332 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 December 1918.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer de Vos begint met een woord van dank
aan den Raad, die herhaalde malen de behandeling
van dit voorstel, wegens afwezigheid van den voor
steller, heeft uitgesteld. Over het voorstel zelf be
hoeft spreker niet veel te zeggen. Het is reeds eenige
weken bekend en sprekers medeleden zullen zich dien
tijd wel ten nutte hebben gemaakt om te onderzoeken
of het noodzakelijk is de salarissen der wethouders
te verhoogen. Bovendien hebben Burgemeester en
Wethouders het spreker gemakkelijk gemaakt. In de
Memorie van Antwoord hebben zij een pleidooi ge
houden voor sprekers voorstel. Zij zeggen daarin en
wijzen er nadrukkelijk op dat de verschillende zaken
verschillende stadia moeten doorloopen voor zij voor
behandeling rijp zijn. Daarop is dan ook sprekers
voorstel gegrond.
De wethouders zijn reusachtig met werk overladen.
De wijze waarop de verschillende zaken onder de
oogen worden gezien, vereischt veel werk, meer dan
de leden van den Raad zich kunnen voorstellen. Men
kan wel gemakkelijk zeggen, als de wethouders de
voorbereiding hebben gehad en er komt een klein
praeadvies eischt dat nu zooveel werk. Als wij echter
de zaak goed bezien, dan komen wij tot de conclusie,
dat er zooveel over de verschillende dingen gespro
ken en geschreven is, dat het een groot gedeelte van
den tijd der wethouders in beslag heeft genomen.
Er wordt gesproken van de overladen agenda's van
Burgemeester en Wethouders. En dat is waar. De
wethouders zitten tot over de ooren in het werk.
Dat is wel daaraan te merken, dat vele zaken anders
spoediger bij den Raad zouden komen.
Spreker is overtuigd, dat er veel te veel werk van
de wethouders wordt gevergd. Als men ziet wat
Openbare Werken en Financiën beteekenen, hoe de
bedrijven zijn uitgebreid, wat de Wethouder van
Onderwijs heeft te doen, al is die zeer bescheiden
geweest door de bewaarschoolcommissie een brevet
van onbekwaamheid te geven. Ook de wethouder
van Onderwijs heeft alle zaken, de bewaarscholen be
treffende voor te bereiden. En dat moet hij ook doen
als er een damescommissie komt. Spreker hoopt dat
zijn voorstel wordt aangenomen. Hij is vast over
tuigd, dat den wethouder een salaris van 2500.
toekomt. En vooral als hij dit vergelijkt met dat
van een ambtenaar, die pas komt kijken, die 1500.
verdient.
De heer Schaafsma wil met een enkel woord zijn
stem vóór het voorstel toelichten. Spreker constateert,
dat er aan de zijde der sociaal-democraten dikwijls
critiek is uitgeoefend op het werk van de wethouders
en dat erop is aangedrongen het werk der wethou
ders in eene andere richting te leiden of het werk
zoo te verdoelen, dat iedere werkman het werk voor
zijn eigen afdeeling voltooit en verdedigt, En tot
sprekers genoegen ziet spreker nu, dat nu gebeurt,
wat door de sociaal-democraten als gewenscht is voor
gesteld. Spreker zal, nu de wethouders daardoor meer
werk moeten verrichten, zoodat er een groot gedeelte
van hun dagtaak mee gemoeid is, vóór de salaris-
verhooging stemmen. Maar spreker heeft daarvoor
nog een tweede argument. Na de algemeene verkie
zingen in het volgend jaar is het zeer waarschijnlijk,
dat de Raad anders wordt samengesteld en dat de
arbeidersklasse van alle richtingen meer vertegen
woordigd zal zijn, dan tot nu toe het geval is.
En dan zal het niet onmogelijk zijn, dat iemand
uit de arbeidersklasse geroepen wordt om het ambt
van wethouder te bekleeden. En waar de werkkring
der wethouders zoo uitgebreid is, zal zoo iemand zijn
eigen functie moeten opgeven. Men moet daarom de
consequentie trekken en er voor zorgen, dat het wet
houderssalaris zoo is, dat iemand er van kan leven
en zich voorbereiden voor zijn werk, daar hij van zijn
werk als wethouder een volledige studie moet maken.
