266 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 October 1918.
De Voorzitter herhaalt zijn voorstel om de aftre
dende commissie 's-Raads dank te betuigen.
Met algemeene stemmen wordt dienovereenkom
stig besloten.
Met algemeene stemmen wordt nu besloten over
eenkomstig onderdeel a van het voorstel van Burge
meester en Wethouders.
Aan de orde is onderdeel b., het prae-advies van
Burgemeester en Wethouders op het voorstel nn
den heer Terpstra.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Terpstra heeft gezien, dat Burgemeester
en Wethouders in zijne gedaehtengang zijn gegaan,
maar niet zoo ver als spreker. Hij wil toch mede-
deelen, dat hij zijn oorspronkelijk ingediend voor
stel intrekt, maar wil voorstellen te lezen: inplaats
van 13, 15.50. Bij de metaalbewerkers zijn b.v.
vier categorieën van uitkeeringen, n.l. 6.00, ƒ.7.80,
9 en 10.50, bij de handels- en kantoorbedienden
9, 12 en 14. De tweede categorie daar komt
niet voor toeslag in aanmerking. En dat wil spreker
wel. Daarom trekt hij zijn voorstel in en stelt voor te
lezen in plaats van 13, 15.50. Dan blijft er nog
één categorie uitgesloten.
De Voorzitter deelt mede, dat de 'heer Terpstra
diens voorstel heeft ingetrokken en dat het der
halve geen onderwerp van beraadslaging meer uit
maakt. Verder deelt spreker mede, dat de heer
Terpstra een amendement heeft voorgesteld om te
lezen in de plaats van 13, 15.50.
Dit amendement wordt ondersteund en maakt
derhalve te gelijk met het voorstel van Burgemees
ter en Wethouders een onderwerp van beraadsla
ging uit.
De Voorzitter deelt mede, dat Burgemeester en
Wethouders dit amendement overnemen.
De heer de Haan doet opmerken, dat toen in de
vergadering van 10 September deze zaak is bespro
ken, Burgemeester en Wethouders hebben gezegd,
dat het voorstel Terpstra was ingediend om een
andere basis voor de uitkeeringen te nemen en dat
het te ingewikkeld leek, om 'het reeds toen te be
handelen. Nu heeft de Raad 'het voorstel pas Zater
dag j.l. des avonds gekregen. Spreker zal niet ont
kennen, dat het betrekkelijk lastig is voor hen, die
niet in de werkloosheid-verzekering zitten. Er be
staat nu een belangrijk verschil tusschen het voor
stel van Burgemeester en Wethouders en dat van
den lieer Terpstra. Spreker vindt het dan ook
vreemd, dat de heer Terpstra diens voorstel heeft
ingetrokken en er op aandringt als maximum te ne
men een bedrag van 15.50. Het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders scheelt juist zooveel van
dat van den heer Terpstra, dat bij het voorstel van
Burgemeester en Wethouders het maximum '15.50
was. Daarin staat toch uitdrukkelijk, dat de toeslag
op de reglementaire werkloosheidsuitkeering be
draagt 3.50 tot een maximum van 13. Boven
dien een kindertoeslag van 0.50 per kind, en ƒ13
en 2:50 is 15.50.
De heer Sehaafsma: „Als men vijf kinderen
heeft".
De heer de Haan: „Als men geen kinderen heeft,
is het maximum 13.
Er is evenwel een groot verschil tusschen liet
voorstel-Terpstra en dat van Burgemeester en Wet
houders. Tu het voorstel van Burgemeester en Wet
houders wordt niet over de uitgetrokken werkloo-
zen gesproken, in dat van den heer Terpstra wel.
En die uitgetrokken werkloozen nemen een belang
rijk bedrag. Spreker heeft bij zich een lijst van uit
keeringen over de week van 30 September tot 5 Oc
tober j.l. met een totaal bedrag van 255.45 aan ge
organiseerde werklieden, welk bedrag voor een
groot deel aan uitgetrokkenen ten goede is gekomen.
