er~r* 30 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 Februari 1919. De heer de Boer acht het duidelijk, dat de aan vragende vereeniging zelve slechts bedoelde een lokaal voor hare oefeningen te krijgen. Daarom is het niet juist, om nu om formeele redenen zijn voorstel niet te behandelen. Het hangt zoo met het voorstel van Burgemeester en Wethoudeis samen, dat er geen be zwaar kan zijn om het nu te behandelen. Spreker erkent dat het prae-advies van Burgemees ter en Wethouders formeel in orde is. In hoogste instantie is aan Burgemeester en Wethouders de be slissing over het gebruik van schoollokalen. Nu zou men een poging kunnen doen om Burgemeester en Wethouders te verzoeken wel een lokaal af te staan, of wel men zou kunnen voorstellen de verordening te wijzigen, maar dan komt bij spreker ook de vraag op of een schoollokaal voor dit doel wel 't meest geschikt is Het bovengebouw van de Beurs is wel geschikt hiervoor en daarom leek het spreker wen- schelijk over 't formeele niet te strijden, maar een voorstel te doen, zooals dat is gedaan. De heer Zandstra vraagt of het niet mogelijk is, dat Burgemeester en Wethouders prae-advies uit brengen over het voorstel—de Boer. De Voorzitter wil eerst het prae-advies op het ver zoek der vereeniging afdoen en vraagt of iemand der der leden stemming verlangt. De heer NijholtJa. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt in stemming gebracht. Vóór stemmen 15 leden, te weten de heeren Dijstra, Attema, Tulp, Collet, Cohen, de Vos, de Haan, Beekhuis, Haverschmidt, Fransen, Berghuis, Oosterhoff, van Sloterdijck, van Weideren baron Rengers en Schoondermark. Tegen 8 leden, te weten de heerenSchaafsma, Terpstra, Nijholt, Tiemersma, de Vries, de Boer, Dijkstra en Zandstra. Het voorstel is dus aangenomen. De Voorzitter stelt alsnu vóór, dat de motie-de Boer in behandeling zal worden genomen. De heer Zandstra herhaalt thans zijn verzoek om prae-advies. De heer Beekhuis steunt dit verzoek. Men weet van deze zangvereeniging niets af, of daar ernstig gewerkt wordt en dergelijke omstandigheden meer. Sommigen heeren zal dit misschien wel bekend zijn, maar niet allen. Daarom zou spreker ook wel graag prae-advies hebben. De Voorzitter is van oordeel, dat het niet gaat om de vraag of deze zangvereeniging een ernstig doel nastreeft, doch om een principieele kwestie, 't Gaat om de vraag of men aan zangvereenigingen of aan andere vereenigingen met een ernstig doel, terwijl er particuliere lokalen beschikbaar zijn, van overheids wege lokalen zal beschikbaar stellen. Spreker is daar tegen. Dat wil niet zeggen dat hij altijd of voor alle plaatsen tegen 't afstaan van gemeentelokalen zijn zou. Als het beslist onmogelijk is om een ander lokaal te krijgen, dan is het iets anders. Maar dat kan men van Leeuwarden nog niet zeggen. En waar dat niet het geval is, daar gelooft spreker, dat men op die wijze en voor welke vereeniging, met welk goed doel dan ook, geen lokalen moet afstaan. Men zou in verband daarmede in alle mogelijke kwesties komen. Men kreeg klachten van die en klachten van die. Het gaat dus om een principieele kwestie. Het zou meent spreker, zeer zeker mogelijk zijn, om aan deze zangvereeniging een lokaal te verschaffen, maar juist omdat het een zaak van principe is, is het niet noodig om hierover prae-advies uit te brengen. De heer Schoondermark (wethouder), is eveneens van meening, dat het niet op den weg van de ge- j meente ligt om voor dergelijke doeleinden lokalen te verschaffen. Maar er schuilt hier bovendien een klein addertje onder 't gras. De heer De Boer deed duidelijk uit komen, dat de leden dezer vereeniging tot den arbei- I denden stand behoorend, moeilijk de dure lokalen konden huren. Men wil dus niet alleen lokalen van de gemeente, maar ook goedkoope lokalen. Daarin ligt dus een verkapte subsidie opgesloten. Dat is het addertje dat hier verscholen ligt. Spreker is het niet met den Voorzitter eens dat de gemeente wel een lokaal zal kunnen krijgen. Straks, bij de beantwoording der vragen van den heer Nijholt j zal het wel blijken, hoe moeilijk het vaak voor de gemeente is, om lokalen