Op grond van deze beide argumenten zal spreker vóór
het voorstel de Vos stemmen.
De heer Haverschmidt kan na het gesprokene op
13 Augustus kort zijn.
Wij raadsleden, zegt spreker, zitten hier als adspirant-
wethouders, voor zoover we die betrekking wenschen.
Bij een vacature wordt het meest geschikte lid aan
gewezen en als het niet anders kan het minstonge-
schikte, want men dient rekening te houden met do
fracties en de salariskwestie blijft altijd een kiesche
zaak.
Spreker wijst vervolgens op de inconsequentie van
den voorsteller. Deze gaf in Augustus te kennen dat
het hem niet zoozeer te doen was om verhooging van
salaris dan wel om een onderzoek en nu dat onder
zoek is uitgebleven en de voorsteller dus even wijs
is als te voren, stelt hij desondanks een verhooging
voor van 1000 gulden. Derhalve 900 gulden in l9l(i,
2500 gulden in 1918.
Hoe zal hot gemeentepersoneel ons beoordeelen en
wat zal men munt slaan uit deze ongemotiveerde
verhooging; een aan spreker gezonden blaadje vestigt
er reeds de aandacht op.
Is het van den heer de Vos een protest of een
aardigheid, die 2500 gulden?
Voor sprekers gevoel is het niet anders dan een
ongeoorloofde greep uit de gemeentekas ten eigen
behoeve en hij hoopt dat Gedeputeerde Staten zich
daartegen zullen verzetten.
De heer Zandstra vraagt niet het woord om de
sprekers te bestrijden, maar om zijne persoonlijke
meening naar voren te brengen. Hij wenscht het
volgende onder de aandacht van den Raad te brengen.
In het jaar 1910 beschikte de gemeente over drie
wethouders. Hun salaris bedroeg f 900.In dat
jaar werd eene commissie ingesteld om te onder
zoeken of er redenen bestonden om de wethouders
salarissen te verhoogen. Deze commissie kwam na een
ernstig onderzoek tot de conclusie dat er werkelijk
redenen waren om de salarissen der wethouders, die
36 jaar lang 900.hadden bedragen, wegens toe
nemende werkzaamheden f 300.te verhoogen en
te brengen op f 1200.—. En zes jaar later, bij de be
handeling der begrooting voor 1917 kwamen rappor
teurs der sectiën met een voorstel om die salarissen
opnieuw met 300,te verhoogen en te brengen
op 1500.welk voorstel na een breede discussie,
met 8 stemmen tegen, door den Raad werd aange
nomen. Maar er is meer gebeurd. Niet alleen dat in
zeven jaar tijds de wethouderssalarissen met 60 °/0
zijn gestegen, doch om hunne werkzaamheden te
verlichten werd er een vierde wethouder bij aangesteld,
zoodat toen de werkzaamheden niet over drie, maar
over vier personen werden verdeeld. Bovendien is
hun na 1910, onder gunstige voorwaarden een premie-
vrij pensioen toegekend, waarbij voor ieder vol dienst
jaar 1/20 van de jaarwedde als pensioen gewaarborgd
wordt tot een maximum van 2/3 der wedde.
Het wil spreker voorkomen, dat de Raad zich, wat
de belangen der wethouders betreft, niet onbetuigd
heeft gelaten.
En nu, nog geen twee jaar na de laatste verhooging,
gaat er weer een stem op uit den Raad om de salarissen
der wethouders wederom en dat wel met f 1000.—
te verhoogen. Wel, zegt spreker, beleven wij abnor
male tijden.
Spreker meent, dat in de laatste jaren de werk
zaamheden der wethouders zijn toegenomen, doch,
dat die in de laatste twee jaren zoo zijn uitgebreid,
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 December 1918. 333
dat zij eene verhooging met duizend gulden wettigen,
wil er bij spreker niet in.
