Vergadering van Dinsdag 12 November 1918. 290 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Vrijdag 1 November 1918. lende richtingen. En elke richting tracht haar eigen gevoelens naar vox-en te brengen en zoo mogeiyk de overhand te doen krijgen. Ik zie daar geen kwaad in. Wel kan er kwaad m zitten, als die gevoelens zoo strak worden vastgehouden, dat ze in strijd komen met het algemeen belang. Ik zal ieder het woord willen laten en geven zooveel als het maar kan, mits men zakelijk blijft. Uit de wrijving van gedachten komt dan ten slotte het goede voort. Ik heb evenwel niet alleen noodig de medewerking van den Raad, maar ook van de wethouders. Ik dank den heer Schoondermark voor zijne verzekering, dat ik daarop kan rekenen. Ik hoop dat er in de ver gadering van Burgemeester en Wethouders eene goede harmonie moge heerschen. Dat toch is in de eerste plaats noodig om te komen tot vruchtbare besluiten. Ook voor den secretaris geldt dit. Ik hoop, dat de verhouding tussehen hem en mij hartelijk moge zijn, evenals die met de overige ambtenaren, van wie ik nu eens met den een, dan weer met den ander in contact kom. Ik wil nog een enkel woord zeggen over mijn eigen positie, zoals ik mij die voorstel. -Openlijk wil ik hier beloven, zooals hedenmorgen bij den Com missaris der Koningin, dat ik geheel bereid ben mijn beste krachten te wyden aan het- belang der gemeente Leeuwarden. Wij leven echter in een zeer abnormalen tijd. Groote werken worden niet uitge voerd en kunnen niet worden uitgevoerd, om welke reden dan ook. De toestand is zoo, als niemand ooit gedacht heeft, dat hij zou kunnen worden. Men kan zoo langzamerhand van een noodtoestand spreken. Ik wil clan ook eene kleine waarschuwing laten hoo- ren n.l. deze: span de boog niet te hoog. De burge meesters zijn in dezen abnormalen tijd meer uitvoer ders van besluiten en verordeningen, die van hooger op worden gegeven, dan hoofd der gemeente. Ik zeg dat daarom, omdat ik gemeend heb te merken, dat bij sommige menschen de meening bestaat, dat wisseling van personen beteekent plotselinge op heffing van voor hen onaangename toestanden. Dit is de kleine waarschuwing, die ik tot het publiek wil richten. Ik ben overtuigd, dat het gemeentebestuur zooveel mogelijk de belangen van liet publiek dient, maar het is absoluut gebonden aan wat van hooger hand wordt vastgesteld. Ik hoop dat het mij gegeven zij, om, als eenmaal deze tijd achter ons ligt en wij weer normale tijden beleven, mee te mogen helpen, om Leeuwarden zoo groot te maken als het kan, in de hoop dat Leeuwarden moge groeien, langs vaste lijnen van gemeentelijk beheers-beleid, waartoe ik Uw aller steun en medewerking inroep. Niets meer te behandelen zijnde, sluit de Voor zitter de vergadering. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 November 1918 291 Tegenwoordig 24 leden, te weten de heeren: /andstra, Dijstra, Attema, de Vos, Tulp, Nyholt, Schaafsma, Dijkstra, de Haan, Collet, Tiemersma, Fransen, Koopmans, Cohen, de Boer, Haver- schmidt, van Weideren baron Rengers, Beekhuis, Berghuis, Oosterhoff, de Vries, Hiemstra, van Sloterdjjck en Schoondermark. Afwezig met kennisgeving de lieer Terpstra. Voorzitter: de heer jhr. mr. J. M van Beyma, burgemeester. 1. wordt medegedeeld: 1. dat Gedeputeerde Staten hebben goedge keurd de raadsbesluiten van 8 October 1.1. tot onder- kandsehe aanbesteding van het onderhoud van kachels enz. gedurende 1919 aan G. Postma, 22 Oc tober 1.1. tot het aangaan van een tijdelijke geld- leening, groot 1.200.000, tot wijziging der ge- meentebegrooting dienst 1918, tot onderhandsche aanbesteding van den bouw van acht houten nood woningen aan den Poppeweg aan K. Nauta en P. Hettema en verkoop van een strookje gemeente grond bij het Noordvliet aan S. van der Kaars. 2. besluit van Gedeputeerde Staten, waarbij wordt toegezonden een afschrift van het Konink lijk besluit d.d. 8 October houdende vaststelling der jaarwedden van de burgemeesters, secretarissen eu ontvangers in de provincie Friesland. 8. schrijven van den Minister van Onderwijs houdende mededeeling, dat in de tijdelijke benoe ming van P. van der Molen als leeraar aan de Bur geravondschool gedurende den cursus 1918/1919 wordt berust. 4. brieven van de dames G. Zuidema te Oude Leve en A. Westra te St. Anna Parochie, waarbij wordt medegedeeld dat de benoeming tot onderwij zeres resp. aan de gemeentescholen nos. 11 en 8 wordt aangenomen. De mededeelingen 14 worden voor kennisge ving aangenomen. 