te krijgen. Hoe dikwijls komen Burgemeester en Wethouders niet tot de ver zuchting Hadden we maar lokalen De heer Zandstra geeft toe dat het hier gaat om een principieele kwestie, waartegenover hij geheel anders staat dan de heer Schoondermark. Het ad dertje, dat de heer Schoondermark meent te zien, is zegt spreker, bij hem en zijn partijgenooten geen addertje. Wij meenen dat het de plicht der gemeen schap is door*haar organen, de staat, de provincie en gemeente, de volksontwikkeling op alle mogelijke manieren te bevorderenniet alleen de volksontwik keling, alles wat tot verpoozing van het volk kan dienen, moet door haar worden bevorderd en daar- I voor dient de gemeente de noodige lokalen beschikbaar te stellen. Spreker dringt nogmaals aan op prea- advies, opdat men de zaak nader zal kunnen bespreken. De Voorzitter brengt in stemming het voorstel- Zandstra, om de motie de Boer te renvoyeeren naar Burgemeester en Wethouders om prae-advies. Dit voorstel wordt verworpen met 13 tegen 10 stemmen Vóór stemmen de heeren: Schaafsma, Terpstra, Nijholt, Collet, Tiemersma, Beekhuis, De Vries, De Boer, Dijkstra en Zandstra. Tegen stemmen de heerenDijstra, Attema, Tulp, Cohen, De Vos, De Haan, Haverschmidt, Fransen, Berghuis, Oosterhoff, Van Sloterdijck, Van Weideren baron Rengers en Schoondermark. De motie-De Boer is thans aan de orde. De heer De Boer wil gaarne ter toelichting van zijn motie nog een enkel woord spreken. De heer Beekhuis heeft, en terecht, gevraagd of 't hier een ernstig werkende zangvereeniging betreft. Spreker durft hier de verzekering afleggen, dat de zangvereeniging „de Dageraad" een ernstige zang vereeniging is, die op verschillende vergaderingen op het podium hare liederen doet hooren, op wedstrijden meedingt en dan mag ervaren dat ieder vol lof is over den zang. Dat de vereeniging op een anderen grondslag staat doet niets af aan het feit, dat zij een ernstig werkende zangvereeniging is. 't Gaat eigenlijk in deze om de vraag, of deze zangvereeniging, die uit den boezem van het volk zelve naar voren gekomen is om den kunstzin te bevorderen, in stand zal kunnen worden gehouden. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 Februari 1919. 31 De leden moeten reeds een kolossale contributie op brengen. Er moet een nieuwe directeur komen, die natuurlijk ook flink moet betaald worden. Als de vereeniging niet wordt geholpen, zal het misschien onmogelijk zijn om het hoofd boven water te houden. Spreker hoopt, dat de Raad zal medewerken om een dergelijke vereeniging in stand te houden. Als nu het addertje onder 't gras hierin bestaat, dat men tracht aan de vereeniging een goedkoop zauglokaal te beschikken, dan merkt spreker op, dat hij dat addertje niet vreest. De gemeente moet er een eer in stellen, voor dergelijke vereenigingen een lokaal beschikbaar te stellen. Op dit moment is trouwens moeilijk een geschikt lokaal te krijgen. Er moet zes, acht a tien gulden per avond voor worden betaald en 't is voor een dergelijke vereeniging op den duur onmogelijk vol te houden om bij zoo'n prijs particuliere lokalen te huren, 't Gaat dus om de vraag, of de gemeente niet den zang moet verheffen, door aan dergelijke vereenigingen mogelijk te maken met haar werk voort te gaan. De Voorzitter geeft lecture van de motie. De heer Beekhuis vraagt of de motie niet gesplitst in stemming kan worden gebracht. Spreker is wel voor het eerste deel, maar niet voor het tweede deel der motie. De heer Dijstra is van meening, dat de motie niet wel is te splitsen. Do Voorzitter sluit de beraadslaging en brengt de geheele motie in stemming. Vóór stemmen 9 leden, te weten de heeren Schaafsma, Terpstra, Nijholt, Collet, Tiemersma, de Vries, de Boer, Dijkstra en Zandstra. Tegen stemmen 14 leden, te weten de heeren Dijstra, Attema, Tulp, Cohen, de Vos, do Haan, Beekhuis, Haverschmidt, Fransen, Berghuis, Oosterhoff, Van Sloterdijck, Van Weideren baron Rengers en Schoondermark. De motie is dus verworpen en het voorstel van Burgemeester en Wethouders aangenomen. 