Die zijn in het voorstel van Burgemeester en Wet
houders niet begrepen.
De' heer Terpstra mag er dan ook nog wel eens
over nadenken in hoeverre de uitgetrokken werk
loozen worden uitgesloten. Spreker zou gaarne van
Burgemeester en Wethouders willen vernemen wat
hunne bedoeling is.
De heer Hiemstra (wethouder) wijst er op dat in
het voorstel van Burgemeester en Wethouders
staat: Aan de in die besluiten bedoelde werkloozen
te verstrekken enz.
Met in die aangehaalde besluiten bedoelde werk
loozen worden bedoeld de wel en de niet uitgetrok
ken werklieden. Het systeem blijft dan ook prceies
gelijk.
Als de werkloozen uitgetrokken zijn, dan komen
zij tot het door den lieer Terpstra genoemde mini
mum bedrag Die krijgen niets den toeslag; voor
gehuwden 10, voor ongehuwden 7.50 den kin
dertoeslag. Waar de heer De Haan leest, dat de uit
getrokken arbeiders uitgesloten zijn, begrijpt spre
ker niet. In het voorstel wordt verwezen naar vroe
ger genomen besluiten en daarin worden ook de
uitgerokken werkloozen bedoeld.
De heer de Haan is het niet met den heer Hiem
stra eens. Het mag wel de bedoeling zijn van Bur
gemeester en Wethouders, maar dan zal de redactie
gewijzigd moeten worden. Zij de uitgetrokkenen
moeten beslist worden genoemd. In het voorstel
toch staat, om aan de in die besluiten genoemde
werkloozen een toeslag te vertrekken op de regle
mentaire werkloosheidsuitbeering. En, waar men
geen uitkeering krijgt, ontvangt men ook geen toe
slag.
De heer Hiemstra (wethouder) zegt dat er staat
een toeslag van 3.50 tot een minimum van 10
voor toeslag en uitkeering te zamen.
Als men nu niets uit de werkloozenkas krijgt, ont
vangt men 10 toeslag. Spreker geeft toe dat het
wat haastig in zijn werk is gegaan en dat de redac
tie wat duidelijker had kunnen zijn. Als echter spre
ker verklaart, dat het de bedoeling is om aan den
gehuwde uitgetrokkene 10, aan den ongehuwde
7.50 te geven, zal de lieer De Haan wel tevreden
zijn.
De heer I)e Haan: „Zeker".
De heer Terpstra zegt dat de heer de Haan hem
verwijt, dat hij zijn voorstel heeft ingetrokken zon
der te weten wat hij doet. Toen hij het voorstel van
Burgemeester en Wethouders las, een voorstel dat
spreker niet had verwacht, heeft hij besloten zijl
voorstel in te trekken, om te bereiken, wat te be
reiken was. Hij hoopt succes te hebben.
De heer de Haan (met verlof der vergadering
voor de derde maal het woord erlangend) zegt, dat
het niet zijne bedoeling is geweest iets ten ongun
ste van den heer Terpstra te zeggen. De redactie
van diens voorstel was veel beter dan die van het
voorstel van Burgemeester en Wethouders. Het
eenige ongunstig verschil tusschen het voorstel-
Terpstra en dat van Burgemeester en Wethouders
is, clat de leeftijdsgrens voor kinderen hier 14, bij
den lieer Terpstra 16 is. Spreker acht de 14-jarige
leeftijdsgrens beter. Met de grondgedachte van het
voorstel-Terpstra ging spreker volkomen accoord.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 October 1918. 267
De heer Peletier zal zich niet verzetten tegen het
gewijzigd voorstel. In den brief der commissie
wordt er de aandacht op gevestigd, dat het wen-
schelijk is tegenover de uitkeeringen arbeidspres
tatie te verlangen. Spreker acht dit zeer juist. Hij
vraagt hoe liet college er over denkt. Het is wel een
idéé om uit te werken. Wel is 'het moeilijk op dit
oogenblik reeds de lijnen precies uit te stippelen,
maar spreker acht het in het algemeen belang, en
zeer zeker ook in het belang der gemeente, dat er
arbeid voor wordt gepresteerd.
