H26 Verslag- van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 December 1918. 6. Alsvoren tot het verleenen van een crediet betreffende straataanleg op do onlangs aangekochte terr einen tusschen Groningerstraatweg en Cambuurster- pad. 7. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het adres van directeur en leeraren aan de middelbare avondhandelsschool, houdende bezwaren tegen de bij raadsbesluit van 12 November 1.1. vast gestelde jaarwedderegeling. De stukken 8—7 zullen in eene volgende vergadering worden behandeld. 8. Het le suppletoir kohier van de plaatselijke directe belasting naar het inkomen, dienst 1918. Heeft ter visie gelegen om nog heden te worden behandeld. III. Wordt overgegaan tot behandeling der voor heden op den oproepingsbrief vermelde punten. 1. (Agenda no. 2) Benoeming van twee curatoren van het gymnasium, vacotures mr. I'. C. J. .1. Boetes en mr. C. B. Menalda. De beraadslaging words geopend. De heer Schoondermark (wethouder) zegt, dat het niet de gewoonto is om naar aanleiding van de aan beveling van een zittend college het woord te vragen, maar hij moet nu van die gewoonte afwijken. De aanbeveling geschiedt door het college van curatoren. Spreker wil niets zeggen van no. 1 van de aanbevoling, want dat is een man, die in alle opzichten verdient curator van het gymnasium te zijn. Maar er is een andere factor, waarmee spreker rekening wil houden. En naar aanleiding daarvan heeft spreker het woord gevraagd. Van de onkosten, die voor het gymnasium worden gemaakt, wordt 50 °/0 door het Kijk en 50 °/0 door de gemeente betaald. En do gemeente heeft alles voor deze nuttige inrich ting over. Dat neemt niet weg, dat de Raad altijd moet afgaan op adviezen en voorstellen van curatoren, zonder dat één lid van den Raad iets van de zaken afweet. En dat is nergens het geval. In de commissie van toezicht op do bewaarscholen zitten leden van den Raad, in die op het lager onderwijs wurden de vergaderingen bijgewoond dooi- den wethouder van onderwijs en do commissie van middelbaar onderwijs heeft een lid van den Raad in haar midden. Dit is een trait-d'union tusschen den Raad en de commissiën. Zij kunnen dus in alle opzichten op de besluiten invloed uitoefenen. Wat het gymnasium betreft, daar heeft men niet zoo'n trait-d'union. En nu meent spreker dat die trait-d'union de burgemeester moet zijn. Zonder- persoonlijk te worden wil hij den raads leden dan ook warm aanbevelen hun stem uit te brengen op Jhr. mr. J. M. van Beyma. De heer Dijstra onderschrijft voor een tamelijk deel de beschouwing- van den heer Schoondermark. Bij de algemeene beschouwingen van de begrooting heeft spreker het zijne gezegd over de eenzijdigheid der aanbevelingen. En nu kan hij wel onderschrijven, wat de wethouder heeft gezegd ten opzichte van den burgemeester, maar voor dezen keer moet hij daarvan afwijken. Het is in doorsnee eene goede gewoonte om no. 1 van eene voordracht of aanbeveling te benoemen. Maar hij spreekt mede namens de heeren de Haan en Fransen, als hij mededeelt, dat zij hunne stem zullen uitbrengen op mr. J. Croles, lid van de arrondisse mentsrechtbank, alhier. De heer Beekhuis zegt, dat er een hiaat is in de redevoering van den heer Schoondermark. Als de gemeente eene verecniging subsidieert, als dus de financiën der gemeente daarbij betrokken zijn, is het goed gezien, dat een lid van den Raad deel uitmaakt van het bestuur dier vereeniging. Nu hoort spreker echter van den heer Schoondermark, dat de Raad geen invloed uitoefent op den gang van zaken van het curatorium. Spreker ziet daarom in casu het nut van de trait-d'union niet in. Hij weet van no. 1 der aanbeveling, dat deze in Zntfen curator is geweest en dus op dat gebied er varing heeft. Die ervaring- kan hij hier benutten in het college van curatoren. Spreker meent daarom gerust no 1 te kunnen aanbevelen. Hij is door de redeneering van den heer Schoondermark niet over tuigd geworden