6 agenda vo. 7). Voorstel van Burgemeester en Wet houders tot aankoop van grond ter uitbreiding van het gymnastieklokaal bij gemeenteschool no. 8. Dit voorstel luidt als volgt Voor den bouw van het gymnastieklokaal bij de gemeenteschool no. 8, waartoe met het oog op de werkloosheid werd besloten bij het besluit Uwer Ver gadering van 3 December 1918 no. 595R/277, is het noodig grond aan te koopen, daar de gemeente bij de school geen terrein bezit. Voor het doel ligt zeer geschikt het perceel kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, Sectie F no. 3296. De eigenaar van dat perceel, G. du Bois Pzn. alhier, heeft zich laten vinden voor verkoop van een gedeelte daarvan ter grootte van ongeveer 170 M2., dat noodig zal zijn, tegen den prijs van f 5.25 per ML. De Directeur der gemeentewerken adviseert dat gedeelte aan te koopen. Met afwijking van de be palingen van het Burgerlijk Wetboek zal de gemeente het recht van vrij uitzicht verkrijgen op het omrin gende erf. Onder overlegging der stukken stellen wij U voor te besluiten: van G. du Bois Pzn. alhier aan te koopen een gedeelte, groot ongeveer 170 M2. van het perceel gelegen aan de Dokkumer Ee, kadastraal bekend ge meente Leeuwarden, Sectie F no. 3296 als opslagplaats (bouwland en water) tegen den prijs van 5.25 per M2., op bijbehoorend kaartje in roode arqure aange geven, onder voorwaarde, dat de ramen in de gevels van het te bouwen gymnastieklokaal zoodanig ge maakt mogen worden, dat zij een rechtstreeksch uitzicht geven op het terrein van genoemd perceel no. 3296 en dat op geenerlei wijze dit uitzicht belemmerd mag worden, en verder op voorwaarden welke Burgemeester en Wethouders zullen noodig achten. De beraadslaging wordt geopend. De heer Schaafsma (wethouder) merkt op, dat een van de autoriteiten een opmerking heeft gemaakt ten aanzien van de plaats van de school, zooals die ge projecteerd is op de teekening, welke opmerking het alsnog noodig kan maken eenige verandering in het plan aan te brengen. Dan zal het noodig zijn eenige vierkante meters grond meer te koopen en daarom vraagt spreker namens Burgemeester en Wethouders 's Raads machtiging om desnoodig eenige vierkante meters meer dan in het voorstel is genoemd, van Du Bois te koopen. De heer Fransen vraagt of die grond dan niet duurder zal worden dan die in het voorstel genoemd. De heer Schaafsma: Neen, op dezelfde voorwaarden. De beraadslaging wordt gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 7. (Agenda no. 8Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan het circus-Carré een standplaats te verleenen op het Wilhelminaplein in het najaar van 1919 voor het geven van voorstellingen. Dit voorstel luidt als volgt Het Nederlandsche circus Carré stelt zich voor be houdens Uwe toestemming in het najaar van dit jaar voorstellingen te komen geven en verzoekt ons college d d. 8 October 1918 hiervoor gemeenteterrein te willen afstaan. De tent waarin de voorstellingen worden gegeven heeft een afmeting van 40 X 80 M., die bestemd voor stalling 36 X 8 M. Woonwagens worden niet gebruikt. Uit het oogpunt van politie bestaan volgens den Commissaris geen bezwaren het verzoek toe te staan en daarvoor het Wilhelminaplein aan te wijzen, zoodat wij met den directeur van het genoem de circus de voorwaarden zijn overeengekomen, waarop wij LT een voorstel zouden doen om het gedaan ver zoek in te willigen. De aanvrager stelt er prijs op dat vóór zijn komst in 1919 aan geen ander circus terrein zal worden afgestaan om in Leeuwarden voor stellingen te komen geven het lijkt ons billijk hem deze verzekering te geven; in 1913 is een dergelijk besluit genomen ten behoeve van het circus Sidoli. Op grond van het bovenstaande hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten 1. aan Albert Carré, Directeur van het Nederlandsch circus Carré, wonende te Scheveningen, voor het geven van circusvoorstellingen gedurende 7 dagen in de maand October 1919, de juiste dagen nader door Burgemeester en Wethouders vast te stellen, af te staan, een door dit college aan te wijzen gedeelte van het Wilhelminaplein tegen een pachtsom van 1550.in totaal, onverminderd de verschuldigde

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1919 | | pagina 5