De heer Hiemstra (wethouder) heeft reeds gezegd
dat het Dagelijksch Bestuur met het steuncomité
overwegen hoe de mensehen aan bet werk te zetten.
Er wordt al een stuk land omgespit en dat zal wor
den afgewerkt. Men heeft daar een mooie gelegen
heid om de menschen te leeren kennen, die een hekel
aan werken hebben en de bokken van de schapen te
scheiden. Burgemeester en Wethouders zullen zoo
veel mogelijk samenwerken met bet steuncomité, om
de werkloozen zooveel mogelijk te werk te stellen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met algemeene stemmen wordt het voorstel van
Burgemeester en Wethouders, zooals het door den
heer Terpstra is geamendeerd, aangenomen.
VIII. De Voorzitter geeft thans het woord aan
den heer Peletier tot het stellen en toelichten zijner
vraag.
De heer Peletier wil vooraf, in verband met liet
feit, dat het wellicht de laatste vergadering is, die
hij bijwoont, getuigenis afleggen van zijne erkente
lijkheid voor de vriendschappelijke samenwerking
met Burgemeester en Wethouders en zijne mede
leden en zegt dat de vijf jaren van zijn raadslid
maatschap bij 'hem in eene aangename 'herinnering
zullen blijven.
Spreker stelt nu de volgende vraag:
„Zijn Burgemeester en Wethouders bereid mee te
deelen, welke maatregelen zij hebben genomen om
uitvoering te geven aan het raadsbesluit van
21 November 1916, waarbij aan Burgemeester en
Wethouders is opgedragen na te gaan, de wensehe-
lijkheid van, eventueel voorstellen te doen tot
de oprichting van een daghandelsschool".
Hij wil een enkel woord tot toelichting zeggen en
speciaal tot den Wethouder van Onderwijs, die ze
ker zal zeggen: daar is de lieer Peletier weer met
zijn stokpaardje. Vroeger beeft hij dit wel eens ge
zegd en voor zooverre daarmee niets ongunstigs is
bedoeld, geeft spreker toe, dat het zijn stokpaardje
is. Hij is absoluut overtuigd, dat een daghandels
school, goed ingericht, eene noodzakelijkheid is voor
een breede massa uit Leeuwardens ingezetenen,
voor den handelstand, de klein-industrie, de winke
liers enz., waardoor Leeuwarden zoo ruimschoots
wordt bevolkt, omdat zij ontwikkeling noodig heb
ben om zich inzonderheid in de nu komende moei
lijke jaren tegenover de groot-industrie, den zich
door combinatie sterk makendenden groothandel en
tegen de coöperatie behoorlijk staande te kunnen
houden. Nu heeft de Wethouder van Onderwijs ge
zegd: als het blijkt, dat een daghandelsschool noo
dig is, zult u mij naast u vinden.
Verder heeft de heer Schoondermark gezegd, als
de avondhandelsschool aanleiding geeft tot de con
clusie, dat een daghandelsschool gewenscht is, zal ik
de eerste zijn om een voorstel in dien geest te doei'.
Spreker heeft altijd beweerd, dat een avondcursus
en een dagschool ten opzichte van het handelsonder
wijs nimmer geheel elkaar kunnen vervangen en
dat" in wezen beide, voor wat betreft de bevolking
dezer inrichtingen, niet veel gemeen hebben. Neemt
men, zooaIs de Wethouder, dit verband wel aan, dan
gelooft spreker, dat de avondhandelscursus zoo be
volkt is, dat er alle aanleiding is tot het nemen der
conclusie, dat een daghandelsschool voor Leeuwar
den gewenscht is. Hij, zou gaarne vernemen hoever
Burgemeester en Wethouders met hunne overwe
gingen zijn gevorderd.
