet op. Waren er twee overgebleven, dan hadden die de taak der commissie kunnen overnemen. Naar aan leiding der omstandigheden, neergelegd in een ge motiveerd schrijven aan den Raad, gelooft spreker het recht te hebben als voorzitter zijn taak neer te leggen. Spreker meent, dat het beter is dat hij het schrijven voorleest De Voorzitter: „Als u er op staat, het heeft an ders ter visie gelegen". De heer de Haan: ,.Het is niet alleen noodig met het oog dp den Raad, maar ook ter betere voorlich ting der ingezetenen". De Voorzitter: „Als het in de Handelingen wordt opgenomen, vindt u dat goed?" De lieer de Haan: „Ja, maar als het alleen in de Handelingen wordt opgenomen, maakt de pers er geen gebruik van". De Voorzitter: „Ga uw gang". De heer de Haan leest den brief voor, die luidt als volgt: Naar aanleiding der bij missieve 358R/12i6 te on zer kennis gebrachte motie: „de Raad, van oordeel, dat reorganisatie van de steunverleening aan crisiswerkloozen gewenscht is, besluit de Centrale Commissie van dat Comité uit te noodigen voorstellen bij hem in te dienen heeft de Centrale Commissie van het Steuncomité de eer mede te deelen, dat zij bij overgroote meer derheid van stemmen besloten heeft haar taak neer te leggen. De weinig welwillende critiek van het college van Burgemeester en Wethouders en in het bijzonder van den voorzitter van dat college, de moeilijk heden daardoor vaak in de uitvoering van haar taak ondervonden, de negatie harer voorstellen om tot. veranderingen te geraken (b.v. verschaffing van produetietfen arbeid, samenwerking met Werk verschaffing en Armenkamer), hebben de Centrale Commissie ten slotte „oorlogsmoe" gemaakt en haar aanleiding tot dit besluit gegeven. Waar de zaken zoo staan, meent zij dat het doen van voorstellen aan den Raad weinig nut kan heb ben, omdat de gevolgde en door haar voorgestelde gewijzigde werkwijze voor een groot deel hare waarde ontleende en zou ontle^nen aan het feit, dat de meeste barer leden reeds gedurende meer dan vier jaren in deze wijze van werken ervaring had den gekregen, terwijl het orgaan, dat die taak zon der die ervaring zal overnemen, wellicht andere in zichten zal hebben. Toch wil de Centrale Commissie er nog met een enkel woord op wijzen, dat zij destijds aan Burgemeester en Wethouders mededeelde, dat zij het wenschelijk oordeelde, dat een deel der slachtoffers van de tijdsomstandigheden aan het Steuncomité zou wor den onttrokken. Dit zou niet moeten geschieden door de onuitvoerbare scheiding in crisis-werkloo- zen en niet-crisis-werkloosseai, maar door een schif ting naar den aard der personen en gezinnen, welke in overleg met de Armenkamer zou kunnen plaats vinden. Een toestand toch, waarbij 'het Steuncomité werk loozen naar de Armenkamer zendt, op grond, dat zij ook in normale tijden niet geacht kunnen worden steeds in eigen onderhoud te kunnen voorzien, ter wijl dan weer de Armenkamer die- menschen terug kaatst naar het Steuncomité, op grond, dat zij vroe ger niet gesteund werden door de Armenkamer, waarop dan soms het Steuncomité noodgedwon gen hulp moest verleenèn, is onhoudbaar. Voorts werd het zeer wenschelijk geoordeeld, dat de gelegenheid om arbeid voor den steun te praes- teeren werd uitgebreid. Vandaar dat onze Commis sie een onderhoud had met het Bestuur der Werk verschaffing, teneinde de mogelijkheid van voort zetting en uitbreiding hiervan te overleggen, waar bij een maximum van 100 werknemers arbeid zou verrichten tegen hooger vergoeding, dan in normale tijden door de Werkverschaffing plaats vindt. Verder werd naar uitbreiding van de controle der bezoldigde bezoekers gestreefd en wel door ver plichte dagelijksche afstempeling der kaarten, door opvragen van werklijsten van werkgevers en door geregeld bezoek aan plaatsen, waar arbeiders af en toe los werk vinden. De Centrale Commissie van het Steuncomité ver trouwt spoedig te mogen vernemen aan wie zij haar taak kan overdragen, terwijl zij zich tot den tijd van overdracht daarvan bereid verklaart, de zaken te blijven behandelen. De heer Berghuis (wethouder) wil even het woord om het voorstel van Burgemeester en Wethouders aan te vullen. Het betreft eene nadere omschrijving der commissie, die Burgemeester en Wethouders zich voorstellen aan te wijzen. De commissie, ge steund door een aan te wijzen ambtenaar, als secre taris-penningmeester, zal bestaan uit minstens vijf, hoogstens zeven personen, waarvan ten minste twee personen uit de arbeidersorganisaties zullen worden gekozen en voorts spreker als voorzitter.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1918 | | pagina 5