5. rapporten ingevolge de toezegging gedaan in de raadsvergadering van 29 Mei 1916, omtrent liet onderzoek van de samenstelling van het gas der gemeentelijke gasfabriek. Wordt voorgesteld deze mededeeling voor ken nisgeving aan te nemen. De heer Zandstra wil iets zeggen naar aanleiding van het rapport over het gas. Op 19 October was de samenstelling van het gas 5794 koolgas en 4296 watergas; dit is een zeer hoog percentage watergas. Een deskundige heeft dan ook uitgerekend, dat de calorische waarde van het gas toen was 3645 caloriën, er dien tijd 1/4 gedeelte onbrandbaar gas is geleverd, dat 1j4 gedeelte voor den gasverbruiker van geen nut was, daar dat ge deelte geen licht noch warmte geeft, ofschoon het wel door den meter gaat en door den gasverbrui ker moet worden betaald. Het wil spreker voor komen, dat de gasverbruikers duur uit zijn. Op 8 October verklaarde de wethouder Ooster hof, dat bij een calorische waarde van 8500 caloriën liet gas onbruikbaar is. Waar nu 26 October de calorische waarden was 3585 caloriën, had men haast het toppunt van on bruikbaarheid bereikt. Spreker is van oordeel, dat de burgerij toen zeer slecht bedeeld werd. Is dit noodig"? Is het om kolen- besnaring te doen! of kunnen er maatregelen wor den genomen, waardoor het gas verbeterd wordt. Zoo ja, dan zou spreker gaarne zien, dat die maat regelen werden genomen. De beer Oosterhoff (wethouder) wenscht den Raad mede te deelen, hoe de zaak zit. De mededee lingen van den heer Zandstra zijn voor het groot ste gedeelte juist. De calorische waarde was gena derd tot de grens, die niet lager kan. De gemeente gaat echter nog niet eens zoo ver als het Rijks Kolendistributiekantoor wel zou willen. De heer Dijkstra: „Wat wil dit dan?" De lieer Oosterhoff (wethouder) zegt, dat het Rijks Kolendistributiebureau heeft gezegd, dat er wel 50 'Zo watergas bij kan. Maar, dat is absoluut onmogelijk, dan is het gas niet bruikbaar. Burge meester en Wethouders weten echter niet welke maatregelen zij moeten nemen. De kwaliteit van het gas hangt af van de grondstof, die gebruikt wordt. De gemeente krijgt steenkool en bruinkool en moet zich behelpen met wat haar wordt toege- zonden. Wat er te min is moet aangevuld worden met watergas. En nu kan aan de gebruikers wor den gegeven een kleiner rantsoen van iets betere kwaliteit of een grooter kwantum van de kwaliteit zooals die is. Burgemeester en Wethouders hebben aan het laatste de voorkeur gegeven. De gemeente moet werken met de soort die zij krijgt en zij moet nog heel dankbaar zijn voor wat zij ontvangt. Er is echter geen betere kwaliteit gas van te maken. Het is, dat is niet te ontkennen, voor de gebrui kers hoogst onaangenaam, omdat de gevolgen ervan zijn, dat men, om iets tot koken te brengen, meer gas moet gebruiken. De heer Zandstra dankt den wethouder voor de verstrekte inlichtingen en beveelt de belangen der gasgebruikers bij Burgemeester en Wethouders aan. De heer Tulp had den voorzitter verzocht na af handeling der agenda een vraag te mogen stellen ten opzichte van het gas, maar, nu de heer Zandstra over het gas spreekt, wil spreker dat even aanvul len. Spreker zal het niet zoozeer hebben over de slechte kwaliteit van het gas, ook daarover zijn hem veel klachten ter oore gekomen, maar tevens heb ben hem veel klachten Bereikt over het feit, dat de m°ters een grooter gebruik aangeven dan in wer kelijkheid het geval is. Als nu de prijs 7 cent per M3. was, dan was dat niet zoo erg, maar het groote oververbruik zit in de kwaliteit en daar voor wordt 1.— per M3. betaald. Als het nu waar is, dat het oververbruik daarin zit en dit niet is een kwestie van geen zuinig verbruik zou spreker Burgemeester en Wethouders in overweging willen geven, die zaak ernstig onder de oogen te zien. Het is onbillijk dat de menschen 1.moeten betalen per M3. gas, die zij, geheel buiten hun schuld te veel gebruiken. De heer Nijholt wil iets vragen. De wethouder heeft gezegd: er is geen gas te fabriceeren van be ter kwaliteit. Spr. vraagt nu of 't dan niet mogelijk is het rantsoen iets te verhoogen en daardoor het oververbruik tot een minimum te beperken. De menschen, die het kunnen betalen, zeggen: wat kan het mij schelen of ik een gulden per M3. moet betalen; ik gebruik wat ik noodig heb. Zoo iets gebeurt ten nadeele van de andere gasverbruikers. Spreker vraagt of Burgemeester en Wethouders daartegen ook maatregelen kunnen nemen, door b.v. de afsluiting zoo lang te doen duren, dat het oververbruik van de vorige maand- weer is inge haald. De Voorzitter wijst er den heer Nijholt op, dat deze buiten de orde is. Het debat loopt over de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1918 | | pagina 1