De Voorzitter wijst er op, dat de beer Peletier
zelfs bij het nemen van afscheid nog toont veel be
lang te stellen in alles wat Leeuwarden aangaat
Spreker heeft wel eens gesproken van des heeren
Peletiers stokpaardje, maar hij deed dit zonder
kwade bedoeling. Burgemeester en Wethouders
hebben indertijd de opdracht gekregen om te onder
zoeken naar de wensehelijkheid van de oprichting
van een daghandelsschool. De toestand is in Leeu
warden zoo. Wij hebben hier twee M.U.L.O.-sCholen,
een voorbeeld, dat men in den lande niet veel tegen
komt. Nijmegen heeft er slechts één. De scholen zijn
overbevolkt, zoodat het allen schijn heeft, dat er een
derde inrichting noodig zal zijn. De Rijks Hoogere
Burgerschool is ook overbevolkt.Voeg daarbij,dat <h
opleiding voor onderwijzers waarschijnlijk een Hoo
gere Burgerschool met drie-jarigen cursus noodig
zal maken, dat de Middelbare Technische School
gaarne leerlingen heeft, die een degelijke voorbe
reidende studie hebben en behoefte, die volgens do;
heer Peletier bestaat aan een daghandelsschool, dan
doet het niet vreemd aan, dat spreker eene confe
rentie heeft gehad met den inspecteur voor het Mid
delbaar Onderwijs., de Commissie van Toezicht en
den directeur der Rijks Hoogere-Burgerschool. De
conferentie heeft geloopen over de vraag of, nu de
toestand zoo is, het niet boter is in plaats van een
derde M.E.L.O.-school, een Hoogere Burgerschool
met drie-jarigen cursus op te richten. Daarmee zou
de toeloop tot het M.L.L.O. iets verminderen en ook
de Rijks Hoogere Burgerschool was er mee gebaat.
Op die conferentie is men tot de overtuiging geko
men, dat de oprichting van oen Hoogere Burger
school met 3-jarigen cursus de weg is om te komen
tot de oprichting van een daghandelsschool. Spre
ker heeft deze conclusie gebracht bij Burgemeester
en Wethouders en hij heeft het oordeel van de Com
missie van Toezicht op bet M.O. gevraagd. Naar
aanleiding daarvan hebben Burgemeester en Wet
houders zich tot de regeering gewend om subsidie.
Dat antwoord moet nu worden afgewacht. Spreker
gelooft dat de heer Peletier niet anders kan zeggen,
dan dat Burgemeester en Wethouders op de beste
wijze bezig zijn te bevorderen, dat er hier in de naas
te toekomst een daghandelsschool kan verrijzen.
Spreker moet nog eene opmerking maken. De
heer Peletier heeft verklaard, dat het de laatste ver
gadering is, die hij bijwoont. Spreker vindt het nu
niet meer dan zijn plicht hem op deze laatste ver
gadering met een enkel woord toe te spreken. De
heer Peletier heeft getoond tot op het laatste oogen
blik belang te stellen in alles wat Leeuwarden be
treft. Hij was een aangenaam debater en hij kwam
in de vergaderingen steeds na voorbereidende stu
die. Spreker zegt hem namens de gemeente dank
en hoopt, dat het hem wel moge gaan.
De heer Peletier dankt den voorzitter voor diens
waardeerende woorden. Hij constateert met genoe
gen, dat wij op den goeden weg zijn. De mededee-
ling over de conferentie geeft hem thans alle hoop.
dat wij eerlang zullen krijgen een daghandelsschool.
IX. De Voorzitter geeft thans het woord aan
den heer Tiemersma tot het stellen en toelichten
zijner vraag.