Wordt toch het voorstel van den heer de Vos aan
genomen en gerekend, dat in 1916 de salarissen der
wethouders waren f 1200.dan wordt dat nu
2500. of binnen 3 jaar eene verhooging van meer
dan 100 Daaraan kan spreker niet meedoen.
Hij vraagt, waar is de werkman, de bediende, de
ambtenaar in dienst der gemeente, die, zelfs als de
commissie met haar werk gereed is, kan zeggen nu
heb ik tweemaal zooveel als in 1916, en mijn maximum
pensioen kan ik binnen dertien jaren krijgen. Spreker
denkt dat die niet te vinden zal zijn. En voor deze is de
betrekking geen nevenzaak, maar de levensbron. Zij
moeten al hunne uitgaven uit de inkomsten dier eene
functie bestrijden. En alle kleine verbeteringen voor
deze menschen hebben wij tot aan dezen tijd voor
de heisdeuren moeten weghalen. Jaren hebben spreker
en zijne partijgenooten moeten strijden om die loonen
een beetje dragelijk te maken. Spreker kan dan ook
niet meedoen om met een enkele handomdraai het
salaris der wethouders met duizend gulden, voor een
nevenbetrekking, te verhoogen. Spreker moet zich dan
ook tegen het voorstel van den heer de Vos verklaren.
De heer de Haan zegt, dat er verschillende betoogen
gehouden zijn. In de eerste plaats om de wethouders
salarissen met 1000.te verhoogen en ook is be
twijfeld of dit wel noodig zou zijn. Spreker heeft
zich afgevraagd in hoeverre de tijd, die de wethouders
voor het vervullen van hun taak noodig hebben, in
evenredigheid is tot de voorgestelde bezoldiging. Bij
de tegenwoordige samenstelling van het college er
zijn 4 wethouders, die den burgemeester bijstaan
meent spreker te mogen aannemen, dat zij noodig
hebben x/3 deel van den werktijd, waarover een nor
maal mensch beschikken kan. De burgemeester en de
secretaris stellen al hun tijd in dienst van de gemeente.
De wethouders hebben belangrijke voorbereidende
werkzaamheden. Maar spreker meent, dat zij er mee
kunnen volstaan, als zij 1/3 van hun tijd besteden
voor het werk der gemeente.
De heer Schaafsma werpt een blik in de toekomst
en geeft aan hoe het volgend jaar de samenstelling
van het college kan zijn. Hij komt daarbij in het
gevlei van de commissie, die belast is geweest met
de voorbereiding der salarissen van de wethouders.
Hij zegt n.l. dat er rekening moet worden gehouden
met de personen, die later in het college kunnen
komen en die geheel van de betrekking moeten kunneu
leven. Maar waarom zou de Raad dan nu het salaris
zooveel verhoogen. Spreker kan zich voorstellen dat,
bij een andere samenstelling van het college, de
salarissen wel weer zullen worden herzien. Spreker
kan onder geen omstandigheid meegaan met het voor
stel van den heer de Vos, om de wethouderssalarissen
thans met f 1000.te verhoogen. Wel voelt hij er
voor om bij de te verwachten groote werkzaamheden
en in verband met de mindere waarde van het geld
de salarissen aanmerkelijk te verhoogen en hij stelt
voor deze te brengen op 2000.
De heer Tiemersma zegt dat verschillende sprekers
zich hebben geuit vóór het voorstel-de Vos. Echter
zijn er ook tegenstanders. Er is gezegd, dat de ver
hooging der wethouderssalarissen in een snel tempo
is gegaan. Men moet echter niet vergeten, dat wij
tegenwoordig snel leven. De heer Schaafsma heeft
gewezen op de algemeene verkiezingen en hij heeft
betoogd dat de samenstelling van den Raad daardoor
eene geduchte verandering kan ondergaan. Als men
nu den toestand beredeneert, die komen kan, dan moet
men de wethoudersbetrekking als nevenbetrekking
uitschakelen.