dat het beter is den Burgemeester, als zoodanig, te benoemen. De heer Tulp is het volkomen eens met den heer Schoondermark en hij kan diens motieven geheel onderschrijven. Het blijkt, dat de curatoren geen reke ning houden met de in den Raad uitgesproken wenschen. Men zoekt menschen uit, waar van men weinig afweet. Spreker weet niet eens of de heer 's Jacob hier woont. Eu dat moet de Raad het college laten voelen. Op grond daarvan gaat spreker mee met den heer Schoondermark. De beraadslaging wordt gesloten. Wordt overgegaan tot do benoeming. Voor de eerste vacature zijn uitgebracht 23 stemmen, verdeeld als volgt op den heer Jhr. mr. J. M. van Beyma 17 stemmen, mr. .1. Croles 3 mr. 's Jacob 3 De heer Jhr. mr. J. M. van Beijma is alzoo benoemd. Voor de tweede vacature wordt met algemeene stemmen benoemd de heer mr. C. B. Menalda. 2. Agenda no. 3.) Benoeming van een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter van de Commissie voor de gemeentelijke arbeidsbeurs, wegens periodieke aftreding van de hoeren mr. .1. van Giffen en mr. M. Goslings. De beraadslaging wordt geopend. De heer Terpstra meent dat de Commissie voorde arbeidsbeurs bestaat uit een onpartijdig voorzitter, twee werkgevers en twee werknemers. Nu meent spreker, dat de heer van Giffen als werkgever geen onpartijdig voorzitter kan zijn en daarom zullen spreker en zijne partijgenooten hunne stem uitbrengen op den heer mr. Goslings. De heer de Haan wil even doen opmerken, dat de redeneering van den heer Terpstra niet opgaat. Hij zegt, dat de commissie bestaat uit een onpartijdig voorzitter, twee werkgevers en twee werknemers. Maar de voorzitter hoort er niet bij. De heer Terpstra repliceert en zegt, dat de heer- van Giffen personeel heeft en dus werkgever is. Daarom mag hij niet in aanmerking komen voor het voorzitter schap. De heer de Haan: „als die beschouwing ingang zou vinden, mag de heer Goslings ook niet in aanmerking komen. Want die is dan feitelijk werknemer." De heer Schoondermark (wethouder) zegt, dat de zaak ingewikkeld lijkt. Hij stelt voor de benoeming aan te houden. Dienovereenkomstig wordt besloten. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 December 1918. 327 De Voorzitter stelt voor de benoeming van den plaatsvervangenden voorzitter wel te doen plaats hebben, omdat do aftreding is voorgeschreven op 1 December. De heer Hiemstra (wethouder) meent dat hetzelfde, wat zooeven ten opzichte van de voorzittersbenoeming is betoogd, ook geldt voor die van den plaatsver vangend voorzitter. De Commissie zal wel bereid zijn de zaken gaande te houden totdat do benoemingen hebben plaats gehad. De heer Schoondermark (wethouder) stelt op dezelfde "-ronden voor ook deze benoeming aan te houden. O O Dienovereenkomstig wordt besloten. 3. Agenda no. 4) Benoeming van 2 leden en 2 plaatsvervangende leden-werkgevers en 2 leden en 2 plaats vervangende leden-werknemers in de commissie voor de gemeentelijke arbeidsbeurs. Voor de eerste vacature van lid-werkgever wordt met algemeene stemmen benoemd de heer D. Landeweer. Voor de tweede vacature van lid-werkgever wordt met 22 stemmen benoemd de heer W. Fransen op den heer A. J. Woltring is L stem uitgebracht. Voor de eerste vacature van plaatsvervangend lid werkgever wordt met algemeene stemmen benoemd O o de heer W. A. Eisma. Voor de tweede vacature van plaatsvervangend lid-werkgever wordt met 22 stemmen benoemd de heer J. H. Stoet. Op den heer D. H. Everaarts is 1 stem uitgebracht. Voor de eerste vacature van lid-werknemer wordt met algemeene stemmen benoemd de heer D. H. Everaarts. Voor de tweede vacature van lid-werkman zijn uitgebracht 23 stemmen, verdeeld als volgt op den heer M. Rozema 13 stemmen. K. Dijkstra 8 H. Rozema 1 stem. r II- Snoek 1 De heer M. Rozema is alzoo benoemd. Voor de eerste vacature van plaatsvervangend lid werknemer wordt benoemd met 22 stemmen de heer H. Snoek. Op den heer H. Rozema is 1 stem uitgebracht. Voor de tweede vacature van plaatsvervangend lid werknemer zijn uitgebracht 23 stemmen, verdeeld als volgt op den heer K. Dijkstra 10 stemmen. H. Rozema 8 H. Maurits 5 Daar niemand de volstrekte meerderheid verkregen heeft, wordt overgegaan tot eene tweede vrije stemming. De uitslag is dat zijn uitgebracht op den heer K. Dijkstra 20 stemmen. H. Rozema 2 H. Maurits 1 stem. De heer K. Dijkstra is alzoo benoemd. 4. (Agenda no. 5.) Voorstel van Burgemeester en Wet houders om over te gaan tot vaste aanstelling van leeraren aan de Middelbare Avondhandelsschool, die tot dusver tijdelijk zijn aangesteld. Tot directeur wordt met 21 stemmen benoemd de heer Hedman Annema. Eén stem is uitgebracht op den heer Hedman, terwijl 1 briefje in blanco is ingeleverd. Tot leeraar in boekhouden, handelsrekenen, alge meene handelskennis en handelsrecht, stenografie en machineschrij ven wordt benoemd do heer S. Siersema met 22 stemmen, terwijl 1 briefje in blanco is ingeleverd. Tot leeraar in de Engelsche taal wordt benoemd met 22 stemmen de heer Namle van der Woude. Eén stem is uitgebracht op den heer Namle. Tot leeraar in het boekhouden, handelsrekenen, algemeene handelskennis en handelsrecht wordt met algemeene stemmen benoemd de heer A. Deinema. 5. (Agenda no. 6.) Rapport der Commissie, belast geweest met het onderzoek van de rekening en verantwoor ding der Stads-Armenlcamer, dienst 1917. De conclusie van het rapport, strekkende tot goed keuring van de rekening en verantwoording, wordt met algemeene stemmen aangenomen. 6. (Agenda no. 7.) Voorstel van Burgemeester en Wethouders om vrijstelling te vragen van de verplichting om buiten de avonduren gedurende 96 uren in het jaar aan meisjes herhulingsonderwijs te geven. Met algemeeno stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 7. (Agenda no. 8) Voorstel van Burgermester en Wethouders tot wijziging der verordening tot regeling van het lager onderwijs in verband met de invoering aan de scholen van de 2e en 3e klasse van een 7e leerjaar. (bijlage 38). De beraadslaging wordt geopend. De heer de Boer wil, naar aanleiding van het voor stel, dat hij op zich zelf toejuicht, eene enkele opmer king maken. En wel in de eerste plaats naar aanleiding van eene uitdrukking die vooikomt in de redactie van het voorstel, u.l. deze „Burgemeester en Wethoudeis kunnen, de Commissie „van toezicht op het lager onderwijs gehoord, bij „scholen der tweede en derde klasse leerlingen van „verschillende scholen eouer zelfde klasse, die het „zevende leerjaar volgen, samenvoegen tot één „leerjaar." Spreker is daarop eenigszins gestuit. Het is hem daaruit gebleken, dat ook hier weer de scheiding moet worden voltrokken. En dat moet niet, meent spreker. Spreker heeft echter begrepen, dat dit vastzit aan het systeem, dat men hier in Leeuwarden kent, n.l. het systeem der standenscholen. Spreker zal daarop echter niet ingaan. Hij constateert dat, als een onderwijzer van een dorp in de stad komt, 't voor hem eene eigen aardige gewaarwording is, dat de kinderen plotseling gescheiden worden. Spreker heeft dit willen opmerken, om uiting te geven aan zijn gevoel, dat er onrecht geschiedt. Waar dit evenwel het systeem betreft, dat zoo maar niet in een achtermiddag is af te handelen, zal spreker er niet verder op ingaan. Spreker is van oordeel, dat de Commissie van toe zicht aanleiding heeft gevonden de zaak van het zevende leerjaar bij verordening te regelen. Als zoodanig kan spreker er zijne goedkeuring wel aan geven. Naar aanleiding echter van de toelichting dier com missie, die Burgemeester en Wethouders van haar hebben overgenomen, wil spreker een enkel woord zeggen. Spreker heeft in de stukken gezien, dat de districts schoolopziener een min of meer andere zienswijze heeft van wat in het 7e leerjaar moet worden onder wezen. Staat de Commissie van toezicht op het stand-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1918 | | pagina 2