Waar de heer Haverschmidt zegt wij allen, zooals
wij hier zitten, zijn adspirant wethouders, dan moet
men ook mogelijk maken dat alle raadsleden wet
houder kunnen worden. En als dit kan, dan kan het
ook gebeuren, dat wij daarvoor krijgen afhankelijke
menschen, die hunne eigene functie moeten geven
voor het wethouderschap.
De menschen moeten dan geheel van hun tractement
kunnen leven. Wanneer men het dus mogelijk wil
maken, dat ieder raadslid, die men er voor geschikt
acht wethouder kan worden, moet men dat ook
flnanciëel mogelijk maken. En daarom zal spreker
stemmen vóór het voorstel van den heer de Vos.
De heer d8 Vos heeft niet veel meer te zeggen.
Alleen iets aan het adres van den heer Haverschmidt.
De heer Haverschmidt, die spreker al 27 jaar kent,
moet toch zeker hebben begrepen, dat spreker zijn
voorstel niet heeft gedaan bij wijze van protest. Van
protest is geen sprake. Maar, omdat de commissie
het niet heeft gedaan, heeft hij zelf een onderzoek
in moeten stellen. En uit dat onderzoek is hij tot
de conclusie gekomen, dat de wethouders 2500.
moeten hebben.
De heer Beekhuis was een oogenblik niet aangenaam
getroffen. De heer Haverschmidt toch heeft de
Raadscommissie, die te dezer zake is benoemd, totaal
genegeerd. Hij heeft gezegd de heer de Vos is in
consequent. Deze heeft aangedrongen op een onder
zoek en komt nu met een voorstel. Alsof daar niets
tusschen ligt. Daartusschen, zegt spreker, ligt het
eerste een commissie, die een onderzoek heeft inge
steld. En zij heeft een serieus onderzoek ingesteld
en is tot de conclusie gekomen deze kwestie momen
teel te laten rusten. En vandaar het voorstel der
Commissie, die het niet eens kon worden over het
bedrag. De commissie had een onderzoek in ver
schillende steden ingesteld en nu is spreker tot het
resultaat gekomen dat 2500.niet gewettigd is.
Het is gebleken, dat steden als Leeuwarden hunne
wethouders salarieeren met f 2000.Nu de heei
de Haan dit voorstelt, wil spreker dit voorstel gaarne
steunen. Hij gaat mee met het voorstel van den
heer de Haan.
De heer Atlema steunt het voorstel van den heer
de Haan. Hij wil echter eene kleine opmerking maken
aan het adres van den heer Tiemersma. Deze toch
heeft gezegd, dat wij Wethouders kunnen krijgen,
die hunne functie moeten prijs geven.
Dat is een heel gewoon iets. Wij hebben nu
Wethouders en, als die over twee jaar niet weer ge
kozen worden tot leden van den Raad, zijn zij Wet
houder af. Die kwade kans loopt ieder. Spreker
voelt veel voor het betoog van den heer Zandstra.
Als men nu het salaris der Wethouders met 75 °/0
verhoogt kan spreker zich voorstellen, dat de ambte
naren ontevreden worden, daar hunne salarissen
misschien met veel moeite met 20 of 25 °/0 worden
verhoogd. Wel moeten zij tevreden zijn, maar zij
zullen toch staan te kijken van een dergelijke ver
hooging der wethouderssalarissen.
De heer Tulp is het niet eens met den heer de Haan.
De heer de Haan zegt de Wethouders hebben voor
het werk der gemeente 1/s van hun tijd noodig.
Spreker wil dit zeggen. De patroon is eigenlijk nim
mer vrij. Het personeel gaat na afloop van den dienst
naar huis. Het gaat dan ook niet op wat de heer
Attema zei over de ambtenaren. Die gaan om 5 of
6 uur naar huis. De Wethouders daarentegen, zijn
dan nog dikwijls den geheelen avond voor de gemeente
in touw. In het feit, dat de salarissen al zoo nu en
dan zijn verhoogd, ligt de bekentenis opgesloten,
dat zij vroeger te